ECLI:NL:RBROT:2017:8643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
10/965105-12 10/965106-12 10/965048-14 10/965046-14 10/965049-14 10/ 965045-14 10/965101-14 10/965093-14 10/965090-14 10/965084-14 10/965095-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake verzoeken tot nader onderzoek in de zaak Dotterbloem met betrekking tot verdachten van corruptie binnen defensie en politie

Op 8 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaken tegen meerdere verdachten in de zaak Dotterbloem, die betrokken zijn bij beschuldigingen van corruptie binnen de defensie en politie. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging tot het horen van getuigen, waaronder de voormalige minister van Defensie H. Hillen, toegewezen. Dit besluit volgde op de terechtzittingen van 13 juni 2017 en 3 november 2017, waarin de verdediging haar onderzoekswensen naar voren had gebracht. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verdedigingsbelang was om getuigen te horen, met name Hillen, die mogelijk relevante informatie kan verschaffen over integriteitskwesties binnen het ministerie van Defensie.

De rechtbank heeft daarnaast andere onderzoekswensen van de verdediging afgewezen, waaronder verzoeken om inzage in sepotbeslissingen en andere documenten die niet direct relevant werden geacht voor de zaak. De rechtbank benadrukte dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om zelfstandig te beslissen over vervolging en dat deze beslissing slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden getoetst door de rechter. De zaak is geschorst tot de volgende terechtzitting op 5 december 2017, waar de getuigenverhoren zullen plaatsvinden. De rechtbank heeft de verdachten en hun raadslieden opgeroepen voor deze zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/965105-12 ( [verdachte 1] )
10/965106-12 [verdachte 2] )
10/965048-14 ( [verdachte 3] )
10/965046-14 ( [verdachte 4] )
10/965049-14 ( [verdachte 5] )
10/965045-14 ( [verdachte 6] )
10/965101-14 ( [verdachte 7] )
10/965093-14 ( [verdachte 8] )
10/965090-14 [verdachte 9] )
10/965084-14 ( [verdachte 10] )
10/965095-14 ( [verdachte 11] )
Datum beslissing: 8 november 2017
Tegenspraak
Tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[Verdachte 1] ,
raadsman mr. B.D.W. Martens, advocaat te ‘s-Gravenhage.
[Verdachte 2] ,
gemachtigd raadsman mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam.
[Verdachte 3] ,
gemachtigd raadsman mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Baarn.
[Verdachte 4] ,
gemachtigd raadsman mr. K.A. Krikke, advocaat te Baarn.
[Verdachte 5] ,
raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam.
[Verdachte 6] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te ’s-Gravenhage.
[Verdachte 7] ,
gemachtigd raadsman mr. A.H. Westendorp, advocaat te ’s-Gravenhage.
[Verdachte 8] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. C. Zuur, advocaat te Amsterdam.
[Verdachte 9] ,
gemachtigd raadsman mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven.
[Verdachte 10] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (1016 DG) Amsterdam aan de Raadhuisstraat 52-D, ten kantore van zijn raadsman mr. C.F. Korvinus.
[Verdachte 11],
voor deze zaak domicilie kiezende te (1016 DG) Amsterdam aan de Raadhuisstraat 52-D, ten kantore van zijn raadsman mr. C.F. Korvinus.

1.Onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2017 en 3 november 2017. De behandeling van de zaak heeft zich zoals aangekondigd beperkt tot het bespreken van de onderzoekswensen van de verdediging.

2.Overwegingen rechtbank ten aanzien van de verzochte getuigen


[verdachte 10] ( [verdachte 11] , [verdachte 8] )
Het gaat hierbij om een medeverdachte. [verdachte 10] is nog niet eerder gehoord. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat thans het verdedigingsbelang nog geldt als criterium en ziet ook een verdedigingsbelang bij het horen van [verdachte 10] als getuige. Het verzoek wordt toegewezen. De getuige wordt toegewezen in de strafzaken van alle verdachten.
Mede gelet op het daartoe door mr. Korvinus gedane verzoek, zullen de zaken voor het verhoor van deze getuige worden verwezen naar de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal alle raadslieden in de gelegenheid stellen aanwezig te zijn bij het verhoor op de datum zoals de rechter-commissaris die bepaalt, voor zover de raadslieden daartoe
blijkens hun opgave bij de rechter-commissaris binnen een week na deze beslissing,de wens te kennen geven. Desgewenst kan mr. Korvinus daarbij de door hem genoemde 6 producties (“lease-bestellingen”) overleggen.

