In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een incident betreffende proceskostenzekerheid. De eiseres, SPORTS ENTERPRISES AUSTRALIA PTY LTD (SEA), heeft verzocht om schorsing van het geding op grond van artikel 225 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat er sprake was van rechtsopvolging onder bijzondere titel. Dit verzoek werd toegewezen. Echter, het verzoek van SEA om hervatting van het geding werd afgewezen, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 227 Rv, die vereisen dat de schorsingsgrond aan de wederpartij wordt betekend of dat er instemming is van de andere partij voor hervatting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat SEA haar vordering had overgedragen aan Dutch Hockey Supplies B.V. (DHS) en dat DHS de schorsing had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de schorsing terecht was, maar dat de hervatting niet op de juiste wijze was aangevraagd. DHS had de schorsingsgrond niet aan de wederpartij betekend, en zonder instemming van Hockey Outfitters kon de procedure niet worden hervat. De rechtbank heeft daarom de procedure geschorst, het verzoek tot hervatting afgewezen en de zaak naar de parkeerrol verwezen in afwachting van een eventuele hervatting op de juiste wijze.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij schorsing en hervatting van civiele procedures, en de noodzaak voor partijen om de wettelijke vereisten in acht te nemen.