In deze zaak vordert de Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering (hierna: het pensioenfonds) betaling van pensioenpremies van de gedaagde partij, die een onderneming heeft overgedragen. De gedaagde, die h.o.d.n. [handelsnaam] opereert, betwist de vordering en stelt dat hij geen partij meer is na de overdracht van zijn onderneming op 1 oktober 2016. Het pensioenfonds stelt dat de gedaagde hoofdelijk verbonden blijft voor verplichtingen die zijn ontstaan vóór de overgang van de onderneming, op basis van de Wet Bpf en het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tot 1 oktober 2016 eigenaar was van een onderneming die onder de werkingssfeer van het pensioenfonds valt. De rechter oordeelt dat er sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW, waarbij de identiteit van de onderneming is behouden. De rechter wijst de vordering van het pensioenfonds toe, omdat de verschuldigde pensioenpremies al bestonden vóór de overgang van de onderneming.
De kantonrechter oordeelt verder dat de gedaagde als gevolg van het niet tijdig voldoen van de premiebijdrage in verzuim is geraakt en daarom ook wettelijke rente, boete en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. De rechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 3.487,25, vermeerderd met wettelijke rente, en legt de proceskosten bij de gedaagde neer, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.