ECLI:NL:RBROT:2017:875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
KTN-5222356_03022017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot medehuurderschap op basis van duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen moeder en dochter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eiseressen, Catharina Barthelina en haar dochter, en de besloten vennootschap Spin Vastgoed B.V. De eiseressen vorderden dat de dochter, die een verstandelijke beperking heeft, als medehuurder van de woning van haar moeder zou worden aangemerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen de moeder en dochter, wat hen in staat stelt om de vordering op basis van artikel 7:267 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te onderbouwen. De rechter heeft geoordeeld dat de dochter vanaf de datum van het vonnis medehuurder wordt, omdat Spin Vastgoed niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek om medehuurder te worden. De rechter heeft de vordering toegewezen, waarbij het belang van de dochter om als medehuurder te worden erkend zwaarder weegt dan de belangen van Spin Vastgoed. De kosten van de procedure zijn voor Spin Vastgoed, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5222356 CV EXPL 16-28590
uitspraak: 3 februari 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.Catharina Barthelina [eiseres 1] , en

2. [eiseres 2] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
eiseressen,
gemachtigde: mr. J.A.J. Devilee te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spin Vastgoed B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna tezamen aangeduid als “ [eiseressen] .” en afzonderlijk als “ [eiseres 1] ” en “ [eiseres 2] ”. Gedaagde wordt aangeduid als “Spin Vastgoed”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 juli 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het vonnis d.d. 16 augustus 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte van [eiseres 2] c.s . met producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van de op 26 september 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiseres 1] huurt sinds juni 1969 de woning aan de [straat en plaatsnaam.] .
2.2
[eiseres 2] , geboren op [geboortedatum] 1959, is een dochter van [eiseres 1] en staat sinds
2 juni 1969 ingeschreven op genoemd adres. [eiseres 2] heeft een verstandelijke beperking en lijdt aan epilepsie. Zij geniet een Wajong-uitkering.
2.3
Spin Vastgoed heeft het pand waarvan de gehuurde woning deel uitmaakt in 2015 gekocht en is thans de verhuurster van de woning.
2.4
Namens [eiseres 2] c.s . is Spin Vastgoed bij brief van 24 november 2015 verzocht om ermee in te stemmen dat [eiseres 2] medehuurder wordt van de woning. Bij brief van 20 april 2016 is dit nogmaals verzocht. Hierop is niet (schriftelijk) gereageerd door Spin Vastgoed.

3.De standpunten van partijen

3.1
[eiseres 2] c.s . vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) te bepalen dat [eiseres 2] medehuurder zal zijn van de woning aan de [straat en plaatsnaam.] , met ingang van een door de kantonrechter nader te bepalen tijdstip;
b) Spin Vastgoed te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering wordt - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [eiseres 1] en [eiseres 2] een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben en dat [eiseres 2] op grond daarvan op de voet van artikel 7:267 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in aanmerking komt om medehuurder te worden.
3.3
Spin Vastgoed voert verweer tegen de vordering.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4.De beoordeling

