hij op of omstreeks 17 februari 2015 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto/vuilnisauto), zich
zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te
rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer
openstaande wegen, de 1e Pijnackerstraat en de Zwart Janstraat, althans
op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij gezeten achter het stuur van die vuilnisauto, op de hoek van de 1e
Pijnackerstraat en de Zwart Janstraat aan de linkerzijde van de weg (op de
1e Pijnackerstraat) stilstond (terwijl vuilnis werd ingeladen) en/of
in zijn rechter buitenspiegel gedurende circa 18 seconden, althans enige
tijd, een fietser heeft kunnen waarnemen die dat voertuig (aan de
rechterzijde) van achteren naderde,
vanuit stilstand (nagenoeg) direct is opgetrokken en/of in één beweging
naar rechts heeft gestuurd om af te slaan naar de Zwart Janstraat en/of
zich daarbij niet of onvoldoende ervan heeft vergewist of zich in de
nabijheid van het door hem bestuurde voertuig ander verkeer bevond en of
de weg voor hem, verdachte, vrij was, en/of
(aldus doende) niet heeft opgemerkt dat die eerdergenoemde fietser
(inmiddels) rechts naast dan wel rechts vóór de cabine van dat voertuig
reed en met de hand aangaf op die bovengenoemde genoemde kruising
linksaf te willen slaan en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
met de rechtervoorzijde van dat voertuig in botsing of aanrijding of
aanraking is gekomen met de achterzijde van de fiets,
als gevolg waarvan die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , ten val is
gekomen en door dat voertuig werd overreden, waardoor zij werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )