ECLI:NL:RBROT:2017:7504

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
C/10/533764 / KG ZA 17-947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding WMO gemeente Rotterdam en beoordeling subgunningscriteria

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting PerspeKtief en de Gemeente Rotterdam. De stichting PerspeKtief had ingeschreven op een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor WMO-arrangementen en vorderde herbeoordeling van de gunningen voor de percelen 3, 4 en 6. De Gemeente had PerspeKtief niet voor gunning in aanmerking bevonden, met als reden dat de scores op de subgunningscriteria onvoldoende waren. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente Rotterdam de gunningsvoornemens voor perceel 4 en 6 moest intrekken en de beoordeling van de inschrijvingen opnieuw moest uitvoeren. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente niet voldoende had gemotiveerd waarom de inschrijving van PerspeKtief niet voldeed aan de gestelde eisen, met name wat betreft het niveau van de ingezette medewerkers. De vorderingen van PerspeKtief met betrekking tot perceel 3 werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de Gemeente op dat perceel niet onbegrijpelijk was. De rechtbank veroordeelde de Gemeente in de proceskosten van PerspeKtief.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/533764 / KG ZA 17-947
Vonnis in kort geding van 27 september 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING PERSPEKTIEF,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaten mrs. G. Verberne en P.W. Juttmann,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. L.M. Engels en J.N.E. Weyne.
Partijen zullen hierna PerspeKtief en Gemeente Rotterdam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties van PerspeKtief
  • de producties van Gemeente Rotterdam
  • de mondelinge behandeling op 13 september 2017
  • de pleitnota van PerspeKtief
  • de pleitnota van Gemeente Rotterdam.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gemeente Rotterdam heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure geïnitieerd voor de opdracht ‘De beste Aanbieders Wmo arrangementen Gemeente Rotterdam’ (projectnummer 1-326-16).
Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI), waarbij prijs en kwaliteit de twee bepalende criteria zijn.
2.2.
De aanbestede opdracht is onderverdeeld in zes percelen:
Perceel 1: Ouderen en Somatiek
Perceel 2: Lichamelijk Beperkten
Perceel 3: Verstandelijk beperkten extramuraal
Perceel 4: Verstandelijk beperkten intramuraal
Perceel 5: (O)GGZ extramuraal
Perceel 6: (O)GGZ intramuraal
2.3.
Er is per perceel een beschrijvend document opgesteld. In de beschrijvend documenten is opgenomen:
“(…)
1.
Inleiding
Noot: Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen om per perceel een beschrijvend document op te stellen. Hoofdstuk 1, 3 en 4 zijn in de beschrijvende documenten per perceel identiek.
(…) ”
2.4.
Het beschrijvend document terzake perceel 3 ‘Verstandelijk beperkten extramuraal’ luidt voorts, voor zover van belang, als volgt:
5.4
Gunningscriterium
(…)
De Aanbestedende Dienst hanteert de volgende subgunningscriteria.
Subgunningcriteria Weging
1. Goed werkgeverschap en personeel 20 %
2. Integrale levering 40 %
3. Samenwerking 40 %
TOTAAL 100%
(…)
5.6
Subgunningcriterium integrale levering (40 %)
Voor het subgunningcriterium integrale levering wordt u gevraagd onderstaande casus te
beantwoorden.
(…)
5.6.2
Vormvereisten subgunningcriterium Integrale levering
Ter beoordeling van uw kwaliteit ten aanzien van integrale levering dient u de casus uit te werken. In uw casusuitwerking dienen de volgende onderdelen terug te laten komen.
1. Kies in welk van de Rotterdamse gebieden u de ondersteuning levert.
2. Beschrijf de wijze waarop u invulling geeft aan de genoemde subdoelstellingen bij de
resultaatgebieden van de casus, en geef aan hoe u daarin methodisch handelt (hiermee
wordt bedoeld de gestandaardiseerde stappen die u onderneemt om de doelen te bereiken)
3. Beschrijf de wijze waarop er samenhang wordt aangebracht en afstemming plaatsvindt in de uitvoering van de ondersteuning op de verschillende resultaatgebieden. Betrekt hierin de
inzet van uw medewerkers en, voor zover van toepassing, uw onderaannemers.
