In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2017, hebben eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], met als doel toegang te verkrijgen tot de woning waarvoor zij een huurovereenkomst hadden gesloten. Eisers vorderden dat gedaagde hen binnen één dag na betekening van het vonnis toegang zou verschaffen tot de woning door de sleutel te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De eisers stelden dat de huurovereenkomst, die op 19 juli 2017 was ingegaan, nog steeds van kracht was en dat zij recht hadden op gebruik van de woning.
Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van twee huurovereenkomsten die met wederzijds goedvinden waren geëindigd. Hij stelde dat eisers vrijwillig de woning hadden verlaten en dat er een huurachterstand bestond die ontbinding en ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat de whatsapp-berichten van eisers de indruk wekten dat zij zich hadden neergelegd bij het einde van de huurovereenkomst. De rechter concludeerde dat de vordering van eisers in een bodemprocedure waarschijnlijk zou worden afgewezen, en dat ook de vordering in kort geding niet kon worden toegewezen.
De kantonrechter wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde. Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.