ECLI:NL:RBROT:2017:8642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
10/740197-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor openlijke geweldpleging, vernieling en belediging van een politieambtenaar

Op 13 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, vernieling en belediging van een politieambtenaar. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het meermalen slaan van een andere verkeersdeelnemer op 22 april 2016 in Rotterdam, alsook van het opzettelijk beschadigen van diens auto en het beledigen van een politieagent tijdens zijn aanhouding. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden en een geldboete geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de bewezen feiten een gevangenisstraf van twee maanden moest krijgen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank concludeert dat de verdachte strafbaar is en legt de gevangenisstraf op, zonder een geldboete, omdat deze niet relevant was in het kader van de huidige zaak. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor de autoriteit van de politie en de gevolgen van geweldpleging in het openbaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/740197-16
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 195,=.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Wel is aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het voorval en zijn rol daarbij anders heeft verklaard dan de aangever.
Op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de gedeeltelijk bekennende verklaring van de verdachte, is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever [naam slachtoffer 1] . Bewezen is dat de verdachte en de twee andere mannen die bij hem waren, de aangever hebben geslagen. De verdachte heeft de aangever, toen deze nog in de auto zat, geslagen door het open raam. Nadat de aangever uit de auto was gestapt, heeft hij de aangever ook nog geslagen en hebben de anderen ook klappen uitgedeeld aan de aangever. De verdachte heeft het tenlastegelegde geweld dus samen met anderen en in nauwe en bewuste samenwerking met hen gepleegd. Hieraan heeft de verdachte ook een wezenlijke bijdrage geleverd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 22 april 2016 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Mathenesserlaan en/of de Nieuwe Binnenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen slaan in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of armen en/of borst en/of nek, van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op 22 april 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een portier van een personenauto (merk/type Toyota Yaris met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft beschadigd;
3.
hij op 22 april 2016 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
- mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kanker homo" en "Homo" en "Hoerenjong", en
- meermalen, in het gezicht van die [naam slachtoffer 2] heeft gespuugd, terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand bevond van voornoemde [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
3.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij heeft naar aanleiding van een verkeerssituatie samen met anderen op straat meerdere klappen uitgedeeld aan een andere verkeersdeelnemer. Hij heeft het slachtoffer daarmee pijn gedaan en een inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Voorstelbaar is dat dit feit ook gevoelens van onrust en onveiligheid bij omstanders heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte met opzet het portier van de auto van het slachtoffer beschadigd. Daarmee heeft hij geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Vervolgens heeft de verdachte de verbalisant, die hem in verband met het voorgaande heeft aangehouden, beledigd en in zijn gezicht gespuugd. De rechtbank neemt dit hoog op, vooral het spugen in het gezicht, hetgeen vies en vernederend is. De verdachte ondermijnt daarmee het gezag van de politie en heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor autoriteit en de eer of goede naam van opsporingsambtenaren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten (mishandeling). Momenteel zit de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar uit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet - anders dan de officier van justitie - geen reden om daarnaast ook een geldboete op te leggen. De officier van justitie heeft een geldboete van € 195,= geëist en heeft daarbij opgemerkt dat dat bedrag conservatoir in beslag genomen is onder de verdachte. De rechtbank merkt op dat dit beslag niet is gelegd in verband met een mogelijk op te leggen boete. De beslaglegging heeft plaatsgevonden voor het geval het slachtoffer als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding in zou dienen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel zou worden opgelegd. Daar is nu geen sprake van. Het bedrag van € 195,= zal daarom door de officier van justitie (bij het onherroepelijk worden van dit vonnis) aan de verdachte als beslagene moeten worden teruggegeven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63, 141, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 april 2016 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten de Mathenesserlaan en/of de Nieuwe
Binnenweg, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of armen en/of borst
en/of nek, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 april 2016 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een portier van een personenauto (merk/type
Toyota Yaris met kenteken [kentekennummer] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 april 2016 te Rotterdam
opzettelijk
een ambtenaar, [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
- mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kanker homo"
en/of "Homo" en/of "Hoerenjong", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen en/of in de richting van het
gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] heeft gespuugd,
terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand bevond van voornoemde
[naam slachtoffer 2] ;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht