ECLI:NL:RBROT:2017:7831
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.G.J. Smit, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn faillissement dat op 15 september 2015 was uitgesproken, met gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 25 september 2017 is de curator gehoord, die negatief adviseerde over het verzoek. De curator stelde dat verzoeker niet aanwezig was bij de behandeling van het faillissementsverzoek en dat hij niet tijdig een verzoek tot schuldsanering had ingediend, waardoor hij niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op basis van artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker verklaarde dat hij dacht dat de faillissementsaanvraag een brief van een deurwaarder was en dat hij deze niet had geopend.
De rechtbank heeft beoordeeld of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Fw toekwam. De rechtbank concludeerde dat verzoeker op correcte wijze was opgeroepen voor de behandeling van het faillissementsverzoek en dat hij geen verzoekschrift tot schuldsanering had ingediend voordat hij failliet werd verklaard. Verzoeker had de aangetekende oproepbrief tijdig ontvangen, maar om persoonlijke redenen niet geopend. De rechtbank oordeelde dat het verzoeker had toebehoord om kennis te nemen van de inhoud van de brief en de nodige stappen te ondernemen.
De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en toepassing van de schuldsaneringsregeling. Indien het verzoek ontvankelijk zou zijn geweest, zou het ook zijn afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden. Bovendien had hij zijn verplichtingen tijdens het faillissement niet naar behoren nagekomen, wat de rechtbank deed vrezen dat hij ook de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zou nakomen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en de uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, op 9 oktober 2017.