Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 1 mei 2017, met producties I t/m IV;
- de akte van [eiseres] met producties V en VI;
- de pleitnota van [gedaagde].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, waarbij eiseres vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de uitschrijving van gedaagde uit de Basisregistratie Personen. Eiseres en gedaagde hebben een affectieve relatie gehad en samen gewoond, maar na de beëindiging van de relatie heeft gedaagde de woning verlaten zonder zich uit te schrijven. Eiseres heeft gedaagde verzocht om een verklaring te ondertekenen en zich uit te schrijven, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde zich binnen 24 uur zou uitschrijven en dat het vonnis als vervanging zou gelden voor de uitschrijving indien gedaagde hier niet aan voldeed. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende juridische grondslag heeft aangetoond voor haar vorderingen. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet in strijd handelt met de Wet basisregistratie personen en dat de situatie waarin gedaagde zich bevindt, niet rechtvaardigt dat hij gedwongen wordt om zich uit te schrijven. De vordering tot vervangende uitschrijving en afstandverklaring is afgewezen. Wel is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 248,49 aan eiseres, wat betrekking heeft op de huur en vaste lasten tot medio februari 2017. Eiseres is in de proceskosten veroordeeld, vastgesteld op € 400,00 voor de gemachtigde van gedaagde.