In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vastgoed Rietveld B.V. en Boko Holding B.V. Vastgoed Rietveld, als verhuurder, heeft een huurovereenkomst gesloten met Boko Holding voor een winkelruimte in Den Haag. De huurprijs bedraagt € 4.436,22 per maand en de overeenkomst loopt van 1 maart 2016 tot 28 februari 2031. Echter, er is een huurachterstand ontstaan van € 22.152,91 tot en met juni 2017, en Boko Holding heeft de exploitatie van de winkelruimte stopgezet. Vastgoed Rietveld heeft Boko Holding gesommeerd om de huur te betalen en de winkelruimte te ontruimen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2017 heeft Vastgoed Rietveld haar vordering toegelicht, waarbij zij ontruiming van de winkelruimte en betaling van de huurachterstand heeft gevorderd. Boko Holding heeft verweer gevoerd en betwist dat zij de huurder is, stellende dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is ondertekend. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Vastgoed Rietveld spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en dat Boko Holding als huurder moet worden beschouwd.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Vastgoed Rietveld toegewezen, waarbij Boko Holding is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en tot ontruiming van de winkelruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens is Boko Holding in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.