Hillen( [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 7] , [verdachte 1] )
Een aantal raadslieden heeft op de terechtzitting van 13 juni 2017 gevraagd om de voormalige minister van Defensie H. Hillen als getuige te horen over hetgeen hij in het verhoor bij de Rijksrecherche heeft verklaard. Het proces-verbaal van dit verhoor was toen nog niet aan het dossier toegevoegd. De rechtbank wilde eerst kennisnemen van het proces-verbaal van het verhoor dat van Hillen is afgenomen. Bij beslissing van 16 juni 2017 heeft de rechtbank de beslissing op dit verzoek daarom aangehouden tot de volgende regiezitting. Dit proces-verbaal is thans het aan dossier toegevoegd.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de getuige omdat deze zich niet heeft uitgelaten over de tenlastegelegde feiten. Gelet op zijn uitlatingen in het NRC Handelsblad d.d. 6 juni 2017 en het verhoor van de getuige bij de Rijksrecherche ziet de rechtbank voldoende verdedigingsbelang om de opgegeven getuige Hillen te horen. Immers, uit die verklaringen volgt dat Hillen mogelijkerwijs uitleg kan geven over de wijze waarop binnen het ministerie werd omgegaan met integriteitskwesties respectievelijk verdenkingen ter zake van strafbare feiten door defensiepersoneel. Het verzoek wordt toegewezen. De getuige wordt toegewezen in de strafzaken van de verdachten [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 7] en [verdachte 1] .
De rechtbank acht het van belang deze getuige zelf ter terechtzitting te horen. Dit verhoor zal plaatsvinden op een nader door de rechtbank vast te stellen datum en tijdstip.

3.Overwegingen rechtbank ten aanzien van de overige onderzoekswensen


Overleggen sepotbeslissing inzake [Getuige 2] ( [verdachte 8] )
Bij beslissing van 16 juni 2017 heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet vervolgen van de opgegeven getuige [Getuige 2] niet raakt aan de vervolgingsbeslissing inzake de verdachte [verdachte 8] .
De rechtbank ziet in de aangevoerde nadere onderbouwing geen aanleiding om tot een andere beslissing te komen. De rechtbank stelt voorop dat aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Deze beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan leent zich slechts in beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Hoewel het niet principieel is uitgesloten, is slechts in uitzonderlijke gevallen plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op grond van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt hierbij dat door de verdediging op dit moment onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat en op welke wijze er sprake zou zijn van gelijke gevallen waardoor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak tegen de verdachten in het geding zou komen. Dit verzoek wordt afgewezen.

Overleggen overzicht van opgenomen vakanties en vrije dagen en datum uitdiensttreding ( [verdachte 8] )
Niet betwist is tot dusverre dat [verdachte 8] op 1 oktober 2011 uit dienst is getreden bij [bedrijf 1] . De rechtbank ziet voorshands geen verdedigingsbelang. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

Overleggen bijlagen bij het schriftelijk feitenrelaas en de aanvulling erop bij het verhoor van de medeverdachte [verdachte 11] als getuige bij de rechter-commissaris ( [verdachte 8] )
De rechtbank is van oordeel dat er geen noodzaak is om de officier van justitie op te dragen deze stukken, die blijkens het proces-verbaal van de rechter-commissaris als bijlage in een bijlage bij het verhoor staan genoemd en kennelijk afkomstig zijn van de getuige, aan het dossier toe te voegen. Dit verzoek wordt afgewezen.

