ECLI:NL:RBROT:2017:8648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
10/680322-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak bij Albert Heijn met vrijspraak voor geweld en heling

Op 18 oktober 2017 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak in een Albert Heijn supermarkt in 's-Gravendeel op 1 mei 2017. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging met braak, geweld tegen een politieauto en heling van een auto en kentekenplaten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldscomponent en de heling, en sprak de verdachte daarvan vrij. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de inbraak, waarbij een grote hoeveelheid sigaretten werd gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 121 dagen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank een schadevergoeding toekende aan de benadeelde partij Albert Heijn voor materiële schade, maar de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde. De uitspraak benadrukt de gevolgen van criminaliteit voor de samenleving en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680322-17
Datum uitspraak: 18 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel.
Raadsvrouw mr. P. Celikkal, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1, diefstal in vereniging met braak
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte is herkend op camerabeelden uit de bus, maar de kleding die hij op die beelden draagt komt niet overeen met de kleding die door de daders in de supermarkt werd gedragen. De herkenning door verbalisant [naam verbalisant 1] op de camerabeelden van Albert Heijn is niet overtuigend en betrouwbaar. Voorts is er geen DNA van de verdachte aangetroffen op de handschoenen die zijn onderzocht.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Op 1 mei 2017 vond er kort na drie uur in de nacht een inbraak plaats in de Albert Heijn supermarkt in ’s-Gravendeel. Uit de camerabeelden blijkt dat er minimaal zes personen bij de inbraak zijn betrokken. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van [naam verdachte] door verbalisant [naam verbalisant 1] op de camerabeelden van het beveiligingssysteem van Albert Heijn niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De camerabeelden zijn onduidelijk en verbalisant [naam verbalisant 1] is gericht gevraagd of hij [naam verdachte] herkent op die beelden.
Bij de politie kwamen meerdere meldingen binnen van het inbraakalarm van supermarkt Albert Heijn in ‘s-Gravendeel. Twee agenten waren daar tijdens hun surveillance toevallig in de buurt en zijn naar de supermarkt gereden. De daders van de inbraak zijn daarop hardlopend en met gebruikmaking van twee auto’s gevlucht. De politie start een zoektocht naar de daders en zet daarbij ook een helikopter in. Eén van de twee vluchtauto’s wordt leeg en geparkeerd aangetroffen in ‘s-Gravendeel. De zoektocht naar de verdachten wordt voortgezet. Omstreeks 04:20 uur wordt gezien dat een aantal personen de spoortunnel in rent. Uiteindelijk wordt medeverdachte [naam medeverdachte 1] kort voor zeven uur in een sloot aangetroffen en aangehouden. Het schoenspoor dat in de supermarkt achter de servicebalie wordt aangetroffen, komt overeen met het profiel van een van de schoenen die [naam medeverdachte 1] draagt.
Omstreeks zeven uur stappen twee personen diezelfde ochtend in de bus in Mookhoek. Het valt een getuige in de bus op omdat zij natte schoenen aanhadden en omdat er modder en een soort witte stof op de achterzijde van hun broeken zat. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad één van de personen is die in Mookhoek in de bus is gestapt. De verdachte heeft niet willen verklaren over de reden van zijn aanwezigheid in Mookhoek.
Twee weken na de inbraak meldt een buurtbewoonster dat haar kinderen de week daarvoor een broek en een muts hebben aangetroffen onder de surfplanken in de bosjes achter hun huis. In de muts zitten handenschoenen, en in één van de handschoenen treft de politie een autosleutel van het merk Audi aan. De autosleutel blijkt te horen bij de geparkeerde vluchtauto die door de politie is aangetroffen.
De bemonsteringen van de handschoenen worden voor DNA-onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestuurd. Uit de bevindingen van het NFI leidt de rechtbank af dat in het DNA-mengprofiel DNA van medeverdachte [naam medeverdachte 2] is aangetroffen.
Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] vrienden zijn van elkaar. Op 30 maart 2017 zijn onder andere de verdachte en deze twee medeverdachten aangehouden in Leiden op verdenking van diefstal van personenauto’s. In de fouillering van [naam medeverdachte 1] werd een handgeschreven briefje aangetroffen, waarop onder andere het adres van het Albert Heijn filiaal te 's-Gravendeel stond vermeld.
De rechtbank is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte heeft deelgenomen aan de tenlastegelegde inbraak. Hij is enkele uren na de inbraak, met natte schoenen en een bemodderde broek, samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] op de bus gestapt in Mookhoek. Op de aangetroffen handschoen met daarin de sleutel van de vluchtauto is DNA van [naam medeverdachte 2] aangetroffen. Mookhoek is een klein dorpje, gelegen op nog geen vijf kilometer afstand van de plaats van de inbraak, gescheiden door natuurgebied en landbouwgrond. Een afstand die de verdachte makkelijk te voet heeft kunnen afleggen in de tijd tussen de inbraak en het in de bus stappen. Dat zou ook de natte schoenen en de broek met modder kunnen verklaren.
Bij deze omstandigheden mag van de verdachte verlangd worden dat hij een verklaring aflegt over zijn aanwezigheid in de vroege ochtend in Mookhoek. Nu die verklaring is uitgebleven, komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot een veroordeling ten aanzien van de diefstal in vereniging met braak die onder feit 1 ten laste is gelegd.
4.2.
