ECLI:NL:RBROT:2017:8838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
10/812038-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van minderjarige verdachte wegens gebrek aan bewijs in geweldszaak te Maassluis

Op 23 september 2016 heeft een groep jongeren stenen gegooid naar de keukenramen van woningen in het Burgemeestersplantsoen te Maassluis. De rechtbank Rotterdam heeft op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De herkenning van de verdachte door een verbalisant werd als onbetrouwbaar beschouwd, omdat deze slechts op basis van een aannemelijke herkenning tot zijn conclusie was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als dader en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/812038-17
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam minderjarige verdachte],
geboren te [geboorteplaats minderjarige verdachte] op [geboortedatum minderjarige verdachte] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres minderjarige verdachte] , [woonplaats minderjarige verdachte] ,
raadsman: mr. P.H.A. de Boer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Reinders heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van
2 maanden, met een proeftijd van twee jaar en de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het eind van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
3.1.
Vrijspraak van feit 1 en feit 2
3.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte zich op 23 september 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling (feit 1 primair) en openlijke geweldpleging tegen goederen (feit 2 primair). Volgens de officier van justitie maakte de verdachte deel uit van een groep jongens waarvan een aantal jongens vanaf korte afstand stenen tegen en door de ramen van de woningen van aangeefster [naam slachtoffer 1] en aangever [naam slachtoffer 2] , gelegen aan het [plaats delict] [huisnummer 1] respectievelijk [huisnummer 2] te Maassluis, hebben gegooid. Hierdoor is aangeefster [naam slachtoffer 1] , die zich achter het keukenraam bevond, door een steen geraakt en heeft letsel op haar been. De officier van justitie is van mening dat er sprake is geweest van een bewuste groepsactie, gericht op het gooien van de stenen door de ramen van de woningen. De officier van justitie baseert zich hierbij onder meer op het feit dat er in en om het [plaats delict] te Maassluis al langere tijd sprake was van overlast door groepen jongeren en wel in het bijzonder rond de woningen van aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en dat zich in dit kader voor 23 september 2016 reeds meerdere incidenten hadden afgespeeld. Voorts wijst de officier van justitie op de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, waarop volgens haar te zien is dat een groep jongens gezamenlijk en doelbewust op de woningen afrent en dat er vervolgens door meerdere personen uit die groep stenen tegen en door de ramen van de woningen worden gegooid. De officier van justitie stelt dat de verdachte weliswaar zelf geen stenen heeft gegooid maar als lid van de groep gezien moet hebben dat er enkele leden van de groep stenen bij zich hadden op het moment dat ze naar de woningen renden. Volgens de officier van justitie is het niet relevant wie uiteindelijk de stenen hebben gegooid, omdat de intentie van alle leden van de groep dezelfde was en de rollen van de deelnemers van de groep in die zin inwisselbaar waren. Daarbij wijst de officier van justitie erop dat de verdachte, die door verschillende verbalisanten is herkend (als de dader die is aangemerkt met nummer 9), vanaf het begin deel uitmaakte van de groep en dat hij zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd van de groep. Op grond hiervan is de officier van justitie van oordeel dat de verdachte zowel voor medeplegen poging zware mishandeling als voor openlijke geweldpleging veroordeeld kan worden.
3.1.2.
Primaire standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de verdachte integraal vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte dader 9 is. De herkenning door de verbalisant [naam verbalisant] is onbetrouwbaar, nu die spreekt over een ‘aannemelijke herkenning’ en de verbalisant de verdachte niet persoonlijk kent.
3.1.3.
Beoordeling
Vast staat dat op 23 september 2016 bij aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] stenen tegen en door de ramen van hun woningen gelegen aan het [plaats delict] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te Maassluis zijn gegooid. In het dossier bevinden zich camerabeelden, die ook op zitting zijn getoond, waarop te zien is dat meerdere jongens richting de bewuste woningen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] rennen en voorwerpen richting de ruiten gooien.
Op één van de van voornoemde beelden gemaakte zogenaamde stills is een groep van 9 genummerde personen te zien.
De stelling van de officier van justitie dat verdachte de in het dossier bedoelde dader nummer 9 is, is gebaseerd op de herkenning door verbalisant [naam verbalisant] . Uit het door verbalisant [naam verbalisant] ter zake opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de verbalisant dader 9 alleen kent als ene “ [naam] ” en vervolgens op facebook is gaan zoeken op die voornaam. Uiteindelijk kwam de verbalisant terecht op de facebookpagina van de verdachte en zag daar een foto van de verdachte - die hij herkent als ‘ [naam] ’ - met een gelijkende jas als die dader 9 aan heeft op de beelden. Vervolgens stelt verbalisant [naam verbalisant] dat het ‘aannemelijk’ is dat dader 9 de verdachte is. Deze wijze van totstandkoming van de herkenning door verbalisant [naam verbalisant] acht de rechtbank echter onvoldoende betrouwbaar. Dit geldt eens temeer nu de rechtbank ter zitting tijdens het kijken van de camerabeelden heeft geconstateerd dat het gezicht van dader 9 niet heel duidelijk in beeld komt, waardoor een herkenning minder betrouwbaar is, en nu sprake is van herkenning door slechts één verbalisant. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte dader 9 is. Nu andere bewijsmiddelen ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte ontbreken, dient de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken. De aangetroffen appberichten op de telefoon van de verdachte maken deze conclusie niet anders, nu daaruit niet zonder meer valt af te leiden dat de verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij het incident.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Maassluis, ter zake de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 66,53 aan materiële schade en een bedrag van € 800,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.1.
Beoordeling
De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de benadeelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Pit, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
meerdere stenen tegen/door het (keuken)raam waar die [naam slachtoffer 1] achter stond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meerdere stenen tegen/door het (keuken)raam waar die [naam slachtoffer 1] achter stond te gooien, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] een steen tegen haar been heeft gekregen;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis, op of aan de openbare weg. [plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
-een (keuken)raam van een woning op nummer [huisnummer 1] , en/of
-een (keuken)raam van een woning op nummer [huisnummer 2] ,
welk geweld bestond uit het gooien van meerdere stenen tegen/door voornoemde ramen;
(artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
-een (keuken)raam van een woning gelegen aan het [plaats delict] nummer [huisnummer 1] , en/of
-een (keuken)raam van een woning gelegen aan het [plaats delict] nummer [huisnummer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door meerdere stenen tegen/door voornoemde ramen te gooien;
(artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht).
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht