ECLI:NL:RBROT:2017:8530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
10/811075-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting van financieel kwetsbare personen door zich voor te doen als kredietverlener

Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van vier personen in een kwetsbare financiële situatie. De verdachte, die zich voordeed als kredietverlener en financieel adviseur, heeft gedurende een periode van bijna drie jaar diverse geldbedragen van de slachtoffers afhandig gemaakt door hen te misleiden met valse beloftes over leningen die nooit zijn verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op een listige manier heeft gehandeld, waarbij hij het vertrouwen van de slachtoffers heeft gewonnen en hen heeft bewogen tot het doen van betalingen zonder dat hij ooit de beloofde tegenprestatie heeft geleverd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811075-16
Datum uitspraak: 10 oktober 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
(verblijvende) op het adres [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] , [land van verblijf verdachte] ,
raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4, telkens onder primair, ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, en als bijkomende straf ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van het beroep van financieel dienstverlener, waaronder begrepen werkzaamheden voor een incassobureau, gedurende een periode van vijf jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging oogmerk
De officier van justitie heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de verdachte zich opzettelijk op een listige manier ten koste van de aangevers heeft bevoordeeld. Zijn
gedragingen tezamen (en in onderling verband) zijn er op gericht geweest om hen te bewegen tot de afgifte van sommen geld zonder dat hij voornemens was een tegenprestatie te leveren.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en overweegt daarbij als volgt.
Voor bewezenverklaring van oplichting is vereist dat de verdachte het oogmerk had om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
Uit het dossier komt de volgende werkwijze van de verdachte naar voren. In bijna alle gevallen komen de aangevers met de verdachte in contact tijdens hun zoektocht naar een oplossing voor hun financiële problemen of naar krediet in verband met een voorgenomen investering. De verdachte doet zich voor als een kredietverlener c.q. financieel adviseur en biedt via advertenties kredieten aan. Hij weet met zijn gedragingen het vertrouwen van de benadeelden te winnen, waarna hij hun een overeenkomst van geldlening aanbiedt voor een bedrag ongeveer gelijk aan de hoogte van hun schuld of aan hetgeen zij zeggen nodig te hebben.
De benadeelden verplichtten zich daarbij om langdurig een (periodiek) bedrag aan hem te zullen betalen, contant, en/of middels de door de verdachte aan hen verstuurde facturen. Opmerkelijk is dat de verdachte gebruik maakte van facturen met onduidelijke omschrijvingen, verschillende betaaltermijnen en elkaar overlappende periodes. Het was de verdachte echter reeds vanaf het begin duidelijk dat hij de beloofde geldleningen niet zou kunnen verstrekken. Zijn onderneming [naam bedrijf 1] kon de beloofde bedragen klaarblijkelijk niet financieren, nu de verdachte heeft verklaard dat hij via externe investeerders probeerde de benodigde middelen aan te trekken. Een andere onderneming van de verdachte, [naam bedrijf 2] , was in 2012 al failliet gegaan. De verdachte heeft verklaard dat hij destijds zelf in financiële problemen zat en dus ook niet persoonlijk over middelen beschikte om de leningen te verstrekken. De verdachte heeft zich aldus voorgedaan als een bonafide kredietverlener/financieel adviseur/budgetcoach, terwijl van meet af aan duidelijk was dat hij zijn verplichtingen niet zou nakomen. Dit klemt te meer nu de verdachte, naar uit de bewijsmiddelen volgt, met een aantal van de benadeelden in zee is gegaan terwijl hij op dat moment bij anderen reeds in gebreke bleef de overeengekomen kredieten te verstrekken.
In die valse hoedanigheid en met een opeenstapeling van onjuiste mededelingen heeft hij de aangevers misleid, waardoor de aangevers tot betaling zijn overgegaan. Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling van hemzelf is daarmee bewezen.
De stelling dat de door hem ontvangen bedragen enkel bedoeld waren als honorarium voor zijn werkzaamheden, heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen. De verdachte heeft bij zijn politieverhoor in tenminste één geval toegegeven dat hij buitensporig veel geld als honorarium heeft ingehouden en dat hij daarnaast ook nog andere gelden heeft ontvangen, zonder ooit een lening te hebben verstrekt.
Aldus is bewezen dat de verdachte de aangevers [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] heeft opgelicht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 primair, 2 primair, 3 primair en4 primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 21 maart 2015 te Schiedam en/of Westervoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen , [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal €
5.863,52) euro), door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur/budgetcoach en vervolgens overeen te komen een krediet te verlenen en de (financiële) administratie van die [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 5]te beheren;
2 primair
hij in de periode van 2 december 2014 tot en met 5 maart 2015 te Schiedam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 1.070 euro), door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur/ budgetcoach van [naam dochter] de dochter van die [naam slachtoffer 2] en/ vervolgens die [naam slachtoffer 2] voor te houden dat er extra kosten gemaakt moesten worden met betrekking tot de koop van een woning voor die [naam dochter] ;
3 primair
hij in de periode van 12 september 2012 tot en met 23 maart 2015 te Westervoort en of Elst, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal
2.670,16euro), door zich voor te doen als een kredietverlener/financieel adviseur en vervolgens middels een contract over een te komen een krediet te verlenen aan die [naam slachtoffer 3] en vervolgens aan die [naam slachtoffer 3] facturen te sturen;
4 primair
hij in de periode van 10 mei 2012 tot en met 10 april 2014 te Oss
en Westervoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[naam slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in
totaal ongeveer 4.569,63 euro), door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur en/of vervolgens over een te komen een krediet met (maandelijkse) afbetalingen te verlenen aan die [naam slachtoffer 4] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair.

Oplichting.

2 primair.

Oplichting.

3 primair.

Oplichting.

4 primair.

Oplichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van bijna drie jaar schuldig gemaakt aan oplichting van een viertal in slechte financiële situatie en daarmee zwakke positie verkerende personen. Hij heeft eerst bij hen het vertrouwen gewekt dat hij hun financiële problemen zou oplossen, maar daarvan is niets terechtgekomen en dit lag ook nimmer in zijn bedoeling. Hij heeft hen veel geld afhandig gemaakt door hen (periodieke) betalingen te laten doen ter aflossing op een overeengekomen geldlening, die hij noch voordien noch daarna ooit heeft verstrekt.
De verdachte heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van het door de gedupeerden in hem gestelde vertrouwen. De rechtbank neemt in aanmerking dat de oplichting in de meeste gevallen gedurende langere tijd heeft plaatsgevonden en dat de verdachte de gedupeerden die hem aanzochten, juist vanwege hun financiële problemen, nog verder in de ellende heeft gebracht. Door het niet nakomen van de beloftes van de verdachte om de achterstallige schulden te betalen, is een van hen zelfs zijn huis uitgezet en tijdelijk in hechtenis genomen. Bovendien schroomde de verdachte niet om de benadeelden daarbij ook nog mondeling te bedreigen door te zeggen dat hij ‘mannetjes’ op hen zou afsturen als ze niet (verder) zouden betalen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, ook voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 8 juli 2016. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De rapporteur onthoudt zich van advies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico. Wel stelt de psycholoog vast dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De verdachte stelt zich zeer bagatelliserend en externaliserend op ten aanzien van het hem ten laste gelegde.
Momenteel spelen er op meerdere levensgebieden psychosociale problemen, waaronder financiële problemen, wat in het kader van het onderhavige ten laste gelegde wel als risicofactor dient te worden beschouwd. Onderzoeker stelt dat het niet te verwachten is dat middels een nieuw behandeltraject een meer blijvend positief effect zal worden behaald. Slechts een verplicht reclasseringstoezicht kan worden aanbevolen.
Het Leger des Heils afdeling reclassering heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 maart 2016. Daarnaast is aanvullend gerapporteerd op 14 juli 2016. Uit deze rapporten komt ook naar voren dat de verdachte zijn handelen bagatelliseert en de verantwoordelijkheid daarvoor deels buiten zichzelf legt. Tevens is de verdachte gediagnosticeerd met persoonlijkheidsproblematiek die op zijn (delict) gedrag van invloed kan zijn. Een ambulant behandeltraject werd in 2013 afgebroken omdat getwijfeld werd aan de te behalen resultaten. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op genoemde rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij zich op grootschalige wijze heeft schuldig gemaakt aan oplichtingspraktijken, waarbij hij diverse kwetsbare personen voor duizenden euro’s heeft benadeeld, zeer geraffineerd te werk is gegaan en de oplichtingspraktijken slechts zijn gestopt door de aanhouding van de verdachte en niet doordat hijzelf tot inkeer is gekomen. Dat hij niet de moeite heeft willen nemen om ten overstaan van de rechtbank zijn verdediging te voeren en in strijd met de voorwaarden waarop zijn voorlopige hechtenis was geschorst niet ter zitting is verschenen, spreekt evenzeer tegen hem.
Om te voorkomen dat de verdachte wederom overgaat tot het plegen van soortgelijke feiten zal de rechtbank bepalen dat aan de verdachte een beroepsverbod als gevorderd wordt opgelegd.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voor het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding, nu uit de hiervoor besproken rapportages volgt dat de deskundigen onvoldoende verwachten van verdere behandelingen. De psycholoog adviseert weliswaar reclasseringstoezicht, maar de rechtbank ziet daarin op dit moment geen toegevoegde waarde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hiervoor besproken bijkomende straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde 1] , wonende te Vlaardingen, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van in totaal € 6.213,52, bestaande uit de door hem aan de verdachte afgegeven contante geldbedragen.
Ten slotte wordt de wettelijke rente gevorderd.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vordering tot materiële schadevergoeding van [naam benadeelde 1] .
Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu blijkens zijn eigen overzicht (bijlage A bij het proces-verbaalnummerdossier [proces-verbaalnummer] , pagina 190 van het dossier) de door benadeelde partij aan de verdachte afgedragen (en afgetekende) bedragen in totaal € 5.863,52 bedragen, zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering wordt toegewezen zoals hieronder omschreven in de beslissing.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] , wonende te Schiedam, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van in totaal € 1.070,-, bestaande uit de door haar aan de verdachte afgegeven geldbedragen.
Ten slotte wordt de wettelijke rente gevorderd.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot materiële schadevergoeding van [naam benadeelde 2] tot een bedrag van € 1.070,--, zijnde het bedrag dat in de aangifte is vermeld. Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 2 rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen, nu dat de hoogte is van haar schade, zijnde de optelsom van de door haar aan de verdachte betaalde bedragen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering wordt toegewezen zoals hieronder omschreven in de beslissing.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 3] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van in totaal € 4.500,-, bestaande uit de door haar aan de verdachte zowel contant afgegeven als overgemaakte geldbedragen. Ten slotte wordt de wettelijke rente gevorderd.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot materiële schadevergoeding van [naam benadeelde 3] tot een bedrag van € 2.670,16, zijnde het door haar betaalde bedrag aan de verdachte en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk te verklaren.
Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 3 rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu blijkens het door haar overgelegde overzicht de betaalde bedragen in totaal € 2.670,16 bedragen, zal de rechtbank dit gedeelte van de vordering toewijzen en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk te verklaren.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering wordt toegewezen zoals hieronder omschreven in de beslissing.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.4.
Benadeelde partij [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 4] , wonende te Oss, ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van in totaal € 5.339,63 bestaande uit € 4.569,63 aan de verdachte overgemaakte geldbedragen en de advocaatkosten van € 770,-- ten behoeve van de civiele procedure. Daarnaast vordert hij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 700,--.
Ten slotte wordt de wettelijke rente gevorderd.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot materiële schadevergoeding van [naam benadeelde 4] tot een bedrag van € 4.569,63 en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering dat ziet op de immateriële schadevergoeding en vergoeding van advocaatkosten niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.4.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 4 rechtstreeks materiële schade is toegebracht, in de vorm van betalingen voor niet geleverde prestaties. Voor de toewijzing van de gevorderde kosten voor rechtsbijstand en de immateriële schade ziet de rechtbank geen aanleiding, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering zal dan ook in zoverre tot een bedrag van € 4.569,63 worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden
begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering wordt toegewezen zoals hieronder omschreven in de beslissing.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de volgende bedragen aan schadevergoeding betalen:
  • aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een bedrag van € 5.863,52 te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een bedrag van € 1.070,- te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een bedrag van € 2.670,16 te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een bedrag van € 4.569,63 te vermeerderen met de wettelijke rente.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 28, 31, 36f, 57, 326 en 339 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden eindigt en dat het bevel tot voorlopige hechtenis verder ten uitvoer wordt gelegd;
legt als
bijkomende strafop aan de verdachte:
-
ontzetting van het rechttot de uitoefening van het beroep van financieel dienstverlener en financieel adviseur, waaronder mede wordt begrepen werkzaamheden ten behoeve van een incassobureau, zulks
voor de duur van vijf jaren;
wijstde vordering van
de benadeelde partij [naam benadeelde 1] toetot een bedrag van
€ 5.863,52 (zegge: vijfduizend achthonderddrieënzestig euro en tweeënvijftig cent)en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag vanaf 21 maart 2015;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 5.863,52 (zegge: vijfduizend achthonderddrieënzestig euro en tweeënvijftig cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 5.863,32vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
64 (zegge: vierenzestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaatdat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijstde vordering van de
benadeelde partij [naam benadeelde 2] toetot een bedrag van
€ 1.070,- (zegge: duizend honderdzeventig euro)en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag vanaf 5 maart 2015;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.070,- (zegge: duizend honderdzeventig euro;beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.070,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (zegge: twintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaatdat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijstde vordering van de
benadeelde partij [naam benadeelde 3] toetot een bedrag van
€ 2.670,16 (zegge: tweeduizend zeshonderdzeventig euro en zestien cent)en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag vanaf 23 maart 2015;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 2.670,16 (zegge: tweeduizend zeshonderdzeventig euro en zestien cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.670,16vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
36 (zegge: zesendertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaatdat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijstde vordering van de
benadeelde partij [naam benadeelde 4] toetot een bedrag van
€ 4.569,63 (zegge: vierduizend vijfhonderdnegenenzestig euro en drieënzestig cent)en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag vanaf 10 april 2014;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 4.569,63 (zegge: (vierduizend vijfhonderdnegenenzestig euro en drieënzestig cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 4.569,63vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
55 (zegge: vijfenvijftig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 21 maart 2015 te
Schiedam en/of Westervoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 6.213,52 euro), in elk geval enig geldbedrag, door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur/budgetcoach en/of (vervolgens) overeen te komen een krediet te verlenen en/of de (financiële) administratie van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 5] te beheren;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 21 maart 2015 te Schiedam en/of Westervoort, althans in Nederland opzettelijk diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 6.213,52 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als kredietverlener/financieel adviseur/ budgetcoach, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2014 tot en met 5 maart 2015 te
Schiedam en/of Westervoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 1.070 euro), in elk geval enig geldbedrag, door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur/ budgetcoach van [naam dochter] (de dochter van die [naam slachtoffer 2] ) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] voor te houden dat er extra kosten gemaakt moesten worden met betrekking tot de koop van een woning voor die [naam dochter] ;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2014 tot en met 5 maart 2015 te Schiedam en/of Westervoort, althans in Nederland, opzettelijk diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 1.070 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als kredietverlener/ financieel adviseur/budgetcoach, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2012 tot en met 23 maart 2015 te
Westervoort en/of Amsterdam en/of Elst, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal
ongeveer 5.000 euro), in elk geval enig geldbedrag, door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur en/of (vervolgens) (middels een contract) over een te komen een krediet te verlenen aan die [naam slachtoffer 3] en/of (vervolgens) aan die [naam slachtoffer 3] één of meer factu(u)r(en) te sturen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2012 tot en met 23 maart 2015
te Westervoort en/of Amsterdam en/of Elst, althans in Nederland, opzettelijk diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 5.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als kredietverlener/ financieel adviseur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2012 tot en met 10 april 2014 te Oss
en/of Westervoort, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in
totaal ongeveer 4.569,63 euro), in elk geval enig geldbedrag, door zich voor te doen als een kredietverlener/ financieel adviseur en/of (vervolgens) over een te komen een krediet met (maandelijkse) afbetalingen te verlenen aan die [naam slachtoffer 4] ;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2012 tot en met 10 april 2014
te Oss en/of Westervoort, althans in Nederland, opzettelijk diverse geldbedragen (in totaal ongeveer 4.569,63), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als een kredietverlener/ financieel
adviseur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.