5.2.Medeplichtigheid doodslag en poging doodslag (feiten 1 en 2) en overdragen/voorhanden hebben van vuurwapens (feit 3)
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, nu daarvoor onvoldoende overtuigend bewijs is.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 10 december 2015 omstreeks 22:00 uur heeft in de woning aan [adres slachtoffer 1] een schietincident plaatsgevonden. Daarbij is [slachtoffer 2] dodelijk getroffen en is [slachtoffer 1] door kogels geraakt, waardoor hij zwaar letsel heeft opgelopen. Vast is komen te staan dat de schoten zijn gelost door [de medeverdachten] .
Anders dan is aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van de (poging) doodslag. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat:
- er een conflict was tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] over een eerdere afname van wiet door [medeverdachte 1] ;
- de verdachte en [de medeverdachten] op de avond van 10 december 2015 (voorafgaand aan het schietincident) in de woning van de vriendin van de [medeverdachte 1] zijn geweest en dat zij daar hebben afgesproken om naar [slachtoffer 1] te gaan en hem onder dreiging van vuurwapens te beroven;
- de verdachte zijn medeverdachten in zijn auto naar de woning van [slachtoffer 1] heeft gereden en hij om 21:47 uur [de straat] is ingereden;
- de afspraak was dat de verdachte een paar minuten in zijn auto op zijn medeverdachten zou wachten;
- [de medeverdachten] vervolgens met schietklare vuurwapens de woning van [slachtoffer 1] zijn binnengegaan, alwaar eerdergenoemd schietincident heeft plaatsgevonden;
- de verdachte, nadat hij zijn medeverdachten had afgezet, tot 22:29 uur in de directe omgeving van [de straat] is blijven rondrijden;
- de verdachte later die nacht [medeverdachte 2] bij de woning van de vriendin van [medeverdachte 1] heeft opgehaald, waarna zij samen naar Lelystad zijn gereden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van het plan om [slachtoffer 1] in zijn woning onder dreiging van vuurwapens te beroven. Tijdens die beroving is [slachtoffer 2] door schoten om het leven gebracht en is [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Door zijn medeverdachten naar de woning van [slachtoffer 1] te brengen, is hij opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van deze strafbare feiten. De verklaring van de verdachte dat hij in de nabijheid van [de straat] is blijven rondrijden omdat hij de weg kwijt was, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Voor zover is betoogd dat het opzet van de verdachte niet gericht is geweest op het (dood)schieten van de slachtoffers, overweegt de rechtbank als volgt. Nu de verdachte wist dat [de medeverdachten] met behulp van vuurwapens een overval zouden plegen, is de rechtbank van oordeel dat het opzet van de verdachte zich in voorwaardelijke zin ook heeft uitgestrekt tot het plegen van de doodslag en de poging daartoe.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat de verdachte de gebruikte vuurwapens aan zijn medeverdachten heeft geleverd. [medeverdachte 1] heeft weliswaar (indirect) in die richting verklaard, maar die verklaring vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Voor zover de officier van justitie het tegendeel afleidt uit het afgeluisterde gesprek tussen de verdachte en zijn [medeverdachte 2] op de luchtplaats van het politiebureau, overweegt de rechtbank dat uit de in dat gesprek gestelde vraag van [medeverdachte 2] aan de verdachte of hij er zeker van is dat hij alles (de tools) goed heeft schoongemaakt niet kan worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de wapens aan [de medeverdachten] heeft geleverd. In zoverre wordt de verdachte hiervan vrijgesproken. Dit brengt met zich mee dat het overdragen en/of voorhanden hebben van de vuurwapens (feit 3) evenmin kan worden bewezen verklaard, zodat de verdachte hiervan wordt vrijgesproken. Immers niet is vast komen te staan dat de verdachte op enig moment over de vuurwapens heeft kunnen beschikken.