ECLI:NL:RBROT:2017:8604

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
535662 / HA RK 17-869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die in persoon procedeerde. Het verzoek was gericht tegen mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een kort geding dat op 19 september 2017 had plaatsgevonden. Verzoeker stelde dat hij geen gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen en dat de rechter partijdig was. De rechtbank oordeelde echter dat verzoeker ruimschoots de gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten en dat de beslissing van de rechter om bepaalde producties niet toe te laten, een processuele beslissing was die niet onbegrijpelijk was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de stellingen van verzoeker niet konden worden onderbouwd met het proces-verbaal van de zitting. De rechtbank benadrukte dat wraking niet kan dienen als een middel om onwelgevallige beslissingen van de rechter aan te vechten. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 535662 / HA RK 17-869
Beslissing van 12 oktober 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
procederend in persoon,
strekkende tot wraking van:
mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van 19 september 2017 is door de rechter behandeld het door mevrouw [naam eiseres] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde aanhangig gemaakte kort geding met kenmerk 534771/KGZA17-1007.
Bij brief van 20 september 2017 heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van het hierboven omschreven kort geding waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, de rechter alsmede de advocaat van eiseres in kort geding zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 26 september 2017.
Ter zitting met gesloten deuren van 29 september 2017, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de rechter.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter was volgens verzoeker zeer partijdig tijdens de zitting, hetgeen is gebleken uit de volgende omstandigheden. Verzoeker werd tijdens de behandeling de mond gesnoerd terwijl de rechter wel uitvoerig in gesprek ging met de wederpartij. Verzoeker mocht geen verweer voeren van de rechter en mocht geen stukken overleggen en verzoeker heeft niet ingestemd met mediation, althans niet met mediaton die zou moeten plaatsvinden in Rotterdam, terwijl de rechter in het proces-verbaal heeft laten opnemen dat hij wel instemde.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter herkent zich niet in de grieven van verzoeker. Verzoeker heeft blijkens de inhoud van het proces-verbaal uitgebreid de gelegenheid gehad om mondeling verweer te voeren, van welke gelegenheid hij ook gebruik heeft gemaakt, en er is hoor en wederhoor toegepast. Verzoeker heeft zelf geen tegenvordering mogen formuleren nu hij niet bij advocaat was verschenen. De rechter heeft verzoeker niet toegestaan ter zitting een groot aantal producties over te leggen, omdat de producties zeer omvangrijk waren en niet op voorhand waren toegezonden aan de rechter en de wederpartij. Het toelaten van die producties zou in strijd zijn met de goede procesorde en het toepasselijke procesreglement. Wel is verzoeker toegestaan om één specifieke productie in geding te brengen ten aanzien waarvan een leespauze is ingelast. Verzoeker heeft zelf mediaton voorgesteld en hij is akkoord gegaan met mediaton bij de rechtbank Rotterdam.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
De stelling van verzoeker dat hij geen gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen en verweer te voeren strookt niet met het proces-verbaal. Uit het proces-verbaal – dat inhoudelijk door verzoeker niet is weersproken met uitzondering van het hierna afzonderlijk te bespreken onderdeel - blijkt dat verzoeker ruimschoots gelegenheid heeft gehad het woord te voeren en zijn standpunt toe te lichten en dat ook heeft gedaan.
3.6
Dat verzoeker ter zitting niet is toegestaan een groot aantal producties in het geding te brengen is een processuele beslissing van de rechter. Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen. Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Gelet op het toepasselijke procesreglement kort geding rechtbanken civiel/familie en het gegeven dat het ging om een grote hoeveelheid producties was die beslissing van de rechter niet onbegrijpelijk, laat staan zozeer onbegrijpelijk dat daaraan een aanwijzing voor partijdigheid kan worden ontleend.
3.7
Voor de stelling van verzoeker dat hij niet heeft ingestemd met mediaton, althans niet met mediaton in Rotterdam, is geen houvast te vinden in het proces-verbaal van de zitting. Dat het proces-verbaal op dit punt een onjuiste weergave van de gang van zaken bevat, is door de rechter betwist en nergens is een aanwijzing te vinden dat dit proces-verbaal op dit punt onjuist zou zijn. De wrakingskamer gaat dan ook voorbij aan deze stelling van verzoeker.
3.8
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. H.I. Kernkamp-Maathuis.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. A. Buizer en mr. W.P.M. Jurgens, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. W.P.M. Jurgens uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2017 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker;
- mr. H.I. Kernkamp-Maathuis;
- mr. J. Kaljee.
-