ECLI:NL:RBROT:2017:8833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
10/680391-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontuchtige handelingen in het zwembad na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee jongens van 10 en 11 jaar oud in een zwembad. De verdachte hielp de jongens bij het maken van salto's en andere trucs, maar de jongens verklaarden dat hij hen ontuchtig had aangeraakt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de jongens zorgvuldig beoordeeld, maar vond dat er te veel onduidelijkheden en inconsistenties waren. De jongens hadden verklaard dat de verdachte hen had aangeraakt aan hun buik en penis, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze aanrakingen een ontuchtig karakter hadden. De rechtbank merkte op dat de jongens in een situatie waren waarin ze elkaar beïnvloedden en dat hun verklaringen niet vrij van beïnvloeding waren afgelegd. Dit, in combinatie met de leeftijd van de jongens, leidde tot de conclusie dat de verklaringen met behoedzaamheid moesten worden beoordeeld.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de verdachte een belastende voorgeschiedenis had, dit niet betekende dat hij automatisch schuldig was aan de huidige beschuldigingen. De beslissing werd genomen op basis van de feiten en het bewijs dat in de zaak was gepresenteerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680391-17
Datum uitspraak: 25 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in het zwembad gezamenlijk een verklaring hebben afgegeven. Zij verklaarden dat een - voor hen onbekende - man hen had geholpen bij het maken van trucs, waaronder salto’s en handstanden. De jongens verklaarden verder dat deze man hen had aangeraakt aan onder andere hun buik en penis. Ze durfden zich daarom niet meer alleen aan te kleden en hebben de badjuffrouw verteld dat er iets niet klopte. De man die de jongens had geholpen met de salto’s en hen had aangeraakt, bleek de verdachte te zijn. Beide jongens zijn op een later moment uitgebreid gehoord in een studio. Daar hebben ze apart van elkaar verklaard hoe en waar de aanrakingen hebben plaatsgevonden. Uit de verhoren blijkt dat de jongens over een aantal details verschillend, maar in grote lijnen hetzelfde hebben verklaard: tijdens het helpen wreef de verdachte over de buik, de penis en de bovenbenen van de jongens. De jongens hebben ook verklaard dit van elkaar te hebben waargenomen. De verdachte heeft erkend dat hij op 10 juni 2017 in het betreffende zwembad was en de jongens heeft geholpen bij verschillende trucs waarbij hij hen onder andere op hun buik heeft aangeraakt. Deze aanraking zou volgens de verdachte bovendien mogelijk richting de broeksband zijn gegaan. Hoewel de verdachte heeft ontkend dat hij de penis van de jongens heeft aangeraakt, moet, gelet op de zeer stellige verklaringen van de jongens hierover, van hun verklaringen worden uitgegaan. Daaruit kan worden afgeleid dat de penis van de jongens wel degelijk door de verdachte is betast. Dat de verdachte over de penis heeft gewreven, blijkt naar het oordeel van de officier van justitie niet.
De officier van justitie is verder van mening dat de handelingen die de verdachte heeft verricht, namelijk het wrijven over de buik, het aanraken van de penis en de bovenbenen van de jongens, een ontuchtig karakter hebben. De wetgever heeft met ontuchtige handelingen bedoeld “handelingen die moreel niet passen”. Gelet op de verklaringen van beide jongens en het feit dat zij bang waren om zich om te kleden, gaat de officier van justitie er vanuit dat beide jongens het als ontuchtig hebben ervaren.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte op 10 juni 2017 in het zwembad, op verzoek van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , genoemde jongens heeft geholpen met het doen van trucs zoals het maken van salto’s en handstanden. Tijdens het verlenen van hulp heeft de verdachte beide jongens aangeraakt aan onder meer de buik, de rug en het bovenbeen. Daarnaast heeft de verdachte in ieder geval [naam slachtoffer 2] één maal gekieteld in de zij.
Er heeft derhalve fysiek contact plaatsgevonden tussen de verdachte en de jongens in het kader van de hulp bij de trucs (het zogenaamde vangen). Dergelijke aanrakingen hebben op zichzelf geen ontuchtig karakter. Dit kan anders worden als naast de noodzakelijke pak en/of vangaanrakingen ook sprake zou zijn van het aanraken en/of betasten van het lichaam van de jongens met een ander oogmerk dan het louter verlenen van hulp bij de trucs. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien de schaamstreek van de jongens zou zijn betast. Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte de jongens naast de genoemde pak- en/of vangaanrakingen ook ontuchtig heeft aangeraakt, is het noodzakelijk de verklaringen van de jongens uiterst precies te beoordelen op de vraag welke aanrakingen precies hebben plaatsgevonden en wanneer.
Voordat de verklaringen van de jongens op deze punten zullen worden beoordeeld, dient een aantal opmerkingen te worden gemaakt over (de totstandkoming van) deze verklaringen. De jongens hebben beiden aangegeven dat [naam slachtoffer 2] [naam slachtoffer 1] op enig moment in het zwembad heeft gevraagd of hij het gedrag van de verdachte ook raar vond. [naam slachtoffer 1] was toen nog niets opgevallen maar zou vanaf dat moment extra goed opletten. Na deze interactie hebben de jongens de verdachte weer opgezocht en heeft de verdachte hen nogmaals geholpen bij het doen van verschillende trucs.
Tegen sluitingstijd hebben de jongens zich bij de badjuffrouw gemeld. Tijdens dat gesprek is er door hen niets gezegd over aanrakingen door de verdachte. Uit het dossier blijkt vervolgens dat één van de ouders van de jongens aan [naam slachtoffer 2] heeft gevraagd “Heeft ie soms aan je piemel gezeten?”. Daarna zijn de jongens in elkaars bijzijn en in het bijzijn van onder meer hun moeders door de politie gehoord en hebben ze voor het eerst verklaard over aanrakingen van de verdachte aan onder meer de penis, waarbij de jongens elkaar aanvulden in de verklaring. De jongens zijn vervolgens na ongeveer een week afzonderlijk van elkaar in de studio gehoord door zedenrechercheurs.
Gelet op deze gang van zaken kan niet gezegd worden dat de jongens beiden afzonderlijk van elkaar en vrij van beïnvloeding door anderen een verklaring hebben afgelegd. Dit maakt niet dat de verklaringen vervolgens niet meer bruikbaar of onbetrouwbaar zijn, maar dit gegeven, in combinatie met de leeftijd van de jongens – destijds 10 en 11 jaar oud – leidt er wel toe dat de verklaringen die uiteindelijk in de studio zijn afgelegd door
de rechtbank met behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld.
Wanneer de verklaringen vervolgens worden beoordeeld, moet worden geconstateerd dat de verklaringen van de jongens een aantal verschillen en onduidelijkheden bevatten.
Zo valt op dat [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte zijn penis één keer heeft aangeraakt en dat dat zou zijn geweest op het moment dat de verdachte hem in de lucht duwde. Toen hem werd gevraagd waar hij op dat moment de handen van de verdachte voelde, heeft hij verklaard: “mijn kont, bij mijn buik volgens mij. Ik weet het niet meer zeker. Ik denk dat ik het niet meer weet. Nee ik weet het niet”. Meerdere specifieke vragen wist [naam slachtoffer 2] niet (specifiek) te beantwoorden. [naam slachtoffer 1] heeft na doorvragen verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat de verdachte de penis van [naam slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
Verder blijkt uit het verhoor van [naam slachtoffer 1] dat hem vóór de interactie tussen hem en [naam slachtoffer 2] in het zwembad waarbij hij door [naam slachtoffer 2] op iets vreemds zou zijn geattendeerd, niets bijzonders aan de aanrakingen door de verdachte was opgevallen. Uit zijn verklaring wordt onvoldoende duidelijk of hij ná deze interactie nog wel iets afwijkends heeft gezien of gevoeld en op welk moment dat dan geweest zou zijn.
Die onduidelijkheid wordt nog versterkt doordat de jongens verschillend hebben verklaard over het moment dat [naam slachtoffer 1] bij zijn penis zou zijn aangeraakt door de verdachte. Zo heeft [naam slachtoffer 2] verklaard dat [naam slachtoffer 1] daar tijdens het doen van salto’s is betast door de verdachte, terwijl [naam slachtoffer 1] daarover zelf heeft gezegd dat de verdachte bij het doen van de trucjes “gewoon redelijk normaal deed”. Volgens [naam slachtoffer 1] is hij pas aangeraakt bij zijn buik, kruis en benen toen de verdachte hem spelenderwijs weggooide.
Gelet op de benodigde behoedzaamheid waarmee de verklaringen van de jongens moeten worden bezien, in samenhang met voornoemde verschillen en onduidelijkheden in de studioverklaringen van de jongens en de ontkenning van de verdachte, heeft de rechtbank op basis van de verklaringen in het dossier onvoldoende de overtuiging gekregen dat er daadwerkelijk sprake is geweest van het betasten/wrijven van/over de penissen van de jongens.
Ten aanzien van de overige aanrakingen van de jongens door de verdachte constateert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat deze plaatsvonden anders dan in het kader van de hulpverlening bij het maken van de trucs, noch dat daarbij verdergaande handelingen dan benodigd voor het helpen en vangen (zoals aaien of strelen) hebben plaatsgevonden. Bij dat oordeel heeft de rechtbank ook betrokken dat de badjuffrouw, die de hulpverlening bij de salto’s en handstanden van dichtbij heeft gezien, hieraan niets afwijkends is opgevallen en dat de jongens op verschillende momenten zijn blijven vragen om de hulp van de verdachte. Gezien al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat deze aanrakingen een ontuchtig karakter hebben gehad.
De rechtbank merkt tot slot nog het volgende op. Bij de beantwoording van bovenstaande (bewijs)vragen heeft de rechtbank niet betrokken verdachtes belastende voorgeschiedenis. Alhoewel zeer zeker de vraag kan worden gesteld of de verdachte zich gelet op zijn voorgeschiedenis had moeten inlaten met het helpen van jonge jongens in het zwembad en ook gezegd kan worden dat hij de schijn tegen heeft, dient ook ten aanzien van hem, net als bij iedere andere verdachte, te worden vastgesteld dat daadwerkelijk ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Zijn voorgeschiedenis maakt die strafrechtelijke beoordeling niet anders.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. Hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Dordrecht met een of meer perso(o)n(en) beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006) en/of [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
 betasten van en/of wrijven over de buik en/of (boven)benen /dijen van die [naam slachtoffer 1] en/of
 (over de (zwem)broek heen) betasten van en/of wrijven over de penis van die [naam slachtoffer 1] en/of
 betasten van en/of wrijven over de buik en/of de zij en/of en/of (boven)benen /dijen van die [naam slachtoffer 2] en/of
 (over de (zwem)broek heen) betasten van en/of wrijven over de penis van die [naam slachtoffer 2] .