Beluisteren telefoongesprek tussen [verdachte 9] en [verdachte 8] op 13 december 2013 en overleggen e-mail van de rijksrecherche van 8 april 2014 ( [verdachte 8] )
Ten aanzien van deze wensen heeft de officier van justitie aangegeven dat hij daaraan tegemoet zal komen. De rechtbank zal hierover daarom geen beslissing nemen.
  • Primair voegen van de sepotbrieven inzake [voormalige medeverdachte 1] en [voormalige medeverdachte 2] en de vervolgingsbeslissingen en/of de afdoeningsvoorstellen of -beslissingen inzake [voormalige medeverdachte 3] , [voormalige medeverdachte 4] en [voormalige medeverdachte 5] en de onderliggende stukken/correspondentie, subsidiair inzage in die stukken;
  • en inzage in de sepotbrief inzake de betrokken medewerker van [bedrijf 2] en de onderliggende stukken ( [verdachte 1] )
De officier van justitie heeft delen van een sepotbrief overgelegd inzake een voormalig medeverdachte, [voormalige medeverdachte 1] . Een deel dat volgens de officier van justitie een vertrouwelijk karakter heeft, is niet overgelegd. De verdediging wenst de volledige sepotbrieven inzake [voormalige medeverdachte 1] en [voormalige medeverdachte 2] ( [bedrijf 3] ) alsook de vervolgingsbeslissingen en/of de afdoeningsvoorstellen of -beslissingen inzake [voormalige medeverdachte 3] , [voormalige medeverdachte 4] en [voormalige medeverdachte 5] ( [bedrijf 4] ) en de onderliggende stukken/correspondentie (met name de uitgewisselde berekeningen) in het dossier gevoegd te krijgen. Deze stukken zouden – zoals de rechtbank begrijpt - betrekking hebben op de waardering van feiten en omstandigheden rondom leaseconstructies zoals deze in het dossier zijn neergelegd. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat deze stukken, waarvan de inhoud voor de verdediging onbekend is, daarmee rechtstreeks van belang zijn voor de beantwoording van de bewijsvraag. Hetzelfde geldt voor het verzoek om inzage in de sepotbrief inzake de betrokken medewerker van [bedrijf 2] en de onderliggende stukken. Met betrekking tot de conclusies die aan de feiten en omstandigheden in het dossier kunnen worden verbonden, kunnen de procespartijen zich in deze procedure nog uitlaten. Deze verzoeken evenals de subsidiaire getuigenverzoeken in de brief van de advocaat van [verdachte 1] van 24 oktober 2017 worden om deze reden afgewezen.

Overleggen e-mails over transactie [naam] ( [verdachte 7] )
De officier van justitie heeft gesteld dat de tenlastelegging betrekking heeft op het aanbieden van een korting van € 715,-, zodat het niet gebruik maken van die korting door de medeverdachte [verdachte 6] niet relevant is voor de beoordeling van het feit zoals dat thans is tenlastegelegd. De rechtbank acht het toevoegen van deze e-mails met de officier van justitie niet van belang voor de beantwoording van de vragen van artikel 348/350 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek wordt afgewezen.

Overleggen organogrammen [bedrijf 5] en haar werkmaatschappijen ( [verdachte 7] )
De rechtbank ziet het door de verdediging gestelde belang niet als een belang waarin de officier van justitie een taak heeft. Dit verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het aanbod van de officier van justitie om bij de door de verdediging nader op te geven namen van (voormalige) werknemers van [bedrijf 5] te trachten de functieomschrijving en plek in de organisatie op te vragen.

4.Overweging rechtbank ten aanzien van het verzoek in de zaak van [verdachte 4]

Mr. Krikke, die niet op de terechtzitting van 3 november 2017 aanwezig was, heeft bij e-mail van 2 november 2017 verzocht om, in geval van toewijzing van onderzoekswensen van andere raadslieden, die ook toe te wijzen in de zaak van zijn cliënt [verdachte 4] . Zoals hiervoor overwogen, wordt (naast de getuige Hillen) de getuige [verdachte 10] toegewezen in alle zaken, derhalve ook in de zaak van [verdachte 4] .

5.BESLISSING

De verzoeken om medeverdachte [verdachte 10] en de voormalige minister van Defensie H. Hillen als getuige te horen worden toegewezen.
[Verdachte 10] zal worden gehoord door de rechter-commissaris. Het verhoor van Hillen zal plaatsvinden op de terechtzitting op een nader door de rechtbank vast te stellen datum en tijdstip.
De overige verzoeken worden afgewezen.
De zaak
wordt verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde [verdachte 10] te horen in alle zaken en de raadslieden van alle verdachten gelegenheid te geven tot het bijwonen van deze getuigenverhoren en het stellen van vragen.
Het
onderzoek wordt geschorsttot de terechtzitting van 5 december 2017 te 09.00 uur.
Tegen de nadere terechtzitting dienen de verdachten en hun raadslieden te worden opgeroepen.
Deze tussenbeslissing is vastgesteld door mr. J.J. Bade, voorzitter en mrs. K.A. Baggerman en J. de Lange, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
op 8 november 2017 en is als digitale bijlage per e-mail verzonden naar de raadslieden van de verdachten op 8 november 2017.