ECLI:NL:RBROT:2017:772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
10-216212-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van stroom in Rotterdam

Op 26 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van stroom. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was ingeschreven op het adres [adres] en werd bijgestaan door raadsman mr. P.M. Iwema. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2017 en de tenlastelegging vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 januari 2015 tot en met 9 juni 2015 te Rotterdam samen met anderen opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en 510 hennepplanten aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte in dezelfde periode elektriciteit wederrechtelijk afgenomen van Stedin.

De officier van justitie, mr. E. Ahbata, heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, tot 100 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 4.957,74 aan Stedin, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2015. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft geen maatregel tot schadevergoeding opgelegd, omdat Stedin voldoende incassomogelijkheden heeft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-216212-15
Datum uitspraak: 26 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1 primair
hij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 09 juni 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan Nieuwe Binnenweg een groot aantal hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij op 10 juni 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 510 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
hij in de periode van
1 januari 2015tot en met 10 juni 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit,
toebehorende aan Stedin.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverwegingen

Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de verdediging gemotiveerd bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van dit feit en dat sprake is van medeplichtigheid als bedoeld in feit 1 subsidiair.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging bepleit dat de verdachte niet wist dat er illegaal stroom werd afgetapt en aldus geen opzet heeft gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van stroom. Volgens de verdediging was de verdachte in de veronderstelling dat de stroom in het pand pas ná de meter werd afgetapt door degenen die de kwekerij hebben geïnstalleerd in de kelder.
Beoordeling
Feit 1
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdachte heeft meer dan alleen de kelderruimte van het door hem gehuurde winkelpand ter beschikking gesteld. Hij is namelijk - naar eigen zeggen - steeds aanwezig geweest in het pand als de anderen daar kwamen, aangezien hij over de sleutels beschikte. Hij was er bij toen de kwekerij werd opgebouwd en heeft daarbij een helpende hand geboden. Ook heeft hij de planten verzorgd door deze af en toe water te geven. Voorts heeft hij een vergoeding ontvangen voor gemaakte kosten plus een deel van de opbrengst. De verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de teelt van de hennepplanten, zodat sprake is van medeplegen.
Feit 3
Het is algemeen bekend dat bij een hennepkwekerij veelal sprake is van diefstal van stroom. Ook de verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Toen hij zag dat er uitgebreide stroomvoorzieningen werden aangebracht ten behoeve van de kwekerij, heeft hij nagelaten zich er van ter vergewissen op welke manier de kwekerij van stroom werd voorzien, terwijl dit als huurder van het pand wel op zijn weg had gelegen. De verdachte heeft onder deze omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de stroom wederrechtelijk werd toegeëigend. Zijn opzet was derhalve – in elk geval in de zin van voorwaardelijk opzet – gericht op het toe-eigenen van stroom. De omstandigheid dat hem was verteld dat de stroom na de meter zou worden afgenomen leidt niet tot een andere conclusie.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
3
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gedurende een periode van ruim vijf maanden heeft de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid hennepplanten geteeld, waarvan er op de dag van het aantreffen van de kwekerij door de politie nog 510 aanwezig waren. Deze planten bevonden zich in een door de verdachte gehuurde ruimte en de verdachte heeft aan de hennepteelt zelf een bedrag van € 7.000,00 verdiend.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit wijst zich ook thans weer uit doordat voor de onderhavige hennepkwekerij is geknoeid met de elektriciteitsmeter om zo illegaal stroom af te nemen.
Door zijn handelen heeft verdachte dus bijgedragen aan de instandhouding van het criminele circuit en heeft hij een grote schadepost voor de netbeheerder veroorzaakt. Daarnaast levert het in werking hebben van een hennepkwekerij een brandgevaar op. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft daarnaast ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Alles afwegend wordt die straf passend en geboden geacht.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Stedin Netbeheer B.V. te Rotterdam ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.628,49 aan materiële schade. Stedin onderbouwt deze vordering aan de hand van een berekening van stroomafname in 2014 en 2015.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de stroom in de periode van 1 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 wederrechtelijk is weggenomen en dat de schade derhalve dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 4.957,74 (€ 9.628,49 minus stroom afname 2014 ad € 4.670,75), aangezien er geen bewijs voorhanden is voor het wegnemen van stroom voor de periode gelegen vóór 1 januari 2015. Voorts heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
Nu is komen vast te staan dat de verdachte het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit heeft begaan, staat daarmee tevens vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij. Stedin heeft evenwel onvoldoende onderbouwd dat er ook vóór 1 januari 2015 al illegaal stroom is afgenomen door de verdachte, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdachte, die inhoudt dat de kwekerij pas in januari 2015 zou zijn gestart, terwijl er ook overigens geen aanknopingspunten zijn voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij vóór die datum. Het deel van de vordering dat ziet op de periode vóór 1 januari 2015 zal daarom worden afgewezen. De berekende en gestelde hoeveelheid van de illegaal afgenomen stroom door verdachte in 2015 is door de verdachte niet gemotiveerd betwist, zodat dit deel van de vordering, te weten € 4.957,74, zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de start van de kwekerij, 1 januari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten aangaande deze vordering, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank niet passend en geboden, aangezien Stedin Netbeheer B.V. beschikt over voldoende incassomogelijkheden en de Staat zodoende niet met de incasso belast hoeft te worden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. te Rotterdam, te betalen een bedrag van € 4.957,74 (zegge: vierduizend negenhonderd zevenenvijftig euro en vierenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten voor wat betreft de procedure met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
wijst af de gevorderde maatregel tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van A.C. de Sain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2015 tot en met 09 juni 2015 te
Rotterdam
meermalen, althans eenmaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
(in een pand aan Nieuwe Binnenweg) een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub
1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14
januari 2015 tot en met 09 juni 2015 te Rotterdam met elkaar, althans één
van hen, (telkens) opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
in een pand aan Nieuwe Binnenweg [locatie] een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 14 januari
2015 tot en met 09 juni 2015 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd
pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te
stellen;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 510 hennepplanten, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2014 tot en met 10 juni 2015 te
Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )