In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee jongens van 10 en 11 jaar oud in een zwembad. De verdachte hielp de jongens bij het maken van salto's en andere trucs, maar de jongens verklaarden dat hij hen ontuchtig had aangeraakt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de jongens zorgvuldig beoordeeld, maar vond dat er te veel onduidelijkheden en inconsistenties waren. De jongens hadden verklaard dat de verdachte hen had aangeraakt aan hun buik en penis, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze aanrakingen een ontuchtig karakter hadden. De rechtbank merkte op dat de jongens in een situatie waren waarin ze elkaar beïnvloedden en dat hun verklaringen niet vrij van beïnvloeding waren afgelegd. Dit, in combinatie met de leeftijd van de jongens, leidde tot de conclusie dat de verklaringen met behoedzaamheid moesten worden beoordeeld.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de verdachte een belastende voorgeschiedenis had, dit niet betekende dat hij automatisch schuldig was aan de huidige beschuldigingen. De beslissing werd genomen op basis van de feiten en het bewijs dat in de zaak was gepresenteerd.