Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 6 oktober 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 9 december 2015, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van de Orde overgelegde brief van 1 februari 2016, met producties G-13 en G-14;
- de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van [eiser] overgelegde brief, met producties, ter griffie binnengekomen op 12 februari 2016;
- het proces-verbaal van de op 24 februari 2016 gehouden comparitie van partijen;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties.
2.De vaststaande feiten
mr. [B.]. Mr. [C.] heeft dat verzoek bij brief van 12 oktober 2010 afgewezen en aan [eiser] meegedeeld dat indien hij het met die beslissing niet eens was, [eiser] op de voet van artikel 13 lid 3 Aw binnen een termijn van zes weken na de datum van die brief beklag tegen de beslissing kon doen bij het hof van discipline, onder vermelding van de contactgegevens van dat hof. [eiser] heeft geen beklag gedaan.
mr. [A.] met betrekking tot het uitbrengen van een zogeheten second opinion. Bij brief van 22 maart 2011 heeft mr. [C.] dat verzoek afgewezen en aan [eiser] meegedeeld dat indien hij het met die beslissing niet eens was, [eiser] binnen een termijn van zes weken na de datum van die brief beklag tegen de beslissing kon doen bij het hof van discipline. [eiser] heeft geen beklag gedaan.
mr. [C.] aan [eiser] meegedeeld dat zijn (herhaalde) verzoek niet aan de daaraan te stellen eisen van artikel 13 lid 1 Aw voldoet en [eiser] in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen na de datum van die brief alsnog de ontbrekende stukken toe te zenden. [eiser] heeft zijn verzoek niet aangevuld.
3.De vordering
Mr. [C.] heeft ten onrechte het verzoek van [eiser] afgewezen om een opvolgend advocaat aan te wijzen in verband met het teruggeven van de opdracht door mr. [B.]. Vanwege het nalatig handelen van de Orde maakt [eiser] jegens de Orde aanspraak op een (voorschot aan) schadevergoeding van (voorlopig) € 25.000,00. Met dat schadebedrag kan [eiser] een commerciële advocaat betalen teneinde mr. [A.] aan te spreken en tevens in zijn inkomen te voorzien.
4.Het verweer
mr. [C.], zoals bepaald in artikel 13 lid 3 Aw. De thans door [eiser] ingestelde procedure staat dan ook niet meer voor hem open.
mr. [B.] heeft de behandelingsopdracht van de zaak van [eiser] tegen
mr. [A.] bij gemotiveerde beslissing teruggegeven, nu voortgezette behandeling daarvan naar het oordeel van mr. [B.] geen kans op succes voor [eiser] bood.
Mr. [B.] was daartoe gerechtigd. Met het teruggeven van de opdracht kwam ook de formele aanwijzing door mr. [E.] ten einde. Op grond van artikel 13 lid 2 Aw bestaat er voor de deken geen verplichting om een nieuwe advocaat aan te wijzen, indien de eerder aangewezen advocaat (mr. [B.]) gemotiveerd heeft aangegeven dat een procedure geen kans van slagen heeft. Mr. [C.] heeft het nieuwe verzoek van [eiser] tot aanwijzing van een advocaat, evenals het verzoek tot een dergelijke aanwijzing voor het uitbrengen van een second opinion, dan ook op juiste gronden afgewezen.
5.De beoordeling van de vordering
mr. [E.] van mr. [B.] met het teruggeven van de behandelingsopdracht door laatstgenoemde advocaat beëindigd. Van enige aanwijzing van een advocaat aan [eiser] was vanaf het moment van die teruggave van de opdracht immers geen sprake meer. Voor een eventuele nieuwe aanwijzing van een advocaat door de deken was derhalve een nieuw verzoek van [eiser] vereist, zoals [eiser] ook heeft gedaan.
22 maart 2011 tot aanwijzing van een advocaat inzake het uitbrengen van een second opinion. Dat leidt ertoe dat deze beslissingen onaantastbaar en dus definitief zijn geworden. Dat [eiser] niet de (enige openstaande) formeel juiste juridische weg heeft gevolgd teneinde te trachten de beslissingen van de deken aan te tasten, ondanks dat [eiser] telkens is gewezen op de mogelijkheid van de beklagprocedure bij het hof van discipline, komt voor rekening en risico van [eiser]. Voor [eiser] bestaat daarom niet de mogelijkheid om middels de onderhavige procedure schadevergoeding te vorderen op grond van het door [eiser] gestelde tekortschieten van de Orde wegens het niet opnieuw aanwijzen van een advocaat aan [eiser]. Dit betekent dat [eiser] reeds hierom niet-ontvankelijk is in zijn vordering.