In deze zaak vorderde eiser, een leerling die niet was bevorderd naar havo 5, toelating tot havo 4 op het Groen van Prinstererlyceum te Vlaardingen. Eiser had eerder zijn mavo-diploma behaald, maar had door persoonlijke omstandigheden, waaronder scooterongelukken, veel lesdagen gemist. Na een aantal gesprekken en een bezwaarprocedure bij de Klachtencommissie van de stichting Lentiz Onderwijsgroep, werd besloten dat eiser niet kon worden bevorderd naar havo 5 en dat hij doorverwezen werd naar het mbo. Eiser stelde dat er een onderwijsovereenkomst bestond die verplichtte tot toelating in havo 4 en dat er geen wettelijke regels waren die dit verhinderden. Hij voerde ook aan dat er een toezegging was gedaan door de directeur van het lyceum dat hij alsnog mocht starten in havo 4.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de school de voor de besluitvorming geldende regels juist had toegepast en in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen. De rechter benadrukte dat het aan de school was om te bepalen of eiser havo 4 nogmaals mocht overdoen, en dat de schoolgids duidelijke criteria bevatte voor bevordering. De rechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de gedaagde partij, Lentiz.