Vrijspraak feit 1, geweldscomponent
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat ook bewezen kan worden dat de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk is voor het rammen van de politieauto en het dreigend tonen van op vuurwapen gelijkende voorwerpen. Deze handelingen zijn gericht op het ontkomen aan de politie met (een deel van) de buit. De inbraak is gepland. Deze handelingen zijn voorzienbaar geweest en kunnen daarom worden toegerekend aan de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de twee agenten die als eersten arriveerden bij de supermarkt, een geparkeerde auto aantroffen met ontstoken verlichting. Zij hebben hun dienstvoertuig op korte afstand voor de geparkeerde auto gezet. Toen de bestuurder, verbalisant [naam verbalisant 2] , vervolgens wilde uitstappen, is de man die in de geparkeerde auto zat tegen de politieauto aangereden. De geparkeerde auto is daarna alsnog weggereden. De bestuurder van de geparkeerde auto werd omschreven als een man van 28 à 35 jaar oud met enigszins krullerig haar. De verdachte, zoals de rechtbank hem op de terechtzitting heeft waargenomen, heeft krullerig haar. De beschrijving van de persoon in de auto is echter te weinig specifiek om de verdachte daarin te herkennen. Niet kan worden geconcludeerd dat het de verdachte is geweest die tegen de politieauto aanreed. Nu er geen bewijsmiddelen zijn waaruit iets kan worden afgeleid over eventuele afspraken die de daders onderling hadden gemaakt over het gebruik van geweld en de daders mogelijk verrast zijn door het zo snelle ter plaatse komen van de politie, kan niet worden geoordeeld dat het inrijden op een politieauto voorzienbaar was voor de verdachte. Deze geweldshandeling kan daarom niet aan de verdachte worden toegerekend.
Ten aanzien van het dreigend tonen van wapens overweegt de rechtbank het volgende. Verbalisant [naam verbalisant 3] die op de plek van de bijrijder zat was inmiddels uitgestapt, zag twee personen hard wegrennen over de parkeerplaats en hij zag dat zij beiden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast hadden. Nadat hij deze personen had aangeroepen om te blijven staan, richtte de achterste persoon zijn rechterarm met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van de verbalisant. Verbalisant [naam verbalisant 3] is de enige die dit relateert. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft niets waargenomen met betrekking tot vuurwapens of op vuurwapen gelijkende voorwerpen bij de verdachten. Een wapen is ook niet gevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk vuurwapens zijn gebruikt en evenmin dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van vuurwapens of daarop gelijkende voorwerpen bij zijn mededaders.
Het voorgaande betekent dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het medeplegen van geweld en bedreiging met geweld.
4.3.
Vrijspraak feit 2, heling in vereniging van een auto en kentekenplaten
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat feit 2 kan worden bewezen verklaard omdat de verdachte samen met zijn medeverdachten in de auto vanuit zijn woonplaats Den Haag naar ’s-Gravendeel moet zijn gereden. Hij moet hebben geweten dat de auto gestolen was.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier als mogelijkheid kan worden aangenomen dat de verdachte voor en/of na het plegen van de inbraak in de nacht van 1 mei 2017 in de Audi heeft gezeten. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan evenwel niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de auto en de daarop bevestigde kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Het enkele gegeven dat later is gebleken dat de auto en de kentekenplaten gestolen waren is daartoe onvoldoende. Niet is gebleken dat er tekenen van mogelijke diefstal zichtbaar waren. Nu bewijs in het dossier ontbreekt en de verdachte het tenlastegelegde ontkent, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 01 mei 2017 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met anderen, in een supermarkt gevestigd aan de Langestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met een groep mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak in een supermarkt. De manier waarop de verdachten binnen zijn gekomen, wijst erop dat de inbraak is voorbereid. Met gebruik van voorwerpen zijn er twee ruiten uit de deuren geslagen en vervolgens is het rolluik van de kast achter de servicebalie opengebroken om toegang te krijgen tot tabaksproducten. Hierbij is veel schade ontstaan. Getuige de aangifte hadden de daders een grote buit in het vooruitzicht. Een dergelijk feit veroorzaakt ergernis, financiële schade en overlast voor de betrokkenen. Dat de nabijgelegen snelweg en het treinverkeer zijn stilgelegd tijdens de zoektocht naar de verdachten illustreert dat een dergelijk feit ook overlast in de samenleving veroorzaakt. Tevens draagt een feit als het onderhavige bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
8.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.Vorderingen benadeelde partijen
Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 1]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 17.184, - aan materiële schade en een vergoeding van € 500, - aan immateriële schade.
[naam benadeelde 2]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, gelet daarop dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij
[naam benadeelde 2]zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte partieel zal worden vrijgesproken voor het gedeelte van feit 1 waar de vordering op is gebaseerd.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering worden toegewezen ten aanzien van de posten glas
(€ 1205,33), rolluik (€ 2375, -) en verdeler (€ 194,71). Omdat de benadeelde partij een ondernemer is zullen de posten exclusief BTW worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken (immateriële schade, twee keer nalevering verdelers, lonen) of ontoereikend zijn (tabak, aannemer). Nader onderzoek naar de gegrondheid van die posten en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 mei 2017.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]een schadevergoeding betalen van € 3775,04 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de door
[naam benadeelde 2]gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op het artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 121 (honderd eenentwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden; de dag waarop de totale duur van de tot nu toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk is aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 3775,04 (zegge: drieduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro en vier eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 3775,04(hoofdsom,
zegge: drieduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3775,04 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
47 dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2017 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een supermarkt gevestigd aan de Langestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten (met een waarde van 7919,55 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen de politieambtenaren [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met een auto inrijden en/of afrijden op en/of rammen of aanrijden van de politieauto waarin genoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] zich bevonden en /of
- dreigend tonen van één of meer (op een) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerpen) aan die [naam slachtoffer 2] en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend) voorwerp op die [naam slachtoffer 2] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2017 tot en met 01 mei 2017 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een auto (grijze/blauwe Audi A6, chassisnummer [nummer] en/of (een) kentekenpla(at(en) met het kenteken [kentekennummer] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.