ECLI:NL:RBROT:2017:7550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
ROT 16/5849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanleg van een carpoolplaats en de beoordeling van de omgevingsvergunning in het bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de aanleg van een carpoolplaats aan de Schiedamsedijk te Vlaardingen. Eiseressen, Cimcool Industrial Products B.V. en Ondernemersvereniging IKV Benelux Workpark, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, dat op 29 oktober 2015 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van de carpoolplaats. Eiseressen betogen dat de vergunning ten onrechte is verleend, omdat de locatie in strijd is met het bestemmingsplan en de aanleg van de carpoolplaats een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied met zich meebrengt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de locatie van de beoogde carpoolplaats is gelegen in het bestemmingsplan “Rivierzone-Oost”, waar de bestemmingen Bedrijf, Groen en Verkeer zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de aanleg van de carpoolplaats niet als ingrijpend kan worden aangemerkt, omdat de gevolgen voor omwonenden en gebruikers van het gebied beperkt zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseressen, waaronder de stelling dat de vergunning van rechtswege zou zijn verleend, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen en dat het beroep van eiseressen ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de discussie over de verkeersafwikkeling en de gevolgen voor de KFC-vestiging niet relevant zijn voor de onderhavige procedure. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 16/5849

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2017 in de zaak tussen

Cimcool Industrial Products B.V. en Ondernemersvereniging IKV Benelux Workpark, beide te Vlaardingen, eiseressen,
gemachtigde: mr. A. van Rossem,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, verweerder,
gemachtigde: mr. S.W. Boot.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
K.F.C. Holdings B.V. (KFC),te Amsterdam, belanghebbende,
gemachtigde: mr. D. de Vries.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de gemeente Vlaardingen een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een (nieuwe) carpoolplaats aan de Schiedamsedijk naast nummer 110 te Vlaardingen.
Bij besluit van 22 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseressen en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft tezamen met zaaknummer ROT 15/7997 plaatsgevonden op 20 juli 2017. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van
C. Nootenboom en J. Troost. Namens KFC is mr. T. Kroese verschenen, vergezeld van
[naam] .
Na afloop van de zitting zijn de gevoegde zaken ingevolge artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) weer gesplitst. In de zaak ROT 15/7997 doet de rechtbank afzonderlijk uitspraak.

Overwegingen

1. De locatie van de beoogde (nieuwe) carpoolplaats aan de Schiedamsedijk naast nummer 110 te Vlaardingen is gelegen in het bestemmingsplan “Rivierzone-Oost” (het bestemmingsplan). De locatie heeft hier de bestemmingen Bedrijf, Groen en Verkeer. De aan te leggen carpoolplaats is in strijd met de bestemmingen Bedrijf en Groen. Omdat verweerder van mening is dat er wordt voldaan aan de beleidsregels in de Nota vrijstellingenbeleid artikel 19/Wro (de Nota), is de procedure om af te wijken van het bestemmingsplan gevoerd.
Verweerder heeft het plan stedenbouwkundig getoetst en geconcludeerd dat het zicht op het Cincinnati-gebouw voor een groot deel gewaarborgd is. Ten oosten van de beoogde carpoolplaats wordt een stuk grond ingericht als groenvoorziening. Hierdoor blijft het zicht op het Cincinnati-gebouw behouden en komt het aan weerszijden in het groen te staan. Nu er sprake is van een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder bij het primaire besluit besloten met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) medewerking te verlenen aan het realiseren van de beoogde carpoolplaats.
2. De Algemene kamer van de commissie bezwaarschriften (adviescommissie) heeft, nadat de Nota was ingetrokken en verweerder om een nader advies had gevraagd, aangegeven dat de vraag aan de orde is of de aanleg van de carpoolplaats kan worden aangemerkt als een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied en daarbij vastgesteld dat de vergunning voor de carpoolplaats is verleend om het huidige parkeerterrein met 49 parkeerplaatsen te verplaatsen. Niet alleen de parkeerplekken worden verplaatst, maar ook de voorzieningen zoals de fietsenbeugels, prullenbakken, bebording, twee carpoolplaats lichtbakken en de hoogtebeperking voor voertuigen tot 2.40 meter.
Dat de verplaatsing van de carpoolplaats volgens eiseressen een niet beperkte ingreep is, acht de adviescommissie irrelevant. Dit betekent niet dat de aanleg van de carpoolplaats zelf als ingrijpend is aan te merken.
In de Nota van Toelichting (NvT) bij artikel 4, aanhef en onder 8 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) staat dat bij beantwoording van de vraag of er al dan niet sprake is van een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, onder andere de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied zullen moeten worden betrokken.
De adviescommissie stelt dat uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de doorstroming en de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet geen significante hinder ondervindt. Het verplaatsen van de carpoolplaats leidt volgens het onderzoek van Goudappel Coffeng niet tot een toename aan het aantal verkeersbewegingen en levert ter zake van het aanpalende wegennet en het kruispunt geen verkeerskundige knelpunten op. De omvang van de nieuwe carpoolplaats is bovendien kleiner.
Anders dan eiseressen is de adviescommissie van mening dat op grond van de ruimtelijke onderbouwing kan worden geconcludeerd dat het aantal van 30 aan te leggen parkeerplaatsen voldoende moet zijn. Naast dat niet aannemelijk is dat de carpoolplaats gevolgen heeft voor de gebruikers (bedrijven) van het terrein, heeft de herinrichting, gelet op de grote afstand tot de woningen, bovendien geen gevolgen voor omwonenden. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het advies van de adviescommissie van 22 juli 2016 overgenomen.
3.1.
Eiseressen voeren aan dat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure is toegepast met een beslistermijn van acht weken. De aanvraag is op 25 augustus 2015 bij verweerder ontvangen, zodat uiterlijk op 20 oktober 2015 op de aanvraag had moeten worden beslist. Het primaire besluit dateert van 29 oktober 2015 en is dus buiten de acht weken termijn genomen. Van een tijdige verlenging van de beslistermijn is niet gebleken.
Eiseressen menen daarom dat de aangevraagde vergunning ten tijde van het primaire besluit reeds van rechtswege was verleend en dat verweerder op 29 oktober 2015 niet langer bevoegd was om nog op de aanvraag te beslissen. Reeds hierom kan volgens eiseressen het bestreden besluit niet in stand blijven, net zo min als het primaire besluit.
3.2.
Eiseressen voeren verder aan dat de beoogde locatie voor de nieuwe carpoolplaats
- pal naast het Cincinnati-gebouw - geen openbaar gebied is. De grond is (deels) eigendom van de eigenaren van het Cincinnati-gebouw. Pas na realisatie van de carpoolplaats ligt het terrein in openbaar gebied. Van een zogenaamd kruimelgeval als bedoeld in het Bor (bijlage II, artikel 4, aanhef en onder 8) kan alleen hierom al geen sprake zijn.
Voorts is volgens eiseressen, anders dan verweerder heeft aangenomen, het feitelijke gebruik van de grond geen openbaar groen. Voor zover al sprake zou zijn van dergelijk gebruik, zijn eiseressen van mening dat dergelijk gebruik nog niet maakt dat sprake is van openbaar gebied.
3.3.
Voor zover al aangenomen zou moeten worden dat sprake is van een herinrichting van openbaar gebied, zijn eiseressen van mening dat de beoogde herinrichting wel degelijk ingrijpend is. Zij vinden met name van belang dat 1) het huidig gebruik ingrijpend wordt gewijzigd, 2) de aanleg van een nieuwe carpoolplaats ten koste gaat van ruimte voor industriële bedrijvigheid conform het bestemmingsplan, 3) de aanleg van een nieuwe carpoolplaats pal naast het Cincinnati-gebouw een onaanvaardbare aantasting vormt van dit gebouw, 4) het gebruik van de beoogde carpoolplaats (ook door bezoekers en/of medewerkers van het beoogde KFC fastfoodrestaurant) aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en bereikbaarheid van het Benelux Workpark, en 5) ten onrechte geen rekening is gehouden met cumulatie van negatieve gevolgen als gevolg van reeds bestaand gebruik (Burger King, coffeeshop Fred & Harry’s en het tankstation) en het beoogde gebruik (KFC fastfoodrestaurant).
3.4.
Eiseressen voeren verder aan dat verweerder ten onrechte in de ruimtelijke onderbouwing niet de gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de Schiedamsedijk heeft beoordeeld. Omdat de KFC niet in staat is om op eigen terrein conform de geldende parkeernorm te voorzien in voldoende parkeerplaatsen heeft verweerder wel rekening gehouden met medegebruik van de nieuwe carpoolplaats door bezoekers en/of het personeel van het beoogde fastfoodrestaurant, maar niet met de gevolgen van dat medegebruik. Wanneer klanten en/of personeel van de beoogde KFC-vestiging noodgedwongen uitwijken naar de beoogde carpoolplaats, kan dit volgens eiseressen grote gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van bestaande bedrijven op het Benelux Workpark (opstoppingen, vertragingen e.d.), maar ook voor de verkeersveiligheid.
3.5.
Eiseressen menen dat verweerder ten onrechte niet heeft gereageerd op het betoog dat de opoffering van ruimte voor de beoogde carpoolplaats in strijd is met het gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid, onder meer met betrekking tot bescherming en versterking van de Mainport Rotterdam. Voorts menen eiseressen dat in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar adequaat en gemotiveerd moet worden ingegaan op alle in bezwaar aangevoerde argumenten. Verweerder kan niet volstaan met slechts een verwijzing naar het verweerschrift in bezwaar van 19 februari 2016 en het verweerschrift in de beroepsprocedure tegen de omgevingsvergunning voor het beoogde KFC- fastfoodrestaurant (ROT 15/7997) van 22 februari 2016. Dat is in strijd met de rechtszekerheid en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals het fair play beginsel. Daarbij heeft de adviescommissie zich ten onrechte beperkt tot de vraag of sprake is van een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, aldus eiseressen.
3.6.
Eiseressen stellen voorts dat zonder aanleg van de nieuwe carpoolplaats, mede ten behoeve van gebruik door de KFC, de beoogde KFC vestiging niet zou kunnen worden vergund. Vooralsnog heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat KFC een marktconforme vergoeding aan de gemeente moet betalen voor het noodzakelijke medegebruik van de nieuw aan te leggen carpoolplaats. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat KFC middels verdiscontering in de door de gemeente gevraagde grondprijs opdraait voor de kosten van verplaatsing van de bestaande carpoolplaats (kosten ongeveer EUR 230.000,-). Geconcludeerd moet dan ook worden dat door verweerder, zonder enige rechtvaardiging, een voordeel is toegekend aan KFC. Gelet op alleen al de verplaatsingskosten ad circa EUR 230.000,- moet volgens eiseressen aangenomen worden dat sprake is van verboden staatssteun.
3.7.
Ter zitting hebben eiseressen bezwaar gemaakt tegen het inbrengen van de brief van verweerder van 7 juli 2017 met bijlagen. Eiseressen zijn van mening dat deze brief te laat is ingediend en doen daarbij een beroep op de goede procesorde.
4.1
De rechtbank ziet geen aanleiding de brief van verweerder van 7 juli 2017 met bijlagen niet aan het dossier toe te voegen. Deze brief bevat twee pagina’s waarbij aan de hand van bijgevoegde foto’s en tekeningen enkel uitleg wordt gegeven over de inrichting van de beoogde carpoolplaats en de verkeerssituatie ter plaatse. Deze beschrijving zal eiseressen niet onbekend voorkomen en is voor hen niet zodanig nieuw dat zij door het alsnog inbrengen in hun belangen worden geschaad, in die zin dat eiseressen daar ter zitting niet adequaat op hebben kunnen reageren. Met inachtneming van hetgeen eiseressen ter zitting hebben aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat zij door het inbrengen van de brief van 7 juli 2017 niet zijn benadeeld. Het beroep op de strijdigheid met de goede procesorde honoreert de rechtbank dan ook niet.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseressen dat verweerder op
29 oktober 2015 niet (langer) bevoegd was om op de vergunningaanvraag te beslissen, niet kan slagen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de door verweerder overgelegde gedingstukken volgt dat verweerder reeds op 14 oktober 2015 schriftelijk aan de aanvrager heeft bekendgemaakt dat de beslistermijn met toepassing van artikel 3.9, tweede lid, van de Wabo met zes weken wordt verlengd. Nu de beslistermijn tijdig is verlengd en deze verlenging tijdig aan de aanvrager bekend is gemaakt, is er geen vergunning van rechtswege ontstaan en was verweerder op 29 oktober 2015 bevoegd op de vergunningaanvraag een besluit te nemen.
4.3.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 4, aanhef en onder 8, van bijlage II van het Bor, komt voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van die wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking: het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.
Het begrip “openbaar gebied” is daarbij niet gedefinieerd. Ook de wetsgeschiedenis laat zich hierover niet uit. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de betekenis die de term in het gangbaar spraakgebruik heeft. De term “openbaar” betekent volgens Van Dale: “voor iedereen toegankelijk”.
Gelet hierop is de rechtbank met verweerder van oordeel dat een gebied openbaar is in de zin van artikel 4, aanhef en onder 8, van bijlage II, van het Bor, indien het voor een ieder toegankelijk is. Verweerder heeft uiteengezet dat de beoogde locatie voor de nieuwe carpoolplaats thans voornamelijk bestaat uit een niet afgescheiden groenstrook en negen parkeervakken. Ook is er straatmeubilair aanwezig (bewegwijzering, straatlantaarn). Nu de groenstrook en de parkeervakken voor een ieder toegankelijk zijn, is het betreffende gebied naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als openbaar gebied. Verweerder heeft zich in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat, anders dan eiseressen betogen, de eigendomssituatie van de grond niets afdoet aan het openbare karakter van het gebied. Niet de eigendomssituatie, maar de toegankelijkheid voor een ieder is het relevante (planologische) criterium. Overigens geldt onbetwist dat de carpoolplaats is voorzien op overwegend bij de gemeente Vlaardingen in eigendom zijnde gronden. Slechts een enkele vierkante meter van de beoogde carpoolplaats is gelegen op gronden die in eigendom zijn bij de eigenaren van het Cincinnati-gebouw. Met deze eigenaren is volgens verweerder reeds overeenstemming bereikt over de overdracht van deze gronden aan de gemeente. Het betoog van eiseressen dat de beoogde locatie geen openbaar gebied is faalt.
4.4.
Het standpunt van eiseressen dat er sprake is van een ingrijpende herinrichting van het gebied zodat verweerder de omgevingsvergunning niet op grond van artikel 4, aanhef en onder 8, van Bijlage II bij het Bor heeft mogen verlenen, volgt de rechtbank evenmin.
Volgens de NvT bij artikel 4, aanhef en onder 8 van Bijlage II bij het Bor kan het bij een niet-ingrijpende herinrichting gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs of het aanbrengen van groenvoorzieningen. Een herinrichting van openbaar gebied vindt vaak ook plaats in samenhang met het bouwen van een vergunningvrij bouwwerk, zoals vuilcontainers, sport- of speeltoestellen en straatmeubilair.
In de onderhavige situatie wordt de nabijgelegen carpoolplaats feitelijk verplaatst naar de beoogde locatie. De op die locatie al bestaande (negen) parkeerplaatsen gaan vervolgens deel uitmaken van de carpoolplaats. De rechtbank is van oordeel dat, bezien in de context van het gehele gebied, de functie en het karakter daarvan feitelijk nauwelijks wijzigen en dat de gevolgen voor de directe omgeving zeer beperkt zijn. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:572, kan worden afgeleid dat het bij de vraag of een herinrichting al dan niet ingrijpend is, met name gaat om de nadelige gevolgen voor omwonenden en gebruikers. Omwonenden bevinden zich, naar verweerder terecht heeft gesteld, op grote afstand van de locatie en voor de gebruikers van de huidige (negen) openbare parkeerplaatsen wijzigt er de facto ook niets.
Ook anderszins is niet gebleken dat van een ingrijpende herinrichting sprake is. Als gevolg van een vermindering van het aantal carpoolplaatsen in het gebied van 49 naar 30 is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van cumulatieve negatieve gevolgen. Het reeds bestaande gebruik van de Burger King en het beoogde gebruik van de KFC staan in het kader van de toetsing van de vergunning voor de beoogde carpoolplaats niet ter beoordeling. Verder zal het zicht op het Cincinnati-gebouw door de aanleg van de carpoolplaats niet wijzigen. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat het Cincinnati-gebouw aan beide zijden wordt gevrijwaard van andere bebouwing. Door de groenvoorzieningen aan weerszijden van het gebouw blijft het zicht op het gebouw behouden. Gelet op het voorgaande is van een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied geen sprake zodat verweerder de bevoegdheid toekomt om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wabo in verbinding met artikel 4, aanhef en onder 8, van bijlage II, van het Bor, af te wijken van het bestemmingsplan en omgevingsvergunning te verlenen.
4.5.
Bij de toepassing van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan is verweerder beleidsruimte gelaten. De wijze waarop verweerder gebruik maakt van deze bevoegdheid dient door de rechtbank terughoudend getoetst te worden. De rechter moet zich beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om in dit geval omgevingsvergunning te verlenen.
4.6.
Dat de aanleg van de carpoolplaats strijdig zou zijn met het gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt. De aanleg van de carpoolplaats doet geen afbreuk aan de bescherming en versterking van de Mainport Rotterdam. De carpoolplaats wordt gerealiseerd op gronden met de bestemmingen “Verkeer” en “Groen” en voor slechts een klein deel ook op gronden met een bedrijfsbestemming. Deze bedrijfsbestemming is niet gerealiseerd. Eiseressen hebben niet betwist dat de eigenaren van deze gronden (de gemeente en de eigenaren van het Cincinnati-gebouw) nimmer het voornemen hebben gehad om de betreffende strook voor bedrijfsactiviteiten te gebruiken. De rechtbank volgt eiseressen in het licht hiervan dan ook niet in hun betoog dat de nieuwe carpoolplaats ten koste gaat van ruimte voor industriële bedrijvigheid. Verweerder heeft terecht gesteld dat er geen ruimte voor bedrijvigheid wordt “opgeofferd” voor de aanleg van de carpoolplaats. Bovendien staat er geen beleid aan in de weg dat op bedrijventerreinen ook voorzieningen worden getroffen ten behoeve van verkeer en parkeren.
Dat verweerder in dit verband niet alle gronden van eiseressen heeft besproken maakt niet dat het bestreden besluit reeds hierom vernietigd dient te worden. Naast dat het standpunt van verweerder op basis van de onderliggende stukken, waaronder de ruimtelijke onderbouwing van LBP Sight van 14 augustus 2015, voldoende helder is, volgt uit vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan niet op alle ingevoerde gronden even uitgebreid hoeft in te gaan, maar zich mag beperken tot de kern daarvan. In dit kader is voorts van belang dat diverse bezwaargronden betrekking hebben op de (omgevingsvergunning voor de) bouw van het restaurant van KFC, zodat er ook in die zin voor verweerder geen (wettelijke) noodzaak bestond om deze gemotiveerd te weerleggen. Dat, zoals eiseressen stellen, de realisatie van het restaurant alleen mogelijk zou zijn als de carpoolplaats wordt aangelegd, wat daar ook van zij, maakt, naar verweerder terecht heeft gesteld, niet dat daarmee alle bezwaren tegen het restaurant ook relevant zijn voor de onderhavige besluitvorming. Verweerder heeft mogen verwijzen naar de inhoudelijke weerlegging van bepaalde gronden in de procedure waar die gronden thuishoren.
4.7.
Dat er door de carpoolplaats een verkeersonveilige situatie zal ontstaan is niet onderbouwd. Verder geldt dat de rechtbank in de tussenuitspraak in het kader van de omgevingsvergunning voor de bouw van het restaurant van KFC van 12 oktober 2016, onder r.o. 4.1. heeft geconcludeerd dat uit het uitgevoerde onderzoek naar de verkeersaspecten in de situatie na realisering van het restaurant van KFC (inclusief de verplaatsing van de carpoolplaats) niet volgt dat significante hinder voor de doorstroming en de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet optreedt. In dit onderzoek zijn ook de leveranciers en bezoekers van het restaurant van KFC meegenomen.
Verder verwijst de rechtbank naar de mail van de verkeerskundige, die verweerder bij zijn brief van 7 juli 2017 heeft overgelegd, waaruit eveneens volgt dat de ter plaatse te nemen verkeersmaatregelen ertoe zullen leiden dat zowel de verkeersveiligheid als een goede doorstroming gegarandeerd zijn.
4.8.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat ook de discussie over (het aantal) parkeerplaatsen voor het te realiseren restaurant van KFC thuishoort in de procedure over de aan KFC verleende omgevingsvergunning van 26 oktober 2015 en niet in de onderhavige procedure over de carpoolplaats. Reeds om deze reden kan deze beroepsgrond niet slagen. Overigens heeft de rechtbank in haar (tussen)uitspraak van 12 oktober 2016, onder r.o. 5.1.1, geconcludeerd dat het aspect parkeren niet aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van het restaurant van KFC in de weg staat.
4.9.
Over de stelling dat er staatssteun zou zijn verleend aan KFC, doordat KFC geen bijdrage zou hebben hoeven storten in het gemeentelijke parkeerfonds voor de realisatie van parkeerplaatsen buiten eigen terrein, is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de onderhavige omgevingsvergunning maar op de vergunning voor de bouw van het restaurant. De parkeernorm waaraan KFC moet voldoen en mogelijkheden om tot andere oplossingen te komen indien op eigen terrein niet aan de norm wordt voldaan, zijn onderdeel van de besluitvorming over de omgevingsvergunning voor de bouw van het restaurant. De rechtbank heeft dit al beoordeeld in haar tussenuitspraak van 12 oktober 2016, onder r.o. 5.2.1., waarin – kort samengevat - is geoordeeld dat van verboden staatssteun ten aanzien van de bouw van het restaurant van KFC geen sprake is.
4.10.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat aan verweerders besluit tot verlening van de ontheffing voor de aanleg van de onderhavige carpoolplaats een goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Gelet op vorenstaande overwegingen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor de aanleg van de (nieuwe) carpoolplaats heeft kunnen verlenen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseressen ongegrond dient te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, voorzitter, en mr. A.S. Flikweert en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vermaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.