In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in de jaarwisseling van 2015-2016, toen de verdachte samen met familieleden oud en nieuw vierde in Papendrecht. Tijdens deze viering ontstond er een conflict met de politie, waarbij brandend vuurwerk in de richting van de agenten werd gegooid. De officier van justitie eiste een taakstraf voor de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de inconsistenties in de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de openlijke geweldpleging, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de rol van elke verdachte in een gewelddadige situatie zorgvuldig te beoordelen.