ECLI:NL:RBROT:2017:8142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
C/10/522229 / HA ZA 17-230
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van een vordering op de verzekeraar

In deze zaak vordert eiser, een eenmanszaak die dakbedekkingen aanbrengt, dat de schade aan rookkoepels die hij heeft aangebracht, gedekt wordt door zijn aansprakelijkheidsverzekering bij Allianz. De schade is ontstaan tijdens een storm in 2006, waarna eiser aansprakelijk werd gesteld. Eiser heeft een schade-aangifteformulier ingediend bij zijn verzekeraar Aegon, die dekking voor de schade heeft afgewezen op basis van een opzichtclausule. Eiser stelt dat Allianz, die de portefeuille van Aegon heeft overgenomen, zich niet kan beroepen op verjaring van de vordering. Allianz betwist dit en stelt dat de vordering is verjaard op grond van artikel 7:942 BW. De rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn is aangevangen op het moment dat eiser bekend werd met de schade en de aansprakelijkstelling, en dat deze termijn is verstreken. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.L. Tan op 25 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/522229 / HA ZA 17-230
Vonnis van 25 oktober 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.P. Groot te Alkmaar,
tegen
naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de oproepingsbrief van de griffier van 24 mei 2017 voor een mondelinge behandeling
  • de brief van de griffier van 17 juli 2017 met een zittingsagenda
  • de akte reactie voor comparitie aan de zijde van [eiser]
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 september 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming die dakbedekkingen aanbrengt.
2.2.
[eiser] had bij Aegon Schadeverzekering N.V. (hierna: Aegon) een Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven en beroepen afgesloten. Deze verzekering had [eiser] afgesloten via een assurantietussenpersoon, de Rabobank te Bommelerwaard (hierna: de Rabobank). In de polisvoorwaarden onder 2.7.5 was een ‘opzichtclausule’ opgenomen.
2.3.
[eiser] heeft eind 2006 in het kader van de nieuwbouw van een loods te Rumst, België, in onderaanneming dakbedekking aangebracht. Op 29/30 december 2006 vlogen tijdens een zware storm ongeveer 40 van de 120 rookkoepels los en raakten deze beschadigd.
2.4.
Bij dagvaarding in kort geding voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen van 24 december 2007 is [eiser] voor deze schade aansprakelijk gesteld.
2.5.
Bij brief van 2 januari 2008 heeft Aegon een Belgische advocaat ingeschakeld om de belangen van [eiser] in deze procedure te behartigen.
2.6.
Bij brief van 18 februari 2008 heeft de Rabobank een door [eiser] ingevuld schade-aangifteformulier met toelichting toegezonden aan Aegon. In dat schade-aangifteformulier staat onder meer:
“Ondergetekende verklaart
(…)
Dit schade-aangifteformulier, en de eventueel nog nader over te leggen gegevens aan de maatschappij te verstrekken om te dienen tot vaststelling van de omvang van de schade en het recht op uitkering;
(…)”
2.7.
Bij brief aan de Rabobank van 20 februari 2008 heeft Aegon polisdekking afgewezen met een beroep op de ‘opzichtclausule’. Bij brief aan de Rabobank van 2 februari 2009 heeft Aegon nogmaals polisdekking afgewezen.
2.8.
In april 2009 is [eiser] van het bestaan van enkele lekken in het dak op de hoogte gesteld. Ook voor de schade als gevolg van de lekkage is [eiser] aansprakelijk gesteld.
2.9.
Bij brief van 15 oktober 2010 heeft Aegon aan de Rabobank geschreven:
“Inmiddels is wel vast komen te staan dat verzekerde, op verzoek van de hoofdaannemer, de rookkoepels inderdaad heeft verwijderd en vervolgens provisorisch heeft teruggeplaatst. Dit houdt in dat verzekerde de rookkoepels ter bewerking onder zich heeft gehad (“opzicht”). Hiervoor biedt de polis van relatie geen voorziening. Nu polisdekking ontbreekt, is er ook geen dekking voor de kosten die samenhangen met deze onverzekerde schade, zoals advocaatkosten.
Vorenstaande betekent concreet - wij wijzen daar met nadruk op - dat in geval de beslissing van de rechter negatief uitpakt voor verzekerde, de schade aan en met betrekking tot de rookkoepels niet ten laste kan worden gebracht van de AVB-polis van relatie.
Onlangs is - inzake de zelfde kwestie - een nieuwe vordering ingediend tegen verzekerde. Deze vordering heeft (o.a.) betrekking op de kwaliteit van de door verzekerde aangebrachte dakbedekking en lekkages die hieruit zouden zijn ontstaan. (…) Ten aanzien van deze nieuwe ontwikkeling wijzen wij er tevens op dat de polis van verzekerde geen dekking biedt voor schade aan geleverde zaken (dakbedekking). Evenmin bestaat dekking voor de kosten voor herstel, verwijdering of vervanging van de geleverde en aangebrachte dakbedekking. (…) Voor de eventuele waterschade, als gevolg van gebreken in de dakbedekking, zou echter wel polisdekking bestaan. (…)
De vraag rijst tegelijkertijd voor wiens rekening de advocaat- en procedurekosten moeten komen. Aangezien een groot deel van de schade onverzekerd is, lijkt het gerechtvaardigd dat verzekerde bijdraagt in de advocaatkosten, die vanaf dit moment gemaakt worden (de reeds eerder betaalde kosten blijven voor onze rekening. Concreet denken wij aan een bijdrage verzekerde van 50% van deze kosten. (…)
2.10.
Bij brief aan de Rabobank van 17 februari 2011 heeft Aegon geschreven:
“(…) Wij verwijzen naar onze brief aan u van 15 oktober 2010. (…) wij (stelden) voor de proceskosten in deze kwestie te delen met verzekerde, omdat de polis grotendeels - of mogelijk helemaal - geen dekking biedt voor de onderliggende schadeclaims. (…)
Een kopie van deze brief, en de brief van 15 oktober, sturen wij eveneens naar relatie [eiser] Dakbedekkingen. (…)”
2.11.
Bij brief van 17 februari 2011 heeft Aegon aan [eiser] geschreven:
“Betreft [eiser] dakbedekking / Generali (procedure in België)
(…) Onder verwijzing naar bovenstaande kwestie treft u bijgaand kopieën van een tweetal brieven die wij stuurden naar uw tussenpersoon, Rabobank Bommelerwaard. (…)
Zoals vermeld in de brieven biedt uw AVB-polis geen, of mogelijk een beperkte, dekking voor de onderliggende schadeclaims. Daar waar de polis geen dekking biedt voor een schade, ontbreekt eveneens dekking voor kosten, zoals proces- en advocaatkosten. Om redenen, genoemd in bijgaande correspondentie, zijn wij echter bereid de kwestie te blijven volgen. Een verdeling van de kosten lijkt ons gezien de geschetste omstandigheden op zijn plaats. Graag vernemen wij of u kunt instemmen met ons voorstel. (…)”
2.12.
Bij brief van 29 maart 2011 heeft Aegon aan [eiser] geschreven:
“(…) Vanwege een adreswijziging ontvingen wij onze brief van 17 februari 2011 retour. Bijgaand een kopie van de betreffende brief (…)”
2.13.
[eiser] heeft op 7 april 2011 telefonisch contact opgenomen met Aegon. In een telefoonnotitie die de schadebehandelaar van Aegon van het gesprek heeft gemaakt, staat:
“Tel in dhr [eiser] . Reageert op mijn brief van 29 maart j.l. Zaak kort doorgenomen. Vzde [eiser] begrijpt dat de schade (grotendeels) niet verzekerd is en de kosten derhalve ook niet. (…) Afgesproken om de kosten 50/50 te verdelen. Eventuele schade blijft voor rekening verzekerde, (…).”
2.14.
Bij brief van 16 maart 2012 heeft Aegon aan [eiser] geschreven:
“Betreft [eiser] dakbedekking / Generali (procedure in België)
(…) Volledigheidshalve wijs ik er op dat de procedure zich toespitst op twee verschillende kwesties. Eén zaak ziet de weggewaaide koepels en de ander ziet op de kwaliteit van de dakbedekking. In de brieven aan u en de Rabobank Bommelerwaard van 15 oktober 2010 en 17 februari 2011 heb ik uiteengezet dat uw AVB-verzekering voor beide kwesties geen polisdekking biedt. Mede uit service overwegingen blijven wij deze beide kwesties volgen en vergoeden wij 50% van de advocaatkosten. (…)”
2.15.
[eiser] heeft op 10 april 2012 telefonisch contact opgenomen met Aegon. In een telefoonnotitie die de schadebehandelaar van Aegon van het gesprek heeft gemaakt, staat:
“Tel in dhr [eiser] . Verwijst naar mijn brief van 16 maart 2012. Begreep al dat de dekking een probleem was. Heeft een advocaat ingeschakeld (via kennissenkring) vanwege het beslag en vraagt of wij de kosten hiervan willen betalen. Uitgelegd dat die kosten niet verzekerd zijn, o.a. omdat er geen polisdekking is in deze zaak. De advocaatkosten die wij nu betalen, zijn al uit coulance, dus dat houdt niet automatisch in dat wij andere advocaatkosten ook betalen. Dat begrijpt verzekerde. Verzekerde gevraagd mij een kopie van de nota te sturen, waarna ik zal bekijken wat ik voor verzekerde kan doen. Wellicht eenmaal een bijdrage in zijn advocaatkosten?”
2.16.
Bij brief van 19 april 2012 heeft Aegon aan [eiser] geschreven:
“Betreft [eiser] dakbedekking / Generali (procedure in België)
(…) U verzocht ons om een bijdrage te verlenen in de kosten van uw advocaat, die u heeft ingeschakeld voor de opheffing van het beslag op uw woning. Uit coulance overwegingen zijn wij bereid de nota van uw advocaat (…) te betalen. (…) Volledigheidshalve wijs ik er op dat aangezien uw aansprakelijkheidsverzekering geen dekking biedt voor onderhavige kwestie, ook geen dekking bestaat voor advocaatkosten. Kosten die verband houden met beslaglegging op uw bezittingen vallen overigens sowieso niet onder een aansprakelijkheidsverzekering. (…)”
2.17.
De bodemprocedure heeft gediend voor de rechtbank van koophandel te Antwerpen. Het Hof van beroep Antwerpen heeft [eiser] bij arrest van 2 september 2015 veroordeeld tot vergoeding van de schade aan de rookkoepels ad € 69.732,50 met rente en kosten. De vordering ter zake van lekkageschade is afgewezen.
2.18.
Bij brief van 29 juni 2016 heeft [eiser] ’s advocaat Aegon verzocht de schade aan de rookkoepels uit te keren. Dit is door Aegon geweigerd.
2.19.
Allianz heeft per 1 juli 2016 de zakelijke schadeportefeuille overgenomen van Aegon en heeft daardoor als risicodrager te gelden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (i) voor recht te verklaren dat de schade van [eiser] wordt gedekt op grond van de polis en dat Allianz zich niet kan exonereren met een beroep op de ‘opzichtclausule’ en (ii) Allianz te veroordelen tot betaling van € 73.032,50, met rente en kosten.
3.2.
Allianz heeft primair aangevoerd dat de vordering van [eiser] is verjaard op grond van het bepaalde in artikel 7:942 BW, subsidiair dat haar een beroep toekomt op de ‘opzichtclausule’. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de vorderingen, dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de kosten.

4.De beoordeling

4.1.
De verbintenis tot uitkering onder de verzekeringsovereenkomst betreft een verbintenis onder een opschortende voorwaarde (artikel 6:21 en artikel 6:22 BW). Dat betekent dat de uitkering pas opeisbaar wordt indien de voorwaarde is vervuld. Die (opschortende) voorwaarde houdt in dat het verzekerde risico zich verwezenlijkt, te weten dat schade ontstaat. In het onderhavige geval heeft dat risico zich verwezenlijkt op 29/30 december 2006.
4.2.
Met de verwezenlijking van dat verzekerde risico kan de uitkeringsgerechtigde die met de verwezenlijking van het risico bekend is geworden, terstond daarna daarvan mededeling doen aan de verzekeraar en nakoming van de verbintenis tot uitkering verlangen. De door [eiser] verdedigde opvatting dat de uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst eerst opeisbaar wordt nadat [eiser] /de uitkeringsgerechtigde door de rechter (in hoger beroep) was veroordeeld tot het vergoeden van een schadebedrag aan de benadeelde, wordt derhalve niet gevolgd. Daarbij betrekt de rechtbank dat door [eiser] niet is gesteld dat de verzekeringsvoorwaarden nadere bepalingen omtrent uitbetaling bevatten.
4.3.
In ieder geval door de dagvaarding in kort geding van 24 december 2007 (r.o. 2.4.) is [eiser] bekend geworden met de verwezenlijking van het verzekerde risico en de aansprakelijkstelling door de benadeelde voor de schade. De verjaringstermijn van drie jaar is dus, gelet op artikel 7:942 lid 1 BW, op 25 december 2007 aangevangen. Artikel 7:942 lid 2 BW bepaalt onder meer dat de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Gelet daarop, en in aanmerking genomen dat het op 18 februari 2008 aan Aegon gezonden schade-aangifteformulier blijkens de bewoordingen ervan onder meer strekt tot vaststelling van de omvang van de schade en het recht op uitkering ligt daarin tevens een aanspraak op uitkering van [eiser] besloten.
4.4.
Aegon heeft bij brieven aan de Rabobank van 20 februari 2008, 2 februari 2009 en 15 oktober 2010 dekking voor de schade aan de rookkoepels afgewezen. De ontvangst van deze brieven is betwist. Ter terechtzitting heeft [eiser] verklaard wel de brief van 17 februari 2011 (hem vanwege een adreswijziging nogmaals toegestuurd op 29 maart 2011) met als bijlage de brief aan de Rabobank van 15 oktober 2010 te hebben ontvangen. In deze beide brieven en in de naderhand op 16 maart 2012 gestuurde brief, waarvan de ontvangst niet is betwist, heeft Aegon dekking voor schade aan de rookkoepels ondubbelzinnig afgewezen. Uit de brieven en de notities die zijn gemaakt op 7 april 2011 en 10 april 2012 van de niet-betwiste telefoongesprekken blijkt niet dat over de afwijzing enig misverstand heeft bestaan of dat hierover nog is onderhandeld. De bereidheid van Aegon om de proces- en advocaatkosten (deels) te dragen doet hier niet aan af. [eiser] is er steeds op gewezen dat deze kosten uit coulance overwegingen zijn betaald aangezien de AVB-verzekering voor de schade geen polisdekking bood.
Dit betekent dat in ieder geval vanaf 30 maart 2011 weer een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar is beginnen te lopen en de vorderingen van [eiser] op 30 maart 2014 zijn verjaard.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat €
1.780,00(2 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.712,00
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 3.712,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.L. Tan en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 128