ECLI:NL:RBROT:2017:8341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
: 10/701118-17 / vordering TUL VV: 10/810460-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met eerdere veroordeling en proeftijd als strafverzwarende factoren

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 17 maart 2017 betrokken was bij een woninginbraak in Spijkenisse. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van acht maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor een soortgelijk feit en nog in proeftijd liep, zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder een opname van een gesprek waarin de verdachte werd genoemd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de proeftijd van de eerdere veroordeling met een jaar verlengd. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak en de impact op de privacy van het slachtoffer, en nam de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701118-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/810460-15
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. C.M.P. Jongsma, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/810460-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

4.Waardering van het bewijs

Betrokkenheid verdachte bij het ten laste gelegde feit
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de in de stukken genoemde persoon, genoemd ‘ [nickname] ’, betrokken is geweest bij de ten laste gelegde diefstal in de woning aan de [adres delict] te Spijkenisse op 17 maart 2017. Indien deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, dan zal de rechtbank zich moeten buigen over de vraag of de verdachte dezelfde is als de persoon die ‘ [nickname] ’ als bijnaam heeft.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de persoon ‘ [nickname] ’ betrokken is geweest bij het ten laste gelegde feit en dat reeds daarom de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden zijn naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting en uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen naar voren gekomen.
Op 17 maart 2017 is ingebroken in een woning aan de [adres delict] te Spijkenisse. Daarbij zijn diverse goederen weggenomen. De aangeefster heeft verklaard dat op de eerste etage een raam openstond toen zij de woning verliet. Kort na de inbraak heeft een meisje uit dezelfde buurt, genaamd [naam getuige] , verklaard dat ‘ [naam medeverdachte 1] ’ aan haar heeft verteld dat hij samen met ‘ [nickname] ’ had ingebroken in de woning en dat ‘ [nickname] ’ naar boven is geklommen en via een raam naar binnen is gegaan. Een paar dagen later heeft [naam getuige] een gesprek met ‘ [naam medeverdachte 1] ’ en een persoon, genaamd [naam medeverdachte 2] opgenomen. In deze opname is onder meer te horen dat [naam medeverdachte 2] zegt: “ [nickname] … naar die bovenkant, hij die deur open, Bam iedereen gaat naar binnen, alles wordt overhoop gehaald”. Hierna heeft [naam getuige] via haar mobiele telefoon een berichtje ontvangen van ‘ [nickname] ’ met de volgende tekst: “Ey luister dan welke kkr spraak memo heb jij laten horen of shitt. Als ik er achter kom dat je iets doet of shitt je weet he sabb ik maak geen grapjes”. De personen hiervoor aangeduid als [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn door de politie gehoord en geconfronteerd met deze opname. De inhoud daarvan is door hen voor wat betreft de betrokkenheid van ‘ [nickname] ’ niet betwist.
Op grond van deze feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat de persoon, genaamd ‘ [nickname] ’ zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Is de verdachte de persoon met de bijnaam ‘ [nickname] ’?
Het berichtje dat [naam getuige] via haar mobiele telefoon had ontvangen van ‘ [nickname] ’ was afkomstig van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Uit onderzoek in het politiesysteem bleek dat dit telefoonnummer gekoppeld was aan de verdachte. Een foto van de verdachte was opgenomen in het systeem Strafrechtsketendatabank. Eerder had [naam getuige] een filmpje waarop ' [nickname] ' zou staan aan aangeefster gestuurd, waarna een foto daarvan (een still) in handen van de politie is gekomen. Beide foto’s werden vergeleken en toen bleek volgens de verbalisant dat de verdachte dezelfde is als de persoon, genoemd ‘ [nickname] ’. De verdachte heeft bij de politie bevestigd dat voormeld telefoonnummer van hem was en dat anderen hem ‘ [nickname] ’ noemen. Op de zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij weet dat anderen hem ' [nickname] ' noemen, zij het dat hij nooit zelf heeft gehoord dat hij zo wordt aangesproken.
Verder heeft de verdachte een snapchat-account met de naam ' [nickname] ', waarvan de verdachte bij de politie heeft verklaard "Ja. Je moet een naam verzinnen" en later bij de R-C "Mijn broer heeft die naam daar neergezet en ik heb die naam niet veranderd". De verdachte heeft bovendien ter zitting bevestigd om te gaan met de genoemde personen [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] als hij in Spijkenisse is.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte dezelfde is als de persoon, genaamd ‘ [nickname] ’. Er is geen enkele aanwijzing dat er nog iemand met de bijnaam ' [nickname] ' zou zijn die betrokken zou kunnen zijn bij de inbraak.
Voor zover de verdediging dit heeft willen suggereren, is die niet onderbouwde suggestie uiterst onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig. De verdachte is dus degene die samen met anderen de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 maart 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in een woning, gelegen aan [adres delict] , tezamen en in vereniging
met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen geld (ongeveer 700 euro) en een horloge en
een Playstation 4 met spellen en een Samsung tablet en een sporttas, toebehorende aan [naam slachtoffer] , zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader(s), die weg te
nemen geld en goed(eren) onder hun bereik had(den) gebracht door
middel van inklimming, namelijk door via een
(openstaand) raam op de eerste etage die woning naar binnen te klimmen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal in een woning. Hij is op klaarlichte dag via een openstaand raam op de eerste etage van de woning naar binnen geklommen en heeft de deur voor zijn mededaders geopend. De woning is overhoop gehaald en de daders hebben onder meer geld en waardevolle voorwerpen weggenomen.
De rechtbank tilt zwaar aan dit feit. Naast de materiële schade is er ook sprake van een forse inbreuk op de privacy van het slachtoffer. Voor slachtoffers van woninginbraken en insluipingen is het bijzonder onaangenaam te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en aan hun persoonlijke bezittingen heeft gezeten. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte dit gevoel van veiligheid voor het slachtoffer heeft aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Bovendien liep de verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Kennelijk heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw fors de fout in te gaan. Deze omstandigheden zullen in strafverzwarende zin worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zij heeft voorts aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een inbraak in een woning geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Naast de eerdere veroordeling en de omstandigheid dat de verdachte in een proeftijd liep zal tevens in strafverzwarende zin worden meegewogen dat het feit in vereniging is gepleegd.
De moeilijkheden die de verdachte heeft ondervonden en ondervindt als gevolg van zijn persoonlijke situatie, waarbij hij al vanaf ongeveer zijn veertiende jaar geen ouderlijke basis heeft gehad, vormen geen enkele rechtvaardiging voor de inbraak. Toch zal de rechtbank hiermee in enige mate rekening houden om de verdachte zo veel mogelijk perspectief te laten voelen op verbetering in zijn leven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 december 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 januari 2017.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de officier van justitie af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen met 1 jaar.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
De rechtbank ziet aanleiding om te volstaan met het gelasten van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Het vonnis betrof een geheel ander feit en de rechtbank acht het van belang dat een fors voorwaardelijk deel als stok achter de deur blijft bestaan. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en voor het resterende deel zal de proeftijd worden verlengd met een jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de bij vonnis van 22 december 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten:
1 (één) maand, en verlengt de desbetreffende proeftijd met de duur van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of
uit een woning, gelegen aan [adres delict] , tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen geld (ongeveer 700 euro) en/of een horloge en/of
een Playstation 4 met spellen en/of een Samsung tablet en/of een sporttas, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te
nemen geld en/of goed(eren) onder zijn / hun bereik had(den) gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, namelijk door via een
(openstaand) raam op de eerste etage die woning naar binnen te klimmen.