ECLI:NL:RBROT:2017:8295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
10/692041-17 / vordering TUL: 03-152644-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval, straatroof en bedreiging met zware mishandeling

Op 21 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een woningoverval, straatroof, bedreiging met zware mishandeling en het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte is op 27 mei 2017 te Dordrecht aangehouden na een woningoverval waarbij hij onder bedreiging met geweld goederen heeft afgenomen van het slachtoffer. Tevens heeft hij op 5 mei 2017 een pizzabezorger beroofd van zijn scooter, waarbij hij dreigde een pistool te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de onderbouwing van de vordering ontbrak. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/692041-17
Parketnummer vordering TUL: 03-152644-16
Datum uitspraak: 21 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod;
  • voor feit 6 veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 03-152644-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld, zodat partiële vrijspraak dient te volgen voor de ten laste gelegde bedreigings- en geweldscomponenten. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de bedreiging met geweld en de geweldshandelingen uitsluitend blijken uit de verklaring van de aangever, die op dit punt geen steun vindt in de andere bewijsmiddelen.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de aangever in zijn aangifte het volgende verklaart. De verdachte heeft de aangever met zijn scooter laten stoppen, vervolgens zijn benen om het voorwiel van de scooter geklemd en voorts het stuur van die scooter vastgepakt en vastgehouden. De aangever verklaart verder dat de verdachte heeft gezegd dat hij gevaarlijk is, dat hij hem de scooter moest geven en dat hij een pistool bij zich had.
In het dossier bevindt zich voorts het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [code] . Hierin wordt door verbalisant [naam verbalisant 1] beschreven dat de verdachte bij zijn aanhouding heeft verklaard dat “het pistool nog ergens op de straat lag” of woorden van gelijke strekking.
Tot slot komt uit de camerabeelden die getuige [naam getuige] heeft gemaakt - welke zijn uitgekeken door een verbalisant die zijn bevindingen heeft opgenomen in een proces-verbaal - naar voren dat de aangever - terwijl hij zich onbespied waande - ook tegen die [naam getuige] heeft gezegd dat de verdachte heeft gezegd: “Ik ben gevaarlijk, ik heb een pistool. Laat me nu rijden”.
De aangifte vindt naar het oordeel van de rechtbank voor de bedreigingscomponenten in de tenlastelegging voldoende steun in de genoemde processen-verbaal van bevindingen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer en acht diefstal en afpersing met bedreiging van geweld wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feiten 4 en 5
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat aangeefster [naam slachtoffer 1] in haar aangifte verwijst naar een proces-verbaal dat zich niet in het dossier bevindt. Omdat kennelijk niet het hele dossier beschikbaar is, kan de rechtbank zich afvragen of er voldoende bewijs is. Wettig bewijs is er wel, maar nu het niet netjes is dat een proces-verbaal ontbreekt, dient de rechtbank hiermee rekening te houden in de strafmaat, aldus steeds de raadsman.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft gezien dat in de aangifte van verbalisant [naam verbalisant 2] wordt verwezen naar het proces-verbaal van haar bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 1] . Dit betreft hetzelfde BVH-nummer als de aangifte, namelijk [proces-verbaalnummer 1] , terwijl het proces-verbaal van bevindingen dat verbalisant [naam verbalisant 2] heeft opgemaakt, een ander BVH-nummer heeft, namelijk [proces-verbaalnummer 2] . Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank een kennelijke verschrijving in de aangifte, nu het logisch is dat de verbalisant bedoeld heeft te willen verwijzen naar het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer 2] .
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, acht de feiten 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen en zal in de strafmaat geen rekening houden met de kennelijke verschrijving van verbalisant [naam verbalisant 2] .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 1, 2 en 6 bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Ook voor de overige feiten wordt met deze opgave volstaan, nu de verdachte ter zake van het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde heeft verklaard zich er niets van te herinneren.
Op grond van de opgave van de wettige bewijsmiddelen en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1. tot en met 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 27 mei 2017 te Dordrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van twee gouden kettingen en een gouden armband en geld en een bankpas toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
welke bedreiging met geweld bestond uit het
- dragen van een zwarte panty over het hoofd, en
- tonen van een mes en/of richten van een mes aan/op die [naam slachtoffer 2] , en
- meelopen met die [naam slachtoffer 2] met een mes in zijn hand, en
- het zeggen tegen die [naam slachtoffer 2] woorden van de strekking: "Rustig blijven, niet gillen" en "Ik moet geld en goud hebben, ik ben namelijk verslaafd. Kluis, kluis" en "Ik moet meer, ik moet meer" en "Ik wil geld, ik wil geld en "Ik wil je pasje, ik wil je pasje" en "Ik wil ook je pin" en "Als dit niet de juiste code is, dan kom ik terug. Mijn vriend ligt in de bosjes" en "Je moet mee om te pinnen;
2.
hij op 27 mei 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en daarbij dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam staande bankpas, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 05 mei 2017 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter toebehorende aan [naam bedrijf] welke diefstal werd voorafgegaan
dooren vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter, toebehorende aan [naam bedrijf] welke bedreiging met geweld bestond uit dat verdachte:
- die [naam slachtoffer 3] met zijn scooter heeft laten stoppen en zijn benen om het voorwiel van die scooter heeft geklemd en het stuur van die scooter heeft vastgepakt en heeft vastgehouden en
- die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik ben gevaarlijk, jij geeft nu die scooter aan mij, ik heb een pistool bij mij", waarna verdachte met die scooter is weggereden;
4.
hij op 05 mei 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schop je kaak door midden. Ik schop je zo hard in je buik dat je geen kinderen meer zult krijgen. Ik doe dat echt";
5.
hij op 05 mei 2017 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , hoofdagent van politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: Je bent de lelijkste vrouw die ik ooit heb gezien. Je bent niet eens een vrouw. Je bent een travestiet" en "Jullie zijn nazi's" en "je hebt een kankerkop";
6.
hij op 05 mei 2017 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig, bromfiets, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 970 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
afpersing.
Feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel.
Feit 3:
eendaadse samenloop van:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing.
Feit 4:
bedreiging met zware mishandeling.
Feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Feit 6:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 27 mei 2017 schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte heeft ’s avonds laat aangebeld bij de woning van het slachtoffer en heeft haar onder bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van diverse goederen, waaronder een bankpas. De verdachte toonde hierbij een mes. Vervolgens heeft de verdachte met de bankpas van het slachtoffer getracht geld op te nemen bij twee pinautomaten, hetgeen niet is gelukt doordat het slachtoffer hem een verkeerde pincode had meegegeven.
Voorts heeft de verdachte zich op 5 mei 2017 schuldig gemaakt aan een straatroof. De verdachte heeft een pizzabezorger beroofd van zijn scooter en hierbij gezegd dat hij gevaarlijk was en een pistool bij zich droeg.
De ervaring leert dat slachtoffers van een woningoverval en een straatroof nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien worden de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid door het handelen van de verdachte versterkt. De rechtbank rekent de verdachte deze overvallen dan ook zwaar aan.
Vlak nadat de verdachte is aangehouden voor de straatroof op 5 mei 2017, heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en belediging van een politieagente die naast de verdachte zat in de arrestantenbus. Dit zijn nare feiten gericht tegen een verbalisant die gewoon met haar werk bezig was en het getuigt van geen respect. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Tot slot heeft de verdachte zich op 5 mei 2017 schuldig gemaakt aan het rijden op de gestolen scooter terwijl hij zwaar onder invloed was van alcohol. De verdachte heeft door aldus te handelen zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en heeft bovendien de verkeersveiligheid en andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 augustus 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet eerder voor geweldsfeiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2017. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering adviseert de rechtbank bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting met een klinische opname van 7 weken indien de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatieverbod en een alcoholverbod. Dit alles met verscherpt reclasseringstoezicht (en toepassing van elektronische controle.
De reclassering acht de kans op recidive hoog. Binnen de meldplicht die was opgelegd in het kader van een schorsing was er sprake van recidive waar terugval in alcoholgebruik (en medicatie gebruik) aan vooraf gingen. Er is sprake van een hoge mate van onmacht. Ondanks de motivatie om zich te onthouden van alcohol en niet meer met justitie in aanraking te komen, blijft de kans op terugval in middelengebruik en delictgedrag hoog.
Psycholoog T. ‘t Hoen heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 augustus 2017. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verslavingsziekte alsmede van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke en dwangmatige trekken. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het delictgedrag in de op
5 mei 2017 (de rechtbank leest: en de op 27 mei 2017) gepleegde feiten kan worden gezien als een uitvloeisel van zijn verslavingsziekte in combinatie met de persoonlijkheidspathologie. De psycholoog adviseert derhalve om de aan de verdachte ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De verdachte is zich wel bewust geweest van de wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar hij was onvoldoende in staat als gevolg van de beschreven combinatie van stoornissen naar dit inzicht te handelen en deze stoornissen hebben dan ook een (enigszins) sturende rol gehad in de aan hem ten laste gelegde feiten, mits bewezen geacht.
Voorts zijn er, aldus de psycholoog, veel risicofactoren en maar nauwelijks beschermende factoren, waardoor de kans op recidive van vergelijkbaar delictgedrag, zonder passende hulpverlening, als zeer hoog wordt ingeschat. De hulpverlening zal gericht moeten zijn op langdurige begeleiding, zorg in plaats van ‘genezing’, veiligheid, externe controle en bescherming. De verdachte heeft vooral een passende omgeving nodig om de hem aangeleerde vaardigheden in voldoende mate in te zetten. Een beschermde woonvorm is dan ook geïndiceerd en zal met daarnaast een langdurige ambulante begeleiding het meest effect sorteren, zo verwacht de psycholoog. Tot de tijd dat dit gerealiseerd kan worden, is een klinische opname ter overbrugging wenselijk. De psycholoog adviseert om de verdachte een dergelijk traject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat de verdachte op authentieke wijze berouw heeft getoond en inziet dat het hem in zijn eentje niet lukt om van drugs en alcohol af te blijven.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de rechtbank deze noodzaak onderschrijft, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten tot een kortdurende klinische opname ter overbrugging naar een beschermde woonvorm aangezien de verdachte een aanzienlijke gevangenisstraf zal moeten uitzitten, zoals hierna duidelijk wordt. Om diezelfde reden ziet de rechtbank ook geen reden om de verdachte een locatieverbod op te leggen. De reclassering heeft ook geadviseerd om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat – binnen het kader van een ambulant behandeltraject - de verdachte wordt verplicht tot een korte
klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht. Hiervoor biedt de wet geen basis.
Gelet op de zeer uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van de verdachte, de ernstige en langdurige verslavingsproblematiek, de verhoogde impulsiviteit bij verdachte, zijn gebrekkige cognitieve vaardigheden alsmede zijn marginale sociaal-maatschappelijk functioneren, wordt het risico op recidive zonder het inzetten van gepaste interventies, door zowel de psycholoog als Bouman GGZ ingeschat als hoog. De verdachte ziet dat zelf ook in en is daar bang voor. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 779,40 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, nu de onderbouwing van de vordering in het geheel ontbreekt.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het primaire standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat uit het dossier niet is gebleken van het ontstaan van schade aan de scooter.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering, omdat de onderbouwing daarvan ontbreekt.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering wordt betwist en een onderbouwing van de vordering ontbreekt. Een nadere behandeling van de vordering van de benadeelde partij zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en wordt veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 oktober 2016 van de politierechter van de rechtbank Maastricht, is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 oktober 2016.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de proeftijd met 1 jaar verlengd dient te worden, gelet op het feit dat de verdachte mogelijk behandeld gaat worden.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 63, 285, 266, 267, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zo lang en frequent als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen voor zijn middelengebruik en
persoonlijkheidsproblematiek bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclasseringsinstelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven. De controle op middelengebruik zal ondersteund worden door urinecontroles en/of ademhalingsonderzoek. De veroordeelde dient zich tevens te laten begeleiden bij het op orde krijgen van praktische zaken;
  • de veroordeelde zal gedurende de proeftijd geen alcohol gebruiken, zo lang de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving hiervan zal ondersteund worden door middel van bloed- of urineonderzoek;
  • de veroordeelde zal verblijven in een beschermd-wonen-instelling, zulks ter beoordeling van de reclasseringsinstelling, en zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte - met betrekking tot feit 6 -
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde]. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij
[naam benadeelde]. in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 6 oktober 2016 van de politierechter van rechtbank Maastricht aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Dordrecht met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (twee) gouden ketting(en) en/of een gouden armband en/of geld en/of een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- dragen van een (zwarte) panty over het hoofd/voor zijn gezicht, en/of
- tonen van een mes en/of richten van een mes aan/op die [naam slachtoffer 2] , en/of
- meelopen met/achtervolgen van die [naam slachtoffer 2] met een mes in zijn hand, en/of
- het zeggen tegen die [naam slachtoffer 2] woorden van de strekking: "Rustig blijven, niet gillen" en/of "Ik moet geld en goud hebben, ik ben namelijk verslaafd. Kluis, kluis" en/of "Ik moet meer, ik moet meer" en/of "Ik wil geld, ik wil geld en/of "Ik wil je pasje, ik wil je pasje" en/of "Ik wil ook je pin" en/of "Als dit niet de juiste code is, dan kom ik terug. Mijn vriend ligt in de bosjes" en/of "Je moet mee om te pinnen;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam staande bankpas, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] in elk geval aan een ander dan aan verdachte welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit dat verdachte:
- die [naam slachtoffer 3] met zijn scooter heeft laten stoppen en/of (vervolgens) zijn benen om het voorwiel van die scooter heeft geklemd en/of het stuur van die scooter heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik ben gevaarlijk, jij geeft nu die scooter aan mij, ik heb een pistool bij mij", waarna verdachte met die scooter is weggereden;
4.
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schop je kaak door midden. Ik schop je zo hard in je buik dat je geen kinderen meer zult krijgen. Ik doe dat echt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , hoofdagent van politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: Je bent de lelijkste vrouw die ik ooit heb gezien. Je bent niet eens een vrouw. Je bent een travestiet" en/of "Jullie zijn nazi's" en/of "je hebt een kankerkop", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig, (bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 970 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.