4. Geef aan hoe u de cliënt en zijn (sociaal) netwerk betrekt.
5. Beschrijf de acties die u onderneemt na verduidelijking/verandering van de situatie van de cliënt.
De uitwerking van uw casus mag maximaal bestaan uit 4 A4 pagina’s bestaan (lettertype Arial punt 10).
5.6.3
Beoordelingsaspecten Subgunningcriterium Integrale levering
De invulling van de casus zal worden beoordeeld op onderstaande beoordelingsaspecten die gezien
hun onderlinge verband geen specifieke weging kennen:
1. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er sprake is van goede op- en
afschaling van de ondersteuning bij veranderende behoefte van de cliënt.
2. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat op realistische wijze gestreefd wordt naar het optimaliseren van zelfredzaamheid en het verhogen van de eigen regie
3. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er inzicht is in, en samengewerkt wordt met het sociale netwerk.
5.6.4
Beoordelingsrichtlijn integrale levering
Naarmate de kwalitatieve aspecten van de casusuitwerking beter zijn, wordt de casusbeantwoording beter beoordeeld. De beoordeling van de opgenomen kwalitatieve aspecten vindt plaats op een schaal van 1 t/m 5. Voor ieder kwalitatief aspect wordt een score van 1, 2, 3, 4 of 5 gegeven. De score wordt door de beoordelingscommissie (zie paragraaf 5.9) in consensus wordt vastgesteld.
Richtlijn Rapportcijfer
Uitmuntend : uit de door de Inschrijver verstrekte informatie 5
blijkt dat volledig aan het doel van de Aanbestedende Dienst
wordt beantwoord
Goed: uit de door de Inschrijver verstrekte informatie blijkt 4
dat grotendeels aan het doel van de Aanbestedende Dienst
wordt beantwoord.
Voldoende (….) 3
Onvoldoende (…) 2
Slecht (…) 1
(…)”
2.5.
Het beschrijvend document terzake perceel 4 ‘Verstandelijk beperkten intramuraal’ luidt voorts, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
5.6.2
Vormvereisten subgunningcriterium Integrale levering en samenwerking
Ter beoordeling van uw kwaliteit ten aanzien van integrale levering en samenwerking dient u de casus uit te werken. In uw casusuitwerking dient u de volgende onderdelen terug te laten komen.
1. Beschrijf de wijze waarop u invulling geeft aan de genoemde subdoelstellingen bij de
resultaatgebieden van de casus, en geef aan hoe u daarin methodisch handelt (hiermee
wordt bedoeld de gestandaardiseerde stappen die u onderneemt om de doelen te bereiken)
2. Beschrijf de wijze waarop er samenhang wordt aangebracht en afstemming plaatsvindt in de uitvoering van de ondersteuning op de verschillende resultaatgebieden. Betrek hierin de
inzet van uw medewerkers en, indien van toepassing, uw onderaannemers
3. Beschrijf de wijze waarop u de samenwerking op de te leveren ondersteuning heeft
georganiseerd. Betrek hierin de inzet van uw medewerkers en voor zover van toepassing,
uw onderaannemers, het wijknetwerk en eventuele andere samenwerkingspartners.
4. Beschrijf de acties die u onderneemt na verduidelijking/verandering van de situatie van de cliënt.
5. Beschrijf de manier waarop u de afstemming met de cliënt vormgeeft op een manier dat
deze te begrijpen en acceptabel is voor de cliënt en omgeving.
6. Geef aan welke kansen u ziet voor het bevorderen van doorstroom en het borgen van de
uitstroom uit de intramurale setting al dan niet in de wijk en geef aan hoe u daarin
methodisch handelt
7. Laat in uw casus beschrijving zien hoe u innovaties toepast en hoe u gedurende de looptijd van de overeenkomst inspeelt op toekomstbestendige ondersteuning.
De uitwerking van uw casus mag maximaal bestaan uit 8 A4 pagina’s bestaan (lettertype Arial lettergrote 10).
5.6.3
Beoordelingsaspecten Subgunningcriterium Integrale levering en samenwerking
De invulling van de casus zal worden beoordeeld op onderstaande beoordelingsaspecten die gezien hun onderlinge verband geen specifieke weging kennen:
1. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er sprake is van passende
ondersteuning en goede op- en afschaling van ondersteuning bij veranderende behoefte van
cliënt
2. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat op realistische wijze gestreefd wordt
naar het optimaliseren van zelfredzaamheid en het verhogen van de eigen regie
3. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er inzicht is in, en samengewerkt wordt met het sociale netwerk.
4. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er inzicht is in, en gebruik wordt
gemaakt van innovatie in de ondersteuningsmix.
5.6.4
Beoordelingsrichtlijn integrale levering en samenwerking
Naarmate de kwalitatieve aspecten van de casusuitwerking beter zijn, wordt de casusbeantwoording beter beoordeeld. De beoordeling van de opgenomen kwalitatieve aspecten vindt plaats op een schaal van 1 t/m 5. Voor ieder kwalitatief aspect wordt een score van 1, 2, 3, 4 of 5 gegeven. De score wordt door de beoordelingscommissie (zie paragraaf 5.9) in consensus wordt vastgesteld.
Richtlijn Rapportcijfer
Uitmuntend (…) 5
Goed (…) 4
Voldoende (….) 3
Onvoldoende (…) 2
Slecht (…) 1
(…)”
2.6.
Het beschrijvend document terzake perceel 6 ‘(O)GGZ Intramuraal / Verstandelijk beperkten intramuraal’ luidt voorts, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
5.4
Gunningscriterium
(…)
De Aanbestedende Dienst hanteert de volgende subgunningscriteria.
Subgunningcriteria Weging
1. Goed werkgeverschap en personeel 20 %
2. Integrale levering en samenwerking 80 %
TOTAAL 100%
(…)
5.6
Subgunningscriterium integrale levering en samenwerking (80%)
Voor het subgunningscriterium integrale levering wordt u gevraagd één van de onderstaande 5 casussen (…) te beantwoorden. U mag zelf bepalen welk van de casussen het best bij u als Aanbieder past.
(…)
5.6.5
Vormvereisten subgunningcriterium Integrale levering en samenwerking
Ter beoordeling van uw kwaliteit ten aanzien van integrale levering en samenwerking dient u één van bovenstaande casussen uit te werken. In uw casusuitwerking dient u de volgende onderdelen terug te laten komen.
1. De keuze en motivatie welke casus u uitwerkt
2. Beschrijf de wijze waarop u invulling geeft aan de genoemde subdoelstellingen bij de
resultaatgebieden van de casus, en geef aan hoe u daarin methodisch handelt (hiermee
wordt bedoeld de gestandaardiseerde stappen die u onderneemt om de doelen te bereiken)
3. Beschrijf de wijze waarop er samenhang wordt aangebracht en afstemming plaatsvindt in de uitvoering van de ondersteuning op de verschillende resultaatgebieden. Betrek hierin de
inzet van uw medewerkers en, indien van toepassing, uw onderaannemers
4. Beschrijf de wijze waarop u de samenwerking op de te leveren ondersteuning heeft
georganiseerd. Betrek hierin de inzet van uw medewerkers en voor zover van toepassing,
uw onderaannemers, het wijknetwerk en eventuele andere samenwerkingspartners.
5. Beschrijf de acties die u onderneemt na verduidelijking/verandering van de situatie van de cliënt.
6. Beschrijf de manier waarop u de afstemming met de cliënt vormgeeft op een manier dat
deze te begrijpen en acceptabel is voor de cliënt en omgeving.
7. Geef aan welke kansen u ziet voor het bevorderen van doorstroom en het borgen van de
uitstroom uit de intramurale setting al dan niet in de wijk en geef aan hoe u daarin
methodisch handelt
8. Laat in uw casus beschrijving zien hoe u innovaties toepast en hoe u gedurende de looptijd van de overeenkomst inspeelt op toekomstbestendige ondersteuning.
(…)
5.6.6
Beoordelingsaspecten Subgunningcriterium Integrale levering en samenwerking
De invulling van de casus zal worden beoordeeld op onderstaande beoordelingsaspecten die gezien
hun onderlinge verband geen specifieke weging kennen:
1. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er sprake is van passende
ondersteuning en goede op- en afschaling van de ondersteuning bij veranderende behoefte
van de cliënt
2. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat op realistische wijze gestreefd wordt naar het optimaliseren van zelfredzaamheid en het verhogen van de eigen regie
3. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er inzicht is in, en samengewerkt wordt met het sociale netwerk.
4. De mate waarin blijkt uit de casusbeantwoording dat er inzicht is in, en gebruik wordt
gemaakt van innovatie in de ondersteuningsmix.
5.6.7
Beoordelingsrichtlijn integrale levering en samenwerking
Naarmate de kwalitatieve aspecten van de casusuitwerking beter zijn, wordt de casusbeantwoording beter beoordeeld. De beoordeling van de opgenomen kwalitatieve aspecten vindt plaats op een
schaal van 1 t/m 5. Voor ieder kwalitatief aspect wordt een score van 1, 2, 3, 4 of 5 gegeven. De score wordt door de beoordelingscommissie (zie paragraaf 5.9) in consensus wordt vastgesteld.
Richtlijn Rapportcijfer
Uitmuntend (…) 5
Goed (…) 4
Voldoende (….) 3
Onvoldoende (…) 2
Slecht (…) 1
(…)”
2.7.
PerspeKtief heeft op de aanbesteding ingeschreven voor de percelen 3, 4, 5 en 6.
2.8.
Bij brief van 4 augustus 2017 heeft Gemeente Rotterdam aan PerspeKtief bericht dat zij ter zake perceel 6 niet voor gunning in aanmerking komt, omdat door PerspeKtief een “2” is gescoord op Subgunningscriterium 2 ‘Integrale Levering en Samenwerking’.
De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
De motivatie van de beoordelingscommissie op dit subgunningcritenum is als volgt:
Beoordelingsaspect 1: Aanbieder geeft blijk van een beperkt inzicht in het begeleiden van cliënten met de beschreven psychiatrische problematiek. Het uitzoeken van een mogelijk traumatisch verleden met de AIVD is bijvoorbeeld geen passende actie bij iemand die lijdt aan psychotische verschijnselen. Het opnemen van contact met de behandelaar is wel een adequate actie, maar dat men ook nog een arts raadpleegt en daarnaast’ onderzoekt of behandeling/therapie mogelijk is en medicatiesuggesties doet, getuigt van beperkt inzicht in de wijze waarop de samenwerking met een ggz-aanbieder doorgaans georganiseerd is. We betwijfelen sterk of het inzetten van uitsluitend huismeesters/nachtwakers gedurende de nacht passend is. Volgens het plan Goed Werkgeverschap van PerspeKtief is de huismeester van niveau mbo-2. Het risico bestaat dus dat de huismeester onvoldoende gekwalificeerd is om de juiste hulp te bieden aan cliënten en situaties zo nodig te de-escaleren.
Inschrijver heeft oog voor op- en afschaling van de ondersteuning en van de onderliggende indicatie. Het gefaseerde traject van beschermd via begeleid naar zelfstandig wonen kan een snellere doorstroom van cliënten bevorderen, wat positief is. De overweging dat er mogelijk een verstandelijke beperking in het spel is, is goed. Maat liever hadden we gezien dat de IQ-test/kwaliteitentest zou worden uitgevoerd door een deskundige derde.
Beoordelingsaspect 2: Er wordt aanvankelijk in kleine stapjes toegewerkt naar meer zelfredzaamheid, ook is sprake van hand-in-hand begeleiding. Onduidelijk blijft hoe aanbieder verder toewerkt naar zelfredzaamheid. Uitzondering hierop is de huisvesting waarin dit wel concreet is uitgewerkt.
Beoordelingsaspect 3: Inschrijver maakt bewust afwegingen met betrekking tot het sociale netwerk: men neemt acties richting familie en uitbreiding sociale netwerk! participatie. Er wordt beschreven dat de begