ECLI:NL:RBROT:2017:8292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
10/682288-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zedenzaak met onvoldoende bewijs tegen een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarige. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden en een gevangenisstraf van 18 maanden zou krijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de aangever, een minderjarige, waren niet voldoende ondersteund door ander bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangever niet in voldoende mate konden worden bevestigd door andere getuigen of bewijsstukken. De verdachte heeft tijdens het proces geen commentaar gegeven op de beschuldigingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte. De kosten van de verdediging tegen de vordering zijn op nihil begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682288-16
Datum uitspraak: 21 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de aangifte specifiek en gedetailleerd is over hetgeen is voorgevallen en de verklaringen van de familieleden ondersteuning bieden voor deze aangifte. De verdachte zelf houdt het bij ‘geen commentaar’ en ontkent het tenlastegelegde niet terwijl het dossier wel vraagt om een verklaring van de verdachte.
4.2.
Beoordeling
De onderhavige zaak betreft de verdenking van een zedenmisdrijf met een minderjarige. De vraag of is voldaan aan het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich in de rechtspraktijk vaak juist bij misbruikzaken voor. Dat wekt geen verwondering. Het gaat daarbij immers veelal om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en waarbij het in de kern dus gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Er mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen het overige gebruikte bewijsmateriaal en de verklaring van de aangever.
De aangever [naam slachtoffer] heeft zich in december 2015 uitgelaten over seksueel misbruik dat volgens hem door de verdachte op het landje van zijn ouders in Oud-Alblas heeft plaatsgehad toen hij tussen de 11 en 12 jaar oud was. Dit deed [naam slachtoffer] naar aanleiding van een bericht van zijn broer [naam broer slachtoffer] die daarin vertelt dat hij jaren geleden seksueel misbruikt is door hun oppas [naam oppas] .
[naam slachtoffer] verklaart tijdens het informatieve zedengesprek met de politie dat de verdachte handtastelijk werd tijdens het inbouwen van de radio in het bootje van [naam slachtoffer] . De verdachte zat volgens [naam slachtoffer] met zijn handen op het kruis, benen en eigenlijk het hele lichaam van [naam slachtoffer] . De verdachte probeerde [naam slachtoffer] ook te zoenen. Toen beiden de caravan in gingen om wat te drinken kleedde de verdachte volgens [naam slachtoffer] zichzelf en [naam slachtoffer] uit en legde hij [naam slachtoffer] op bed. De verdachte hield [naam slachtoffer] tegen en vast en deed zijn penis in de mond van [naam slachtoffer] . Ook deed de verdachte de penis van [naam slachtoffer] in zijn eigen mond. Verder ging de verdachte aan het hele lichaam van [naam slachtoffer] zitten en deed dit ook met zijn tong. Bij het doen van de aangifte voegt [naam slachtoffer] hieraan toe dat de verdachte wreef over en kneep in zijn kont en dat de verdachte ook zijn vinger in de anus van [naam slachtoffer] stak.
De verdachte heeft iedere vraag aan hem met betrekking tot het ten laste gelegde feit van zowel de politie als de rechtbank, beantwoord met “geen commentaar”.
De rechtbank heeft gekeken naar de mate waarin de verklaringen van [naam slachtoffer] worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat heeft geleid tot de volgende vaststellingen en conclusies.
De zus van [naam slachtoffer] , [naam zus slachtoffer] , verklaart in februari 2017 bij de politie dat haar moeder haar heeft verteld dat [naam slachtoffer] jaren geleden iets op televisie had gezien over pedofielen. [naam slachtoffer] zei toen: “O, maar dan is [naam oppas] ook een pedofiel”.
De moeder van [naam slachtoffer] verklaart hier niets over en heeft ook voor het overige niets verklaard dat gerelateerd kan worden aan seksueel misbruik door de verdachte van [naam slachtoffer] .
[naam zus slachtoffer] heeft voorts verklaard over een telefoongesprek tussen haar en de verdachte dat zou hebben plaatsgevonden na 21 december 2015. Nadat [naam zus slachtoffer] de verdachte naar eigen zeggen had geconfronteerd met het feit dat hij aan [naam broer slachtoffer] en [naam slachtoffer] had gezeten zou de verdachte heel hard zijn gaan huilen en onder andere hebben verteld dat als hij ooit iets gedaan zou hebben, dit in een opwelling was gebeurd.
[naam zus slachtoffer] verklaart verder voornamelijk over haar broer [naam broer slachtoffer] die door het lint ging als hun moeder zei dat de verdachte kwam oppassen en dat [naam zus slachtoffer] eens heeft gezien dat de verdachte - nadat zij enkele uren had geslapen - op de zolderkamer van [naam broer slachtoffer] was en dat [naam broer slachtoffer] daar stond in zijn onderbroekje en dat de verdachte achter hem stond. [naam broer slachtoffer] stond volgens [naam zus slachtoffer] stokstijf en zei niets.
Voorts verklaart [naam zus slachtoffer] over haar broer [naam] die bijles kreeg van de verdachte. De verdachte ging dan iedere keer douchen vlak voordat [naam] kwam en vroeg dan aan [naam] om bijvoorbeeld een handdoek aan te geven.
[naam] bevestigt in zijn verhoor dat de verdachte inderdaad altijd eerst nog even ging douchen als hij om half vijf bij hem was voor bijles. De verdachte riep hem dan om een praatje te maken, maar [naam] deed dit niet.
[naam broer slachtoffer] , de oudste broer van [naam slachtoffer] , is niet gehoord.
Uit het dossier blijkt weliswaar van sterke aanwijzingen voor onoirbaar, seksueel handelen van de verdachte jegens (een) kind(eren) uit het gezin [naam gezin] in de periode dat hij als oppas bij het gezin betrokken was, maar de aangifte van [naam slachtoffer] over zijn seksueel misbruik door de verdachte toen hij 11 of 12 jaar oud was op het landje van de familie [naam familie] in Oud-Alblas, wordt door geen ander bewijsmiddel in voldoende mate ondersteund.
4.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, aangezien het bedrag haar heel redelijk voorkomt en de vordering voldoende is onderbouwd.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak en derhalve het causale verband tussen de gestelde schade en enig handelen van de verdachte ontbreekt.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en wordt veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 02 juni 2003 tot en met 02 juni 2005 te Oud-Alblas, gemeente Graafstroom, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), zijnde iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren en/of iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, (buiten echt ontuchtige) handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- ( tong)zoenen van die [naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van de penis van die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of
- wrijven over en/of knijpen in de penis en/of billen van die [naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [naam slachtoffer] .