In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen de slotuitdelingslijst in het faillissement van een besloten vennootschap. De opposante, een stichting, heeft verzet aangetekend tegen de goedgekeurde slotuitdelingslijst, waarin zij niet als rechthebbende was opgenomen voor haar geverifieerde vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slotuitdelingslijst op 3 juli 2017 ter inzage heeft gelegen en dat het bezwaarschrift op 11 juli 2017 is ingediend. De opposante heeft verzocht om aanpassing van de uitdelingslijst, zodat haar volledige vorderingen zouden worden erkend.
De rechtbank heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de curator en de vertegenwoordiger van de stichting. De curator heeft erkend dat er een verkeerde tenaamstelling was en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aanpassing van de slotuitdelingslijst voor de vorderingen met nummers 5 en 12. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opposante recht heeft op de aanpassing van deze vorderingen, omdat de curator abusievelijk de naam van een andere schuldeiser had vermeld.
Echter, met betrekking tot de vordering met nummer 13 heeft de rechtbank geoordeeld dat er een geschil bestaat over wie de rechthebbende is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator niet op redelijke gronden kon aannemen dat de oorspronkelijke schuldeiser bevoegd was om de betaling te ontvangen. Daarom heeft de rechtbank het verzet van de opposante op dit onderdeel ongegrond verklaard en bepaald dat de curator de uitkering voor deze vordering in de consignatiekas moet storten. De rechtbank heeft de partijen aangemoedigd om het geschil onderling op te lossen of voor te leggen aan de bevoegde rechter.