In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen Tibco Software Services Netherlands B.V. Het geschil betreft de vraag of [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst per 1 december 2016. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat Tibco ernstig verwijtbaar had gehandeld, wat leidde tot een billijke vergoeding van € 219.392,-.
[Verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift een transitievergoeding van € 368.753,67 bruto gevorderd, maar Tibco heeft zich verweerd door te stellen dat [verzoeker] zijn recht op de transitievergoeding heeft verwerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] in de ontbindingsprocedure geen aanspraak heeft gemaakt op de transitievergoeding, wat volgens Tibco zou betekenen dat hij zijn recht heeft verwerkt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze conclusie niet ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker] door zijn eerdere stellingen in de ontbindingsprocedure, waarin hij geen aanspraak maakte op de transitievergoeding, Tibco het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat hij zijn recht niet meer zou geldend maken. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek van [verzoeker] en de veroordeling in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.