ECLI:NL:RBROT:2017:7998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
10/680305-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling van kinderen door de verdachte, die als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt beschouwd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die gedurende een periode van meer dan tien jaar samen met haar echtgenoot hun kinderen heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, wat leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging. De zaak is behandeld in tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.M.A. Loevendie. De rechtbank heeft de inhoud van de tenlastelegging en de bewijsvoering zorgvuldig gewogen, waarbij deskundigenrapporten zijn betrokken die de geestelijke toestand van de verdachte beschrijven. De deskundigen concludeerden dat de verdachte lijdt aan een organische persoonlijkheidsverandering als gevolg van een hersenstoornis, wat haar in staat heeft gesteld om haar gedrag niet volledig te begrijpen of te controleren. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, met inachtneming van de adviezen van de deskundigen over haar geestelijke toestand en de gevolgen daarvan voor haar strafbaarheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/680305-14
Datum uitspraak:
13 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 juli 2015, 28 januari 2016 en 29 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op
meerderetijdstippen in de periode van 14 juli 2003 tot
en met 19 maart 2014 te Dordrecht en/of te Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend met kracht haar kind [naam slachtoffer 1]
,
- heeft geslagen en geschopt tegen het lichaam en/of
- aan de haren heeft getrokken en/of
- de haren uit het hoofd heeft getrokken en/of
- de arm heeft (om)gedraaid en/of
- met haar, verdachtes, nagels bij de hals heeft gegrepen en/of
- heeft geschopt tegen de ribbenkast en de buik en/of
- door de kamer heeft (mee)getrokken en/of (met een aanloop) op
die [naam slachtoffer 1] is gesprongen waardoor die [naam slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- heeft vastgepakt en/of haar, verdachtes, nagels in de arm van die [naam slachtoffer 1]
heeft geduwd en de arm van die [naam slachtoffer 1] heeft omgedraaid en die
met een natte vaatdoek in het gezicht heeft geslagen en op
die [naam slachtoffer 1] is gesprongen,
waardoor die [naam slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 12 november
2003 tot en met 19 maart 2014 te Dordrecht en/of te Zwijndrecht,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend haar kind [naam slachtoffer 2] ,
- heeft geslagen
tegenhet hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam en/of
- heeft geschopt tegen lichaam en/of
- heeft geknepen in (een van) de benen en/of haar, verdachtes, nagels (een van) de benen van die [naam slachtoffer 2] heeft geduwd en/of
- aan zijn arm(en) heeft getrokken en/of
- uit bed heeft getrokken/gesleurd waarbij die [naam slachtoffer 2] ten val kwam en/of
- met haar nagels bij de hals heeft vastgepakt,
waardoor die [naam slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd,
2.
medeplegen van mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
6.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen bewezen kan worden de verdachte niet volledig valt toe te rekenen, overigens niet op basis van het gestelde hersenletsel, maar op grond van de destijds aanwezige spanningen in de woning, zodat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is .
6.3.
Beoordeling
Door M.D. van Ekeren, psychiater, drs. B. Koudstaal, klinisch psycholoog en A.C.M. Akkermans, milieurapporteur, is op 24 december 2014 een multidisciplinaire rapportage over de verdachte uitgebracht.
De deskundigen komen - samengevat - tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit manifesteert zich in de vorm van een organische persoonlijkheidsverandering als gevolg van een orbitofrontaalsyndroom (ofwel desinhibitiesyndroom), die zijn oorsprong heeft in de ernstige epilepsie waaraan de verdachte van haar 14e tot 29e jaar geleden heeft. De verdachte onderging op haar 29e jaar een neurochirurgische operatie, waarna de omgeving een sterkere persoonlijkheidsverandering rapporteert. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid. Hiervan was eveneens sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundigen rapporteren tevens dat er sprake is van een volledige doorwerking van de ziekelijke stoornis in het ten laste gelegde en dat de verdachte ernstig impulsief is met een ernstig verhoogde agitatieneiging, waarbij zij niet in staat is tot gedragsalternatieven. Er is sprake van inprentings-problemen en de verdachte kan zich heftige gebeurtenissen al snel niet meer herinneren, Bovendien leidt de zwakbegaafdheid tot een gebrekkig overzicht op het eigen handelen en de gevolgen daarvan. De deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten.