4.1
Vaststaat dat Spin Vastgoed bij brief van 24 november 2015 namens [eiseres 2] c.s . is verzocht om ermee in te stemmen dat [eiseres 2] medehuurder wordt van de woning aan de [straat en plaatsnaam.] . Spin Vastgoed heeft niet binnen drie maanden schriftelijk verklaard met dit verzoek in te stemmen. Daarmee is de weg vrijgekomen voor [eiseressen] . om zich met dit gezamenlijk verzoek tot de rechter te richten.
4.2
Ingevolge artikel 7:267 lid 3 BW wijst de rechter een dergelijke vordering slechts af:
a. indien de beoogde medehuurder niet gedurende tenminste twee jaren in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft;
b. indien, mede gelet op hetgeen is komen vast te staan omtrent de gemeenschappelijke huishouding en de tijdsduur daarvan, de vordering kennelijk slechts de strekking heeft de beoogde medehuurder op korte termijn de positie van huurder te verschaffen;
c. indien de beoogde medehuurder vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur.
4.3
Spin Vastgoed voert niet aan dat er sprake is van een situatie als hierboven vermeld onder b en c. Het verweer richt zich op de hierboven onder a vermelde voorwaarde. Bestreden wordt dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [eiseres 1] en [eiseres 2] .
4.4
[eiseres 1] woont inmiddels 46 jaar in de woning op het adres [straat en plaatsnaam.] . Toen [eiseres 1] de woning betrok, was [eiseres 2] 9 jaar oud. Gesteld wordt dat [eiseres 2] toen ook in de woning is gaan wonen en daar sindsdien is blijven wonen. Dat vindt steun in het Uittreksel uit de basisadministratie personen dat [eiseres 2] c.s . in het geding heeft gebracht. Uit dat stuk blijkt niet dat [eiseres 2] na 2 juni 1969 nog elders ingeschreven heeft gestaan. Het gestelde vindt verder steun in de vele verklaringen die [eiseres 2] c.s . als productie 9 in het geding heeft gebracht. Spin Vastgoed heeft niets in het geding gebracht dat hieraan doet twijfelen. Daarom wordt vastgesteld dat [eiseres 1] en [eiseres 2] al 46 jaar wonen op genoemd adres.
4.5
Aangevoerd wordt dat het heel goed mogelijk is om onder één dak te wonen, maar gescheiden huishoudens te voeren. Dat is inderdaad goed mogelijk, maar in dit geval is voldoende aangetoond dat de situatie anders is.
4.6
Uit de door [eiseres 2] c.s . overgelegde afschriften van betaalrekeningen van [eiseres 1] en [eiseres 2] blijkt, zoals Spin Vastgoed opmerkt, dat [eiseres 1] de huur, de rekeningen voor de nutsvoorzieningen, de telefoonrekening en de schadeverzekering betaalt. Uit de afschriften blijkt niet dat [eiseres 2] hiervoor een bedrag betaalt aan haar moeder.
4.7
Uit de afschriften van de betaalrekening van [eiseres 2] blijkt dat zij geregeld pintransacties verricht bij winkels en contante bedragen opneemt, terwijl daarvan niet blijkt uit de afschriften van de betaalrekening van [eiseres 1] . Dit biedt steun aan het gestelde dat [eiseres 2] altijd de boodschappen doet voor hen beiden.
4.8
Het voorgaande duidt er niet op dat er sprake is van gescheiden huishoudens die onder één dak wonen. Integendeel, de omstandigheid dat de financiën tussen [eiseres 1] en [eiseres 2] niet zakelijk en evenwichtig lijken te zijn geregeld en dat zij over en weer betalingen doen waarbij de ander gebaat is, wijst erop dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren.
4.8.1
Hieraan doet niet af dat [eiseres 1] AOW-pensioen voor alleenstaanden geniet, want voor dat pensioen word je niet als samenwonend aangemerkt als je met je eigen kind samenwoont.
4.8.2
Dat [eiseres 2] een Wajong-uitkering heeft, staat evenmin aan het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding in de weg, want met iemand samenwonen die een eigen inkomen heeft, laat het recht op die uitkering onverlet.
4.8.3
Dat [eiseres 1] en [eiseres 2] hun telefonie- respectievelijk internetdiensten bij verschillende providers betrekken waarbij elk één van de abonnementen op haar naam heeft, zoals zij hebben toegelicht en onderbouwd met betaalbewijzen, kan de kantonrechter, anders dan Spin Vastgoed, niet duiden als een indicatie dat van een gemeenschappelijke huishouding geen sprake is.
4.9
Onderkend wordt dat de samenleving tussen een ouder en kind slechts onder bijzondere omstandigheden wordt aangemerkt als een duurzame gemeenschappelijke huishouding, maar dergelijke omstandigheden doen zich in deze zaak voor. Immers vaststaat dat
[eiseres 2] een verstandelijke beperking heeft en lijdt aan epilepsie. Ter zitting is gesteld dat zij om die reden altijd bij [eiseres 1] is blijven wonen. Van een normale situatie waarin een eenmaal volwassen geworden kind het huis verlaat, is dus nimmer sprake geweest. [eiseres 1] heeft lange tijd voor [eiseres 2] gezorgd, maar nu is dat omgekeerd en levert [eiseres 2] (met hulp van haar broer en zus) mantelzorg aan [eiseres 1] . Dit wordt bevestigd door sociaal psychiatrisch verpleegkundige [K.] die tevens aangeeft dat [eiseres 1] al vele jaren onder behandeling is bij (thans) Bavo-Europoort in verband met een angststoornis en met (lichte) geheugenproblemen en dat [eiseres 2] als mantelzorger haar moeder adequaat ondersteunt en onmisbaar is. Ook de huisartsen [X en Y] hebben verklaard dat hun patiënte [eiseres 1] al jaren samenwoont met [eiseres 2] , die functioneert als mantelzorger voor haar moeder, en dat het in verband met medische redenen wenselijk is dat deze situatie zo blijft.
4.1
Resumerend is er sprake van een zeer langdurig samenwonen van [eiseres 1] en [eiseres 2] , waarbij zij in gezamenlijkheid één huishouden bestieren, en waarbij er sprake is van een wederzijdse afhankelijkheid die verder gaat dan te doen gebruikelijk in een ouder-kind relatie en waardoor zij altijd bij elkaar zijn blijven wonen. Deze redenen tezamen genomen leidt tot de conclusie dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen hen beiden. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om de vordering toe te wijzen, nu zij van oordeel is dat het belang dat [eiseres 2] heeft om als medehuurder te worden aangemerkt zwaarder weegt dan het belang van Spin Vastgoed bij handhaving van de huidige situatie. Dat het hierdoor, mede gezien de lage huur, onmogelijk zal zijn voor Spin Vastgoed om rendement te genereren, is voorlopig misschien zo, maar daaraan wordt minder gewicht toegekend dan aan het belang van [eiseres 2] c.s . bij het juridisch formaliseren van de feitelijke samenwoning in het gehuurde, die jarenlang is toegestaan, door [eiseres 2] de status van medehuurder toe te kennen. Daarbij is van betekenis dat Spin Vastgoed ten tijde van de aankoop van het pand in 2015 heeft geweten, althans heeft kunnen weten, dat de woonruimte op nummer [XX] verhuurd werd tegen een lage huurprijs en ook toen geen zekerheid heeft gehad dat de huurovereenkomst op korte termijn zou eindigen. Dat de huurovereenkomst, zoals betoogd, door het medehuurderschap van [eiseres 2] nog lange tijd voortgezet zal worden, is mogelijk, maar valt nog te bezien. Zeker onder de gegeven omstandigheden is niet uit te sluiten dat beëindiging van de bewoning door één van de dames tevens het einde van de huurrelatie met de ander zal inluiden.
4.11
De vordering wordt in die zin toegewezen dat het medehuurderschap van [eiseres 2] ingaat op de datum van dit vonnis.
4.12
Spin Vastgoed wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, op de wijze als hieronder vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat [eiseres 2] medehuurder is van de woning aan de [straat en plaatsnaam.] met ingang van heden;
veroordeelt Spin Vastgoed in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseressen] . vastgesteld op:
 € 70,56, € 70,56, te weten 75% van de explootkosten,
waarvoor Spin Vastgoed van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt, alsmede
  • € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde,
  • € 23,52 aan resterende explootkosten en
  • € 79,00 voor het door [eiseressen] . verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht,
van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465