ECLI:NL:RBROT:2017:7853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
6311224 VV EXPL 17-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging reglement ondernemingsraad en kiesgroepen bij IHC Merwede B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen IHC Merwede B.V. en de gemeenschappelijke Ondernemingsraad van Royal IHC. De Ondernemer, IHC Merwede B.V., heeft gevorderd dat de OR de verkiezingen opschort totdat de kantonrechter heeft geoordeeld over de wijziging van het reglement van de OR, waarin de kiesgroepen zijn afgeschaft. De Ondernemer stelt dat de OR in strijd met de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) heeft gehandeld door deze wijziging door te voeren zonder overeenstemming met de Ondernemer. De OR heeft betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en heeft aangevoerd dat de wijziging in het belang van de werknemers is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de OR zijn reglement zelfstandig mag bepalen, maar dat er overleg met de Ondernemer moet plaatsvinden. De rechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt over de vraag of ingeleenden kiesrecht hebben. De vordering van de Ondernemer om de OR te gebieden de verkiezingen op te schorten is afgewezen, maar de OR is wel opgedragen om ingeleenden van de kiesgerechtigde lijst te verwijderen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6311224 VV EXPL 17-76
uitspraak: 11 oktober 2017
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
1) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IHC Merwede B.V.,
2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IHC Merwede Holding B.V.,
statutair gevestigd te Sliedrecht,
kantoorhoudende te Kinderdijk,
woonplaats kiezende te Amsterdam ten kantore van hun gemachtigden,
eiseressen in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. E.S. de Bock en mr. J. Stolk,
tegen
de gemeenschappelijke Ondernemingsraad van Royal IHC,
kantoorhoudende te Kinderdijk,
woonplaats kiezende te Tilburg ten kantore van zijn gemachtigde,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. C. Clarijs.
Eiseressen in conventie/verweerders in voorwaardelijke reconventie worden hierna aangeduid als de Ondernemer en gedaagde in conventie/eiser in voorwaardelijke reconventie als de OR.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 september 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens inhoudende een voorwaardelijke reconventionele vordering, met producties;
  • de fax namens mr. Stolk van 19 september 2017, met productie;
  • de brief van mr. de Bock van 25 september 2017, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2017.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
De Ondernemer heeft 3.000 werknemers waarvan ongeveer 2.400 werknemers in Nederland werken en de overige wereldwijd. Daarnaast werken in Nederland ongeveer 800 ingeleenden voor de Ondernemer.
2.2
De OR behoort volgens zijn reglement uit 17 leden te bestaan, maar bestaat op dit moment uit 14 leden, 3 vacatures zijn vacant. De leden worden gekozen voor een periode van 4 jaar. De zittingsperiode van de huidige leden loopt af op 31 december 2017.
2.3
De OR-leden werden tijdens de laatstelijk gehouden verkiezingen verkozen door en uit drie kiesgroepen: de divisie Offshore (5 leden), de divisies Dredging en Mining (6 leden) en de divisie Technology & Services (6 leden). In het reglement van de OR is opgenomen welke groepsmaatschappijen van de Ondernemer onder ieder van de kiesgroepen vallen.
2.4
Het memo van 22 juni 2017 van de OR aan de Ondernemer luidt (voor zover relevant):
“Met het oog op de verkiezingen, eind december van dit jaar, heeft de OR het OR-reglement, […] bekeken.
Het OR-reglement en […] zijn op een aantal punten herzien.
De belangrijkste aanpassingen zijn als volgt:
OR-reglement
 […]
 Er wordt niet meer gekozen vanuit verschillende kiesgroepen maar vanuit één kiesgroep. Het herziene reglement is hierop aangepast;
 […]”
2.5
Het memo van 10 juli 2017 van de OR aan de Ondernemer luidt (voor zover relevant):
“[…]
Inzake de keuze van de ondernemingsraad om geen gebruik te maken van een kiesgroepenstelsel verwijzen wij naar artikel 9, derde lid van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Hierin staat dat de ondernemingsraad de mogelijkheid heeft om voor de verkiezing van de leden van de ondernemingsraad een kiesgroepenstelsel toe te passen. De ondernemingsraad moet dus beslissen of hij in zijn geheel gekozen wordt door alle in de onderneming werkzame personen of dat de in de onderneming werkzame personen verdeeld worden in kiesgroepen. Voor deze laatste mogelijkheid heeft de ondernemingsraad niet gekozen om redenen dat bij de keuze van een kiesgroepenstelsel de ondernemingsraad het risico loopt het aantal beschikbare zetels (17) niet bezet te krijgen en direct met vacatures de nieuwe zittingsperiode in te gaan.
Een ander argument voor de keuze van de ondernemingsraad is dat vacatures gedurende de zittingsperiode, door het ontstaan van een reservelijst van kandidaten, veel gemakkelijker zijn op te vullen dan bij een systeem van kiesgroepen waarbij slechts sporadisch een reservelijst ontstaat. Uit de praktijk blijkt dat dit helaas geen ondenkbare scenario’s zijn. Tijdens de vorige verkiezingen waren er net voldoende kandidaten om de ondernemingsraad te vullen en hebben we gedurende de huidige zittingsperiode te maken met een fors aantal
vacatures die niet kunnen worden ingevuld vanuit een reservelijst.
Naar de mening van de ondernemingsraad treft de ondernemingsraad voldoende voorzieningen aan in het reglement om de verschillende groepen van de in de onderneming werkzame personen de mogelijkheid te bieden in de ondernemingsraad vertegenwoordigd te kunnen zijn.
Ten overvloede wijzen wij u erop dat de ondernemingsraad bezig is een intensieve PR-campagne voor te bereiden waarbij de ondernemingsraad alle medewerkers herhaaldelijk zal oproepen om zich kandidaat te stellen en te gaan stemmen tijdens de verkiezingsperiode. Feit blijft dat de samenstelling van de ondernemingsraad wordt bepaald door degenen die zich verkiesbaar stellen en het stemgedrag van de kiesgerechtigde medewerkers.”
2.6
De brief van de Ondernemer van 21 augustus 2017 aan de OR luidt (voor zover relevant):
“[…]
Kiesgroepen; aantal OR-leden en zittingsduur
Voor ons is de belangrijkste wijziging (t.o.v. van het huidige OR-reglement van juli 2013) dat de OR de kiesgroepen (divisies Offshore, Dredging en Mining, Technology & Services) wenst los te laten. In onze visie doet dit af aan de benodigde representativiteit van de OR en daarmee een goede toepassing van de WOR. Wij maken dan ook bezwaar tegen het geheel afschaffen van de kiesgroepen.
Wij begrijpen uit het memo dat de argumentatie van de OR voor het loslaten van de kiesgroepen met name van praktische aard is, namelijk het bezet kunnen krijgen van de OR en het gemakkelijker kunnen voorzien in tussentijdse vacatures. Wij vinden dit geen steekhoudende argumentatie. Dit is namelijk eerder een teken dat de OR – ondanks eerdere intensieve “PR-campagnes” – op dit moment te groot van omvang is. Wij realiseren dat in de WOR (artikel 6 lid 1) als uitgangspunt staat dat er, gegeven het huidige aantal personen, 17 leden zouden moeten zijn, maar in afstemming met de ondernemer kan daar van af worden geweken. Ons standpunt is dan ook dat de OR dit kan oplossen door het aantal leden te verkleinen naar bijvoorbeeld 15 of 13 leden. Daarnaast zou de zittingsduur van een OR-lid kunnen worden verkort van vier naar twee of drie jaar. Dit laatste komt de aantrekkelijkheid van de OR ten goede, omdat naar onze ervaring veel werknemers vier jaar vrij lang vinden. Wij verzoeken de OR dit in het beoogde reglement aan te passen.
[…]
Als we kijken naar onze huidige organisatiestructuur, denken wij dat het instellen van ten minste twee groepen bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Ons standpunt is dat een kiesgroep gemaakt zou kunnen worden voor werknemers die een “blue collar” functie hebben […] en werknemers die een “white collar” functie hebben […]. In de afgelopen jaren hebben wij gemerkt dat deze twee groepen werknemers andere belangen en (arbeidsvoorwaardelijke t.a.v. ‘tijd en geld’) behoeftes hebben. Onze organisatie is steeds meer toegegroeid van een zuiver klassiek productiebedrijf naar een kennisbedrijf waarbij engineering e.d. voorop is komen te staan. De vertegenwoordiging in de OR is hierop (nog) niet aangepast. Sinds medio 2017 is 62,5% van onze werknemers werkzaam in “white collar” functies en 37,5% in de “blue collar” functies. De directie vindt dat met de twee voorgestelde kiesgroepen gewaarborgd wordt dat de medezeggenschap een juiste afspiegeling is van veranderde en actuele personeelsopbouw. Op dit moment bestaat de OR met name uit werknemers die werkzaam zijn in “blue collar” functies. Daardoor is een grote groep (en steeds groter wordende groep) van werknemers beperkt vertegenwoordigd c.q. ondervertegenwoordigd in de OR. Dat is voor de toekomst niet wenselijk en is naar ons idee in strijd met de WOR. Wij vragen de OR dan ook met klem ons standpunt te volgen en het concept nieuwe reglement hierop aan te passen.
Andere wijzigingen OR-reglement
[…]
Artikel 5 (Kiesgerechtigd en verkiesbaar): In de eerder toegestuurde versie van het concept nieuwe reglement is een nieuw lid 3 toegevoegd waarin werd aangegeven dat ingeleenden (zonder nadere definitie) na 24 maanden kiesgerechtigd en verkiesbaar waren. Dit is niet meer opgenomen in de huidige versie van het beoogde reglement. Wij gaan ervan uit dat dit (bewust) is geschrapt.
Artikel 7 (Kieslijsten): In lid 3 en 4 is een volgorde aangebracht bij de indiening van kandidatenlijsten. Dit is niet wettelijk vereist, maar is wel opgenomen in het SER voorbeeldreglement. We vragen ons af of het bij IHC wenselijk is om een volgorde aan te brengen. Wij denken dat het beter zou zijn om één algemene periode te hanteren voor het kunnen indienen van kandidatenlijsten. Ook dit komt naar ons idee de representativiteit ten goede, omdat – voor zover wij weten – met name de werknemers uit de “blue collar” functies lid zijn van een werknemersorganisatie en op de kandidatenlijsten van die werknemersorganisaties voorkomen.
[…]
Wij begrijpen dat de OR de verkiezingen nader wil voorbereiden, maar voordat er enige onomkeerbare handelingen en communicatie aan werknemers plaatsvind[en] over deze verkiezingen is het van belang dat de OR een definitief concept reglement opstelt. Mocht de OR besluiten (op bepaalde punten) geen rekening te houden met ons standpunt, dan vernemen wij dat graag zo snel mogelijk, zodat wij kunnen beoordelen of het noodzakelijk is het concept reglement aan de kantonrechter voor te leggen.”
2.7
Het memo van 31 augustus 2017 van de OR luidt (voor zover relevant):
“[…]
De ondernemingsraad deelt [het standpunt van de ondernemer met betrekking tot de kiesgroepen] niet. Los van het feit dat de ondernemingsraad van mening is dat een verdeling onder het personeel immoreel is, is er geen sprake van ondervertegenwoordiging van “white collar” functies binnen de huidige ondernemingsraad. Vanaf de start van de huidige ondernemingsraad is de verhouding blue/white collar functies onder de leden van de ondernemingsraad 50%-50%. De ondernemingsraad kan ook geen reden bedenken dat wanneer bij het loslaten van de kiesgroepen er sprake zou zijn van ondervertegenwoordiging van “white collar” functies binnen de ondernemingsraad. Daarnaast benadrukt de ondernemingsraad nogmaals dat het zeer moeilijk is de ondernemingsraad bezet te kunnen krijgen en bezet te houden en er derhalve voor kiest de kiesgroepen volledig los te laten. In de door u aangedragen oplossingen, het ledenaantal te verminderen en de zittingsduur in te perken, ziet de ondernemingsraad geen heil. Immers een vermindering van het ledenaantal bevordert nou niet bepaald de representativiteit. En gezien de lange inwerkperiode in combinatie met de complexe bedrijfsvoering en complexe organisatie is het verkorten van de zittingsduur eveneens geen optie. Voor een goede afspiegeling c.q. evenredige vertegenwoordiging zoekt de ondernemingsraad qua ledenaantal en zittingsperiode dan ook aansluiting bij hetgeen hierover bij wet is bepaald.
Om een goede afspiegeling te bewerkstelligen heeft de ondernemingsraad dan ook voor het eerst ervoor gekozen de verkiezingen vroegtijdig al onder de aandacht te brengen met een intensieve PR-campagne.
[…]
Artikel 5 (Kiesgerechtigd en verkiesbaar): passage over ingeleenden niet bewust geschrapt. Passage staat er nu weer in.
[…]
In verband met bovenstaande wijzigingen is het OR-reglement aangepast en tijdens de extra OR-vergadering van 29 augustus 2017 vastgesteld.
[…]
Rest mij nog op te merken dat het eerder ingenomen standpunt van de OR dat de ondernemingsraad in deze discussie geen aanleiding ziet de verkiezingsdata op te schorten, niet wijzigt. […]”
2.8
De brief van de Ondernemer van 5 september 2017 luidt (voor zover relevant):
“[…]
Kiesgroepen, aantal OR-leden en zittingsduur
Ons standpunt ten aanzien van de kiesgroepen kwam voort uit de oprechte intentie een goede
representatieve ondernemingsraad te krijgen. Het geheel loslaten van kiesgroepen zal een enorme afbreuk zijn aan de representativiteit van de ondernemingsraad.
Dat wij hebben voorgesteld een “blue collar” en “white collar” kiesgroep in te stellen, is niet immoreel maar realistisch en in lijn met de huidige verhoudingen binnen het concern. We kunnen ons voorstellen dat deze terminologie mogelijk de verkeerde associatie oproept, maar de indeling in die twee kiesgroepen […] ligt voor de hand.
Dat de ondernemingsraad altijd representatief is geweest en in de praktijk al sprake zou zijn van 50% blue/white verdeling, is ons niet gebleken en wordt ook niet onderbouwd.
De reactie op het aantal OR-leden en zittingsduur begrijpen we ook niet. Ook bij 13 of 15 leden kan sprake zijn van representativiteit. Royal IHC is inderdaad een complexe organisatie, maar een zittingsduur van 3 jaar lijkt ons nog steeds wenselijk.
Andere wijzigingen OR-reglement
[…]
Artikel 5 (Kiesgerechtigd en verkiesbaar): Wij zijn het hier niet mee eens. Dit kan namelijk een bovenwettelijke uitbreiding betekenen van de kiesgerechtigden en verkiesbaren. Het is immers niet duidelijk welke groep personen met ‘ingeleenden’ wordt bedoeld. Zijn dit alleen uitzendkrachten of ook payrollers, ZZP’ers, etc.?
[…]
Wij verzoeken de ondernemingsraad met klem alsnog de verkiezingen op te schorten en geen formele stappen te zetten in het verkiezingstraject. […]”
2.9
Het memo van 7 september 2017 van de OR luidt (voor zover relevant):
“[…]
Kiesgroepen: aantal OR-leden
Zoals al eerder is aangegeven, loopt de ondernemingsraad bij hantering van kiesgroepen het risico het aantal beschikbare zetels niet bezet te kunnen krijgen en direct met vacatures de nieuwe zittingsperiode in te moeten gaan. Dit geldt tevens voor de invulling van tussentijdse vacatures.
De ondernemingsraad ziet niet in dat bij toepassing van een integraal systeem (zonder kiesgroepen) er afbreuk wordt gedaan aan de representativiteit van “white collar”. Immers blijkens uw bijlage bij uw memo bestaat de meerderheid van het personeel uit “white collar” (1384 white versus 833 blue). Kennelijk bent u van mening dat white collar zich minder verkiesbaar zal gaan stellen dan wel het kiesrecht minder zal gaan gebruiken. De door de ondernemingsraad te starten campagne zal deze vrees hopelijk wegnemen. Mocht deze vrees terecht zijn, dan komt bij hantering van de door u voorgestelde kiesgroepen het probleem van invulling van (tussentijdse) vacatures weer om de hoek kijken. De ondernemingsraad nodigt u nogmaals uit te beargumenteren waarom de kiesgroepen “white collar en blue collar” in plaats van een integraal stelsel de representativiteit van de ondernemingsraad bevorder[en].
U ontvangt van de ondernemingsraad nog een uiteenzetting van de representatieve verdeling blue white collar binnen de ondernemingsraad over de afgelopen zittingsperiode.
Voor wat betreft het aantal OR-leden is het van belang het voorgeschreven wettelijk aantal te blijven hanteren, gezien de complexe aangelegenheden op het gebied van medezeggenschap die regelmatig de revue passeren. Met dit wettelijk aantal kan het OR-werk beter verdeeld worden onder de leden.
Andere wijzigingen OR-reglement
Artikel 5 (kiesgerechtigd en verkiesbaar): De WOR biedt de mogelijkheid de kring van werkzame personen uit te breiden, zodat ook personen die regelmatig in de onderneming werkzaam zijn zonder arbeidsovereenkomst bij het werk van de ondernemingsraad te betrekken [zijn]. Het hanteren van een werkperiode van langer dan 24 maanden is alleszins redelijk. Onder de term “ingeleenden” vallen inderdaad de uitzendkrachten, gedetacheerden,
payrollkrachten, oproepkrachten en zzp’ers, die structureel (langer dan 24 maanden) worden ingeleend.
[…]
Verzoek opschorten verkiezingsprocedure
Aan uw verzoek de verkiezingen op te schorten en geen formele stappen te zetten i.h.k.v. de verkiezingen, kan de ondernemingsraad geen gehoor geven. […]”
2.1
Op 8 september 2017 heeft de OR aan de medewerkers van de Ondernemer onder meer medegedeeld:
“Ingeleende medewerkers zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar indien zij op 8 december 24 maanden of langer aaneengesloten werkzaam zijn bij Royal IHC.”
2.11
De leden 3 tot en met 6 van artikel 7 van het voorbeeldreglement van de SER luiden als volgt:
3. Tot uiterlijk zes weken voor de verkiezingsdatum kunnen werknemersorganisaties kandidatenlijsten indienen.
4. Binnen een week nadat de in lid 3 bedoelde termijn is verstreken, maakt de ondernemingsraad bekend welke werknemersorganisaties kandidatenlijsten hebben ingediend.
5. Na de in het vorige lid bedoelde bekendmaking kunnen een of meerdere kiesgerechtigde werknemers die geen lid zijn van een werknemersorganisatie welke kandidaten heeft gesteld, kandidatenlijsten indienen.
6. Tot uiterlijk drie weken voor de verkiezingsdatum kunnen de in lid 5 bedoelde kandidatenlijsten bij de secretaris van de ondernemingsraad worden ingediend.
2.12
De leden 3 tot en met 5 van artikel 7 van het reglement van de OR van augustus 2017 luiden als volgt:
3. Tot uiterlijk 6 weken voor de verkiezingsdatum kunnen Werknemersorganisaties, die kiesgerechtigde personen onder hun leden tellen, kandidatenlijsten indienen. De Ondernemingsraad maakt daarna bekend welke werknemersorganisaties kandidatenlijsten hebben ingediend.
4. Na de in het vorige lid bedoelde bekendmaking kunnen een of meerdere kiesgerechtigde werknemers die geen lid zijn van een Werknemersorganisatie welke kandidaten heeft gesteld, kandidatenlijsten indienen bij de Ondernemingsraad.
5. Tot uiterlijk 4 weken voor de verkiezingsdatum kunnen de in lid 4 bedoelde kandidatenlijsten bij de voorzitter van de Ondernemingsraad worden ingediend.
2.13
De groep ingeleenden die 24 maanden of langer onafgebroken voor de Ondernemer werkzaam is, bestaat uit ongeveer 55 personen.

3.Het geschil

in conventie

3.1
De Ondernemer heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
- de OR te gebieden de OR-verkiezingen op te schorten totdat de kantonrechter ex artikel
36 WOR heeft geoordeeld over het reglement van de OR, waaronder in elk geval over de vraag of de OR de kiesgroepen geheel mocht afschaffen;
- de OR te gebieden het bericht van 8 september 2017 te rectificeren conform productie 20 of een door de kantonrechter te bepalen rectificatiebericht;
- de OR te gebieden niet nader te communiceren (inclusief door middel van flyers, bijeenkomsten, etc.) over de op 4 tot en met 8 december 2017 geplande verkiezingen totdat de kantonrechter ex artikel 36 WOR heeft geoordeeld over het reglement van de OR, waaronder in elk geval over de vraag of de OR de kiesgroepen geheel mocht afschaffen;
- de zittingstermijn van de zittende leden van de OR te verlengen met eenzelfde termijn als de OR-verkiezingen ingevolge het hierboven gevorderde worden opgeschort;
- de OR te gebieden dat ingeleenden, ongeacht welke hoedanigheid zij hebben en ongeacht hoe lang zij (feitelijk) werkzaam zijn voor de Ondernemer (en de met haar verbonden onderneming en groepsmaatschappijen) worden verwijderd van de lijst van kiesgerechtigde en verkiesbare personen, dat zij van kandidatenlijsten worden verwijderd en dat aan hen geen stembiljet wordt uitgereikt dan wel een andere stemmogelijkheid wordt geboden;
- zodanige (andere) maatregelen of voorzieningen te treffen ter bescherming van de belangen van de Ondernemer (en de met haar verbonden onderneming en groepsmaatschappijen) en (een goede toepassing van) de medezeggenschap binnen de Ondernemer (en de met haar verbonden onderneming en groepsmaatschappijen) als de kantonrechter in goede justitie mocht menen te behoren.
3.2
De Ondernemer legt het volgende aan de vordering ten grondslag. De OR heeft in strijd met artikel 9 lid 4 WOR zijn reglement gewijzigd in die zin dat de kiesgroepen zijn afgeschaft. Daarnaast is er tussen de Ondernemer en de OR geen overeenstemming bereikt
over de vraag of aan een bepaalde groep ingeleenden actief en passief kiesrecht toekomt. In dat geval schrijft artikel 6 lid 4 van de WOR voor dat een beslissing aan de kantonrechter moet worden gevraagd. In strijd hiermee heeft de OR echter eenzijdig bepaald dat die groep ingeleenden tijdens de komende verkiezingen toch mogen kiezen en verkiesbaar zijn. Vervolgens heeft de OR in strijd met zijn reglement geen overleg met de Ondernemer gevoerd over de data waarop de eerstvolgende verkiezingen gehouden zullen worden. Tevens maakt de OR bij de aankomende verkiezingen ten onrechte onderscheid tussen de georganiseerden en de ongeorganiseerden door die laatste groep een korte(re) termijn te gunnen om kandidatenlijsten in te dienen.
3.3
De OR heeft de vorderingen betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een spoedeisend belang.
De Ondernemer en de OR hebben uitvoerig de standpunten over en weer met betrekking tot het afschaffen van de kiesgroepen besproken. De OR blijft echter bij zijn standpunt dat het in het belang is (van de vertegenwoordiging) van de werknemers dat de kiesgroepen worden afgeschaft. De OR gaat over zijn eigen reglement en heeft het reglement dienovereen-komstig gewijzigd. Omdat de Ondernemer van een steeds groter wordende groep ingeleenden gebruik maakt, dient deze groep medezeggenschap te krijgen. Artikel 6 lid 4 WOR biedt de OR de mogelijkheid deze groep erbij te betrekken. Bovendien heeft deze groep aan de vorige verkiezingen deel genomen zodat er sprake is van een instemming aan de kant van de Ondernemer. Over de data waarop de aankomende verkiezingen gehouden worden, is wel degelijk overleg gevoerd met de Ondernemer. Voor het bepalen van de volgorde en termijnen van indiening van de kieslijsten volgt de OR de systematiek van het SER-voorbeeldreglement.
in voorwaardelijke reconventie
3.4
De OR vordert voor het geval de vordering tot opschorting van de OR-verkiezingen wordt toegewezen de Ondernemer te gebieden gedurende de opschortingsperiode geen (voorgenomen) advies- en instemmingsplichtige besluiten te nemen en niet tot uitvoering van dergelijke besluiten over te gaan.
3.5
De Ondernemer betwist de vordering.

4.De beoordeling

in conventie

4.1
De Ondernemer heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.2
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is slechts dan aanleiding wanneer het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.3
Of de Ondernemer voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de door haar gevraagde voorziening dient te worden beantwoord naar het moment van de uitspraak. Ter onderbouwing van het gestelde spoedeisende belang is door de Ondernemer het volgende aangevoerd. Met het doorzetten van de verkiezingen met enkel één algemene kiesgroep doorkruist de OR de bodemprocedure die de Ondernemer voert omtrent het gewijzigde reglement. Voorkomen moet worden dat de kantonrechter en de Ondernemer voor een voldongen feit komen te staan. Immers als de verkiezingen gehouden worden op basis van het gewijzigde reglement terwijl daarna de bodemrechter oordeelt dat toch kiesgroepen gehanteerd moeten worden, dienen herverkiezingen plaats te vinden met alle negatieve gevolgen vandien. De Ondernemer heeft zodoende naar het oordeel van de kantonrechter voldoende inzichtelijk gemaakt dat er sprake is van voldoende spoedeisend belang.
4.4
In kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de vorderingen van de Ondernemer in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij moet worden uitgegaan van de in deze procedure gepresenteerde feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in een kort geding procedure niet (goed) mogelijk is.
4.5
De eerste vraag is of de OR zijn reglement zodanig mocht aanpassen dat de kiesgroepen werden afgeschaft. Vooropgesteld dient te worden dat de OR zelfstandig de inhoud van zijn reglement bepaalt, waarbij zij een zekere mate van keuzevrijheid heeft. Alvorens tot wijziging ervan wordt overgegaan dient overleg met de Ondernemer te worden gevoerd. Over de door de OR voorgenomen afschaffing van de kiesgroepen hebben partijen met elkaar overlegd. Daarbij zijn over en weer argumenten uitgewisseld, zo blijkt uit de onder 2.4 tot en met 2.9 geciteerde stukken. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De kantonrechter heeft de argumentatie van beide zijden gewogen en komt op grond daarvan tot het oordeel dat hetgeen de OR heeft aangevoerd geenszins minder steekhoudend is dan hetgeen de Ondernemer naar voren heeft gebracht, beide partijen hebben een pleitbaar verhaal op tafel gelegd. In het kader van dit kort geding kan dan niet worden gezegd dat de OR het reglement niet op deze wijze had mogen aanpassen. Op die grond zal de vordering om de OR te gebieden de verkiezingen op te schorten totdat in de bodemprocedure is geoordeeld over de vraag of de OR de kiesgroepen mocht afschaffen, worden afgewezen.
4.6
Gelet hierop wordt het onderdeel van de vordering dat ziet op het verlengen van de zittingstermijn van de zittende leden van de OR eveneens afgewezen.
4.7
Hetzelfde lot deelt het onderdeel van de vordering om de OR te gebieden niet nader te communiceren over de op 4 tot en met 8 december 2017 geplande verkiezingen totdat de kantonrechter heeft geoordeeld de vraag of de OR de kiesgroepen mocht afschaffen.
4.8
Artikel 6 lid 4 van de WOR bepaalt dat de ondernemer en de ondernemingsraad, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de onderneming, gezamenlijk een of meer groepen van personen die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst met de ondernemer arbeid verrichten, kunnen aanmerken als in de onderneming werkzame personen. Komen de ondernemer en de ondernemingsraad niet tot overeenstemming, dan kan ieder van hen een beslissing van de kantonrechter vragen.
De Ondernemer en de OR zijn er in dit geval niet samen uitgekomen of aan een bepaalde groep ingeleenden actief en passief kiesrecht toekomt. Er is dus geen overeenstemming bereikt, terwijl gesteld noch gebleken is dat de OR de kantonrechter om een beslissing heeft verzocht. De OR mocht in dat geval niet eenzijdig bepalen dat die groep ingeleenden tijdens de komende verkiezingen toch mogen kiezen en verkiesbaar zijn.
Geheel aan het eind van de mondelinge behandeling in kort geding heeft de OR gesteld dat bij de vorige verkiezingen ingeleenden ook al hebben meegedaan, zodat de Ondernemer geacht moet worden daarmee te hebben ingestemd. Nog los ervan dat dit argument als een duveltje uit een doosje naar boven kwam, geldt dat de Ondernemer voor de aanstaande verkiezingen nadrukkelijk niet heeft ingestemd met het verlenen van (actief en passief) kiesrecht aan ingeleenden.
Het onderdeel van de vordering om te gebieden dat ingeleenden worden verwijderd van de lijst van kiesgerechtigde en verkiesbare personen, dat zij van kandidatenlijsten worden verwijderd en dat aan hen geen stembiljet wordt uitgereikt dan wel een andere stemmogelijkheid wordt geboden, zal dan ook worden toegewezen.
4.9
Als gevolg hiervan zal de kantonrechter de OR gebieden het bericht van 8 september 2017 binnen één week na betekening van dit vonnis te rectificeren als in het dictum is vermeld.
4.1
De kantonrechter ziet geen aanleiding tot aanpassing van de termijn waarbinnen de ongeorganiseerden zich kandidaat kunnen stellen. Het uitgangspunt is dat de OR het primaat heeft om de gang van zaken van de eigen verkiezingen te bepalen. De OR heeft artikel 7, leden 3 tot en met 6, van het voorbeeldreglement van de SER geheel zo niet grotendeels gevolgd. De OR heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat louter om kalender-technische redenen aan de niet-georganiseerden 12 dagen zijn gegund in plaats van 14 dagen, hooguit een minimale afwijking van het voorbeeldreglement derhalve. Evenmin heeft de OR aldus niet in strijd gehandeld met zijn eigen reglement, met name de leden 3, tot en met 5 van artikel 7.
in reconventie
4.11
Nu de kantonrechter de vordering in conventie met betrekking tot het opschorten van de verkiezingen afwijst, is de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, niet vervuld. Deze vordering behoeft derhalve niet beoordeeld te worden.
in conventie
4.12
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
gebied de OR de ingeleenden, ongeacht welke hoedanigheid zij hebben en ongeacht hoe lang zij (feitelijk) werkzaam zijn voor IHC Merwede B.V. en IHC Merwede Holding B.V. (en de met die rechtspersonen verbonden ondernemingen en groepsmaatschappijen), te verwijderen van de lijst van kiesgerechtigde en verkiesbare personen en van de kandidatenlijsten, alsmede om aan hen geen stembiljet uit te reiken dan wel een andere stemmogelijkheid te bieden;
gebied de OR het bericht van 8 september 2017 als volgt te rectificeren:
“Op onder andere 8 september 2017 hebben wij jullie geïnformeerd over de aanstaande OR-verkiezingen. Anders dan door de OR bekend is gemaakt zijn ingeleende medewerkers echter
nietkiesgerechtigd en zijn zij
nietverkiesbaar. De kantonrechter te Dordrecht, rechtdoende in kort geding, heeft dit in zijn vonnis d.d. 11 oktober 2017 bepaald en ons opgedragen dit aan jullie bekend te maken.”;
gebied de OR om deze rectificatie binnen één week na betekening van dit vonnis te verspreiden op dezelfde wijze en binnen dezelfde groep medewerkers van de Ondernemer als hij heeft gedaan met het bericht van 8 september 2017;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de overige vorderingen van de Ondernemer;
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745