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting van 23 juli 2015 heeft de raadsman aangevoerd dat bij de verdachte sinds enige tijd een gedragsverandering heeft plaatsgevonden. Dit zou erop wijzen dat de jarenlange extreme spanningen binnen het gezin van de verdachte - waar zij naar eigen zeggen heel gevoelig voor is - hebben geleid tot de irritatie en woede-uitbarstingen van de verdachte en niet het bestaan van een ziekelijke stoornis in combinatie met zwakbegaafdheid. De verdediging heeft daartoe onder meer gewezen op een ter terechtzitting overgelegd rapport van M. Hendriks (neuropsycholoog), bevattende een verslag van het tweede post-operatieve neuropsychologisch onderzoek, d.d. 30 januari 1996, waarin een gemiddeld IQ (106) met een geringe discrepantie tussen het verbaal en performaal niveau wordt beschreven. Het verschil tussen hetgeen is vastgesteld in januari 1996 en oktober 2014 kan slechts verklaard worden doordat de verdachte niet kan omgaan met spanningen, aldus de verdediging. Als de verdachte opnieuw getest zou worden zou de uitkomst hoger zijn. De verdediging heeft de rechtbank verzocht een contra-expertise te doen uitvoeren naar de geestvermogens van de verdachte.
Op 6 augustus 2015 heeft de rechtbank bij tussenvonnis het onderzoek ter terechtzitting heropend. De rechtbank achtte het voor de beoordeling van deze zaak noodzakelijk dat er nader onderzoek werd verricht naar de geestvermogens van de verdachte in de vorm van een dubbelrapportage door een psycholoog en een psychiater.
Door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, is op 30 augustus 2017 in dat kader een rapportage betreffende de verdachte opgemaakt. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. De deskundige heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de zin van een organische persoonlijkheidsverandering en mogelijk daarnaast een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Ten aanzien van de intelligentie van de verdachte overweegt de deskundige als volgt:
“De intelligentie wordt op een hooguit laaggemiddeld, vermoedelijk lager dan gemiddeld niveau geschat. Het geheugen is in het directe contact lastig te beoordelen. Betrokkene doet zich - zoals vermeld - voor als iemand met wie niets aan de hand is, ook niet als het om haar geheugen gaat. Het is echter opvallend dat betrokkene over jaartallen langer dan gemiddeld moet nadenken en soms ook fouten maakt. Probleembesef en probleeminzicht zijn volstrekt afwezig.”
Toerekeningsvatbaarheid
Ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid overweegt drs. Gerritsen het volgende:
“Betrokkene ontkent het haar ten laste gelegde (nagenoeg) volledig en is sterk geneigd haar gedrag te normaliseren en haar probleemgedrag te bagatelliseren. Vanwege haar ontkenning, maar ook gezien de lange periode waarin het ten laste gelegde heeft gespeeld, is het moeilijk om de exacte mate van doorwerking van de beschreven pathologie in het haar ten laste gelegde te bepalen. Wat wel duidelijk naar voren komt, is dat betrokkene als gevolg van het orbitofrontaalsyndroom bij oplopende stress onvoldoende in staat is om haar emoties (met name boosheid) en impulsen te controleren en dat zij snel geagiteerd en gefrustreerd raakt. Ook voelt zij zich snel aangevallen. Zij is onvoldoende in staat complexe situaties te overzien, hetgeen het geval is in een opvoedingssituatie met kinderen en dan in het bijzonder ook in de situatie waarin betrokkene destijds verkeerde (problematische relatie en diverse psychosociale problemen). Betrokkene is vanuit haar stoornis star en rigide en is op dergelijke momenten onvoldoende dan wel niet in staat tot gedragsalternatieven. Het ontbreekt haar aan probleembesef en -inzicht. Zij is vanuit dit alles niet of in ieder geval onvoldoende in staat verandering van haar gedrag aan te brengen als gevolg van een zeer beperkt leereffect: heftige gebeurtenissen kan zij zich als gevolg van inprentingsproblemen al snel niet meer herinneren.
Onderzoeker is alles overziend van mening dat - indien het haar ten laste gelegde wordt bewezen - de stoornis in ieder geval heeft doorgewerkt en het ten laste gelegde betrokkene tenminste in verminderde mate kan worden toegerekend, en mogelijk zelfs helemaal niet kan worden toegerekend.
(…) Het tenlastegelegde kan volledig verklaard worden vanuit de stoornis.”
De deskundige adviseert om betrokkene beide ten laste gelegde feiten - indien bewezen - niet toe te rekenen.
Door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, is op 27 augustus 2017 ook een rapportage betreffende de verdachte opgemaakt. De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op dit rapport. De deskundige concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsverandering als gevolg van een hersenorganische stoornis, namelijk het orbitofrontaalsyndroom. De deskundige heeft ervoor gekozen om geen intelligentieonder-zoek af te nemen, omdat de verdachte (recentelijk) neuropsychologisch is onderzocht.
Ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid overweegt deze deskundige het volgende:
“Vanwege haar ontkenning, maar ook gezien de lange periode waarin het ten laste gelegde heeft gespeeld, is het moeilijk om de exacte mate van doorwerking van de beschreven pathologie in het haar ten laste gelegde te bepalen. Wat wel duidelijk naar voren komt, is dat betrokkene als gevolg van het orbitofrontaalsyndroom bij oplopende stress onvoldoende in staat is om haar emoties (met name boosheid) en impulsen te controleren en dat zij snel geagiteerd en gefrustreerd raakt. Ook voelt zij zich snel aangevallen. Zij is onvoldoende in staat complexe situaties te overzien, hetgeen het geval is in een opvoedingssituatie met kinderen en dan in het bijzonder ook in de situatie waarin betrokkene destijds verkeerde (problematische relatie en diverse psychosociale problemen). Betrokkene is vanuit haar stoornis star en rigide en is op dergelijke momenten onvoldoende dan wel niet in staat tot gedragsalternatieven. Het ontbreekt haar aan probleembesef en -inzicht. Zij is vanuit dit alles niet of in ieder geval onvoldoende in staat verandering van haar gedrag aan te brengen als gevolg van een zeer beperkt leereffect: heftige gebeurtenissen kan zij zich als gevolg van inprentingsproblemen al snel niet meer herinneren.
Onderzoeker is alles overziend van mening dat - indien het haar ten laste gelegde wordt bewezen - de stoornis in ieder geval heeft doorgewerkt en het ten laste gelegde betrokkene tenminste in verminderde mate kan worden toegerekend, en mogelijk zelfs helemaal niet kan worden toegerekend.”
De rechtbank heeft kennis genomen van de bevindingen en de conclusie van de psychiaters en de psychologen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over, waarmee zij vaststelt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde heeft gehandeld onder invloed van een geestelijke stoornis, zoals door de deskundigen omschreven. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven wat de oorzaak van die stoornis is. Op grond van voornoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat beide bewezenverklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Het verweer dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard wordt, gelet op het voorgaande, verworpen.
Gelet hierop is de verdachte niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oplegging maatregel?
Zowel de deskundigen Van Ekeren en Koudstaal als de deskundigen Gerritsen en ’t Hoen hebben geadviseerd om aan de verdachte geen maatregel op te leggen. Ter onderbouwing van hun advies dienaangaande hebben de deskundigen het volgende gerapporteerd.
Gewezen wordt op het ingeschatte lage herhalingsrisico. Nu de kinderen van de verdachte niet meer aan haar zorg zijn toevertrouwd en zij ook geen contact met hen heeft, is het risico op herhaling zeer gering. De verdachte zal niet meer in die mate overvraagd worden, waarmee het agressieve en grensoverschrijdende gedrag zich niet meer zal voordoen. Daarnaast is de verwachting dat de eventueel op te leggen maatregel niet zal bijdragen aan het substantieel reduceren van de ernst van de pathologie en het daaraan gerelateerde recidiverisico in soortgelijke situaties als de voormalige gezinssituatie. De deskundigen hebben er voorts bij herhaling op gewezen dat de verdachte niet leerbaar is.
De rechtbank is gelet hierop, met de officier van justitie, van oordeel dat de oplegging van een maatregel thans niet noodzakelijk is.

7.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] te Rotterdam, ter zake van het onder 1. ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,00 als voorschot aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich voorts in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] te Rotterdam ter zake van het onder 2. ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 5.000,00 als voorschot aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering geen ruimte laten om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen indien aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
7.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich niet over de vorderingen van de benadeelde partijen uitgelaten.
7.3.
Beoordeling en conclusie
Artikel 36f Sr. jo. artikel 361 Sv. staan aan toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, alsmede toepasselijkheid van de schadevergoedingsmaatregel in de weg, in het geval dat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. Nu daarvan sprake is zullen de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mr. R. Brand en mr. I.K. Rapmund, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juli 2003 tot
en met 19 maart 2014 te Dordrecht en/of te Zwijndrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend (met kracht) (haar kind) [naam slachtoffer 1]
,
- heeft geslagen en/of geschopt op/tegen de arm(en) en/of (een van) de benen
en/of de romp, althans tegen het lichaam en/of
- aan de haren heeft getrokken en/of
- de haren uit het hoofd heeft getrokken en/of
- de arm heeft (om)gedraaid en/of op/richting de rug gedraaid en/of
- met haar, verdachtes, nagels bij de hals heeft gegrepen en/of
- aan de haren (uit bed) heeft getrokken en/of die [naam slachtoffer 1] (vervolgens) (over
de grond) heeft (mee)getrokken en/of (vervolgens) op die [naam slachtoffer 1] is gaan
zitten en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] (in elkaar) heeft geslagen en/of
- heeft geschopt en/of geslagen in/tegen de ribbenkast en/of de buik, althans
het lichaam, en/of
- ( uit bed) heeft getrokken en/of (vervolgens) op die [naam slachtoffer 1] is gesprongen
en/of
- aan de haren (door de kamer) heeft (mee)getrokken en/of (met een aanloop) op
die [naam slachtoffer 1] is gesprongen (waardoor die [naam slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- heeft vastgepakt en/of haar, verdachtes, nagels in de arm van die [naam slachtoffer 1]
heeft geduwd/gedrukt en/of de arm van die [naam slachtoffer 1] heeft omgedraaid en/of die
met een natte vaatdoek in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of op
die [naam slachtoffer 1] is gesprongen,
waardoor die [naam slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november
2003 tot en met 19 maart 2014 te Dordrecht en/of te Zwijndrecht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (haar kind) [naam slachtoffer 2] ,
- heeft geslagen het hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam en/of
- heeft geschopt tegen lichaam en/of
- heeft geknepen in de arm en/of (een van) de benen en/of haar, verdachtes,
nagels in de arm en/of (een van) de benen van die [naam slachtoffer 2] heeft geduwd/gedrukt
en/of
- aan zijn arm(en) heeft getrokken en/of
- uit bed heeft getrokken/gesleurd (waarbij die [naam slachtoffer 2] ten val kwam) en/of
- met haar nagels bij de hals heeft gegrepen en/of vastgepakt,
waardoor die [naam slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.