ECLI:NL:RBROT:2017:8837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
10/811312-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld en poging tot zware mishandeling

Op 23 september 2016 heeft een groep jongeren stenen gegooid naar de keukenramen van woningen in het Burgemeestersplantsoen te Maassluis. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. Tijdens de rechtszaak op 3 oktober 2017 werd vastgesteld dat de verdachte niet op enige wijze een significante bijdrage had geleverd aan de geweldshandelingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te merken. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf en taakstraf, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De uitspraak vond plaats op 17 oktober 2017.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/811312-16
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Reinders heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 77 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het eind van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair (poging zware mishandeling) en subsidiair (mishandeling) en feit 2 primair (openlijke geweld) en subsidiair (vernieling)
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte zich op 23 september 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en een openlijke geweldpleging tegen goederen. De verdachte maakte deel uit van een groep jongens waarvan er enkelen vanaf korte afstand stenen tegen en door de (keuken)ramen van de woningen van aangeefster [naam slachtoffer 1] en aangever [naam slachtoffer 2] gelegen aan het [plaats delict] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te Maassluis hebben gegooid. Aangeefster [naam slachtoffer 1] bevond zich op dat moment op korte afstand achter het keukenraam. Er is sprake geweest van een bewuste groepsactie, gericht op het gooien van de stenen door de ramen van de woningen. Dat sprake is van een bewuste groepsactie kan ook afgeleid worden uit het feit dat er in en om het [plaats delict] te Maassluis al langere tijd sprake was van overlast door groepen jongeren en wel in het bijzonder rond de woningen van aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en dat zich voor en op de bewuste datum van 23 september 2016 reeds meerdere incidenten hadden afgespeeld. Uit de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, blijkt dat een groep jongens gezamenlijk en doelbewust op de woningen afrent en dat er vervolgens door meerdere personen uit die groep stenen tegen en door de ramen van de woningen worden gegooid. De verdachte moet als lid van de groep gezien hebben dat er enkele leden van de groep stenen bij zich hadden op het moment dat ze naar de woningen renden. Het is niet relevant wie uiteindelijk de stenen hebben gegooid, omdat de intentie van alle leden van de groep dezelfde was en de rollen van de deelnemers van de groep in die zin inwisselbaar waren. De verdachte, die door verschillende verbalisanten is herkend en als dader 8 is aangemerkt, maakte vanaf het begin deel uit van de groep en heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van de groep.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair de verdachte integraal vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte dader 8 is. Op de camerabeelden is zichtbaar dat dader 8 een ander gezicht heeft dan de verdachte. Het is derhalve aannemelijk dat de verbalisanten een foutieve herkenning hebben gedaan. Er is ook niet aangegeven op welke specifieke kenmerken de verdachte zou zijn herkend.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel de persoon is op de camerabeelden, die wordt aangeduid als dader 8, verzoekt de raadsman subsidiair om de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is om medeplegen van een poging zware mishandeling aan te nemen. Dader 8 heeft geen significante bijdrage geleverd aan de poging zware mishandeling dan wel mishandeling van aangeefster [naam slachtoffer 1] noch aan het openlijk geweld tegen de ramen van de woningen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Blijkens de camerabeelden heeft dader 8 geen stenen gegooid en loopt hij ook niet bij het groepje stenengooiers, maar helemaal achteraan. Dat er in de groep sprake was van een gezamenlijk plan om de feiten te plegen blijkt ook niet uit het dossier.
4.1.3.
Beoordeling rechtbank
Ten aanzien van de herkenning
Uit de inhoud van het dossier blijkt het volgende.
Op 22 september 2016 zijn op verzoek van wijkagenten [naam wijkagent 1] en [naam wijkagent 2] camera’s geplaatst, gericht op de openbare weg, waarbij alleen de buitenzijden van de woningen op het [plaats delict] [huisnummer 1] - [huisnummer 2] zichtbaar zijn. Op 23 september 2016 hebben aangevers [naam slachtoffer 1] ( [plaats delict] [huisnummer 2] ) en [naam slachtoffer 2] ( [plaats delict] [huisnummer 1] ) aangifte gedaan van vernieling van de keukenruiten van hun woningen door het gooien van stenen. Daarbij is aangeefster [naam slachtoffer 1] , die zich in de keuken bevond, geraakt door een van de stenen op haar been.
In het proces-verbaal van bevindingen (Nr. [proces-verbaalnummer] ) hebben verbalisanten aan de hand van de door voornoemde camera’s ter zake opgenomen beelden gerelateerd - verkort en zakelijk weergegeven - dat zij zagen dat dader 1 en 2 het beeld in komen rennen, gevolgd door dader 3 en 4, waarbij meerdere stenen worden gegooid. Daarbij zien de verbalisanten projectielen richting het raam van de woning vliegen. Hierna komen in totaal 8 personen het beeld in rennen. Op één van de van voornoemde beelden gemaakte zogenaamde stills is een groep van 9 genummerde personen te zien. Verdachte is door verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , aan de hand van de beelden en voornoemde still herkend als verdachte nummer 8.
De voornoemde camerabeelden zijn ter terechtzitting getoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de camerabeelden voldoende duidelijk en helder zijn om een (gezichts)herkenning op te kunnen baseren. De verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] zijn werkzaam als jeugdagent respectievelijk wijkagent in Maassluis en geven aan de verdachte in die hoedanigheid te kennen en eerder te hebben gezien. Verbalisant [naam verbalisant 1] geeft daarbij aan regelmatig te maken te hebben gehad met de verdachte en hem in levende lijve te hebben ontmoet. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft de verdachte eerder ook gesproken. Daarnaast zijn zij getraind in het herkennen van personen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning en gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte de persoon is die is aangemerkt als dader 8.
Voor het antwoord op de vraag of de verdachte zich in dit geval schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (een poging tot zware) mishandeling (feit 1 primair en subsidiair) dient eerst te worden beoordeeld of de verdachte bij deze feiten als medepleger is aan te merken.
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het gepleegde feit. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en de ter zitting getoonde camerabeelden blijkt niet dat de verdachte een steen richting de ramen heeft gegooid dan wel anderszins een geweldshandeling heeft gepleegd. Op de beelden is te zien dat een eerste groepje van vier jongens in beeld verschijnt en meerdere stenen gooit richting de woningen van aangevers. Vervolgens rennen deze vier daders weg. Verdachte (dader 8) maakt geen deel uit van dit groepje. Enkele seconden later komt een tweede groepje in beeld gerend, zij rennen de hoek om en rennen in dezelfde richting weg. Vanuit deze groep worden geen stenen gegooid. In het proces-verbaal van de politie waarin de camerabeelden worden beschreven (nummer [proces-verbaalnummer] , pagina 21 e.v.) wordt de rol van de verdachte als zijnde dader 8 niet beschreven. Blijkbaar zag de politie op de camerabeelden geen concrete strafbare gedraging van zijn zijde. In die zin kan niet worden gesteld dat verdachte heeft meegewerkt aan de uitvoering. Noch uit de beelden, noch uit het dossier is af te leiden wat er aan het stenen gooien vooraf is gegaan. Derhalve blijkt ook nergens uit of (buiten beeld) sprake is geweest van één groep, dan wel of een gezamenlijk plan tot het gooien van stenen naar de woningen bestond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot het plegen van een poging (zware) mishandeling is vast te stellen. Het - zo dat al aangenomen kan worden -, enkel getalsmatig versterken van een groep en zich niet distantiëren van de geweldsplegers, levert niet zonder meer een bewuste en nauwe samenwerking op. Hier zijn meer omstandigheden voor nodig, waarvoor het dossier geen verdere aanknopingspunten biedt. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling en subsidiair ten laste gelegde medeplegen van mishandeling van aangeefster [naam slachtoffer 1] .
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat ook niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen dan wel anderszins een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen tegen de ramen van aangeefster [naam slachtoffer 1] en aangever [naam slachtoffer 2] . Daarmee is ook niet vast te komen staan dat de verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd, dan wel als medepleger van vernieling kan worden aangemerkt, zodat het onder feit 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen en verdachte wordt vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Maassluis, ter zake de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 66,53 aan materiële schade en een bedrag van € 800,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de benadeelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.A. Pit, voorzitter, en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
meerdere stenen tegen/door het (keuken)raam waar die [naam slachtoffer 1] achter stond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meerdere stenen tegen/door het (keuken)raam waar die [naam slachtoffer 1] achter stond te gooien, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] een steen tegen haar been heeft gekregen;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis, op of aan de openbare weg, [plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
-een (keuken)raam van een woning op nummer [huisnummer 1] , en/of
-een (keuken)raam van een woning op nummer [huisnummer 2] ,
welk geweld bestond uit het gooien van meerdere stenen tegen/door voornoemde ramen;
(artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2016 te Maassluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
-een (kcuken)raam van een woning gelegen aan het [plaats delict] nummer [huisnummer 1] , en/of
-een (keuken)raam van een woning gelegen aan het [plaats delict] nummer [huisnummer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door meerdere stenen tegen/door voornoemde ramen te gooien;
(artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht).
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht