ECLI:NL:RBROT:2017:8056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
C/10/530386 / HA ZA 17-650
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal wegvervoer en aansprakelijkheid bij ladingschade onder CMR

Op 25 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen SKB Logistics N.V. en APL Co. Pte Ltd. SKB, gevestigd in Ridderkerk, vorderde een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is voor schade die APL, een in Singapore gevestigde vennootschap, zou hebben geleden door een ontvreemding van een zending schoenen tijdens het vervoer. De zending, met een brutogewicht van 4.361 kilogram, was op 26 januari 2017 aan SKB toevertrouwd voor vervoer van België naar Duitsland. Tijdens het vervoer werd een deel van de zending, ter waarde van € 80.000, ontvreemd.

De rechtbank oordeelde dat SKB als vervoerder aansprakelijk is voor de schade, omdat er geen omstandigheden waren die vervoerdersovermacht rechtvaardigden. De rechtbank wees de primaire vordering van SKB af, maar erkende dat SKB niet verder aansprakelijk is dan de beperking van aansprakelijkheid zoals vastgelegd in artikel 23 van de CMR, die 8,33 SDR per beschadigd kilogram bedraagt. APL werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank op € 1.150,42 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de CMR-regelgeving op internationaal wegvervoer en de verantwoordelijkheden van vervoerders bij ladingschade. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat APL verplicht is om de proceskosten te betalen, zelfs als er nog hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/530386 / HA ZA 17-650
Vonnis van 25 oktober 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
SKB LOGISTICS N.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
APL CO. PTE LTD.,
gevestigd te Singapore, Republiek Singapore,
gedaagde,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam,
Partijen zullen hierna SKB en APL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende.
1.2.
SKB heeft bij exploten van 21 maart 2017 APL tezamen met TCT Belgium N.V., gevestigd te Willebroek, België, (hierna: TCT) en Deichmann SE, gevestigd te Essen, Duitsland, (hierna: Deichmann) voor deze rechtbank gedagvaard.
1.3.
SKB heeft de zaak tegen Deichmann niet aangebracht.
1.4.
SKB heeft bij akte drie producties in het geding gebracht.
1.5.
APL is in het geding verschenen. Op de rol van 16 augustus 2017 is akte verleend dat APL geen conclusie van antwoord heeft genomen.
1.6.
TCT is in het geding verschenen. Op de rol van 30 augustus 2017 is de zaak tussen SKB en TCT doorgehaald.
1.7.
Ten slotte is in de zaak tussen SKB en APL vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
SKB vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart
primair: dat SKB niet aansprakelijk is voor de door gedaagden, althans één of meer van hen, beweerdelijk geleden schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending;
subsidiair: dat SKB niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de CMR-beperking ex artikel 23 CMR van 8,33 SDR per beschadigd kilogram brutogewicht;
met veroordeling van gedaagden, althans één of meer van hen, in de kosten van het geding alsmede de nakosten.
2.2.
Daartoe stelt SKB – samengevat weergegeven – het volgende.
2.2.1.
SKB heeft op of omstreeks 26 januari 2017 van APL opdracht gekregen een zending schoenen met een brutogewicht van 4.361 kilogram te vervoeren van de loods van TCT in Willebroek, België, naar de loods van Deichmann in Wolfen, Duitsland. De zending diende op 2 februari 2017 te worden afgeleverd.
2.2.2.
SKB heeft het vervoer uitbesteed aan de Roemeense vervoerder Florymarth Auto Srl. (hierna: Florymarth). Op of omstreeks 1 februari 2017 is de zending door een chauffeur van Florymarth in Willebroek ten vervoer in ontvangst genomen.
2.2.3.
Op de voor dit vervoer afgegeven vrachtbrief met nr. NL 0012492 staan TCT als afzender en Deichmann als geadresseerde vermeld.
2.2.4.
In de avond van 1 februari 2017 is de chauffeur gestopt op een parkeerplaats in Duitsland. De volgende ochtend bleek dat een deel van de zending was ontvreemd. Het brutogewicht van het gestolen deel van de zending bedraagt 2.512,89 kilogram. De geschatte waarde van de ontvreemde goederen bedraagt € 80.000,00.
2.2.5.
SKB dient ten behoeve van haar bedrijfsvoering te weten of zij aansprakelijk is en, zo ja, jegens welke van de gedaagden en tot welk bedrag, zodat zij recht en belang heeft bij de genoemde verklaring voor recht.

3.De beoordeling

3.1.
Nog slechts de zaak tussen SKB en APL ligt ter beoordeling voor. De zaken tussen SKB enerzijds en TCT en Deichmann anderzijds zijn niet (meer) aan de orde.
3.2.
De zaak tussen SKB en APL is een internationaal geval, omdat SKB in Nederland is gevestigd en APL in Singapore en omdat de zaak internationaal vervoer betreft. Anders dan SKB stelt, is APL (blijkens de dagvaarding) niet in het arrondissement Rotterdam gevestigd. De enkele omstandigheid dat APL een kantoor heeft in Rhoon maakt dat niet anders, nu in de dagvaarding is gesteld dat APL statutair in Singapore is gevestigd zodat Singapore haar woonplaats is als bedoeld in artikel 2 Rv.
Daarom dient de rechtbank (ambtshalve) de rechtsmacht en bevoegdheid en het toepasselijke recht te bepalen.
3.3.
Tussen Nederland en Singapore is geen internationale verordening of verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid van toepassing.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder a Rv komt de Nederlandse rechter in dit geval rechtsmacht toe, omdat APL in de procedure is verschenen en de rechtsmacht niet heeft betwist.
Ingevolge artikel 109 Rv is deze rechtbank bevoegd.
3.4.
Deze zaak betreft internationaal wegvervoer van België naar Duitsland. Daarop is van rechtswege van toepassing het Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (artikel 1 CMR).
3.5.
De door SKB gestelde en door APL niet betwiste feiten leveren op dat zij jegens haar afzender APL als vervoerder van de zending schoenen moet worden aangemerkt, dat Florymarth als haar hulppersoon als bedoeld in artikel 3 CMR moet worden aangemerkt en dat Florymarth, wegens een diefstal tijdens de reis, de zending niet in dezelfde toestand heeft afgeleverd ter bestemming als waarin deze de zending ten vervoer had ontvangen.
Nu gesteld noch gebleken is dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die vervoerdersovermacht als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR opleveren, moet daarom de conclusie zijn dat SKB ten opzichte van haar afzender APL (of de geadresseerde Deichmann) voor de schade wegens de diefstal aansprakelijk is.
De primair gevorderde verklaring voor recht dat SKB niet aansprakelijk is zal dan ook worden afgewezen.
3.6.
De (niet betwiste) stellingen van SKB kunnen de subsidiair gevorderde verklaring voor recht dragen dat SKB niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de beperking van artikel 23 CMR van 8,33 SDR per beschadigd kilogram brutogewicht. Omstandigheden die erop wijzen dat SKB (of haar hulppersoon Florymarth) opzet of grove schuld in de zin van artikel 29 CMR treft zijn gesteld noch gebleken.
Het subsidiair gevorderde zal daarom worden toegewezen.
3.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal APL in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van SKB worden tot aan deze uitspraak begroot op:
  • dagvaardingskosten € 80,42
  • griffierecht € 618,00
  • salaris advocaat
totaal € 1.150,42.
3.8.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum van dit vonnis is bepaald.
3.9.
De gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad kan slechts ten aanzien van de kosten worden uitgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat SKB jegens APL niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de beperking ex artikel 23 CMR van 8,33 SDR per beschadigd kilogram brutogewicht;
4.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
4.3.
veroordeelt APL in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van SKB zijn begroot op € 1.150,42 en, indien APL niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, in de nakosten van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.
901/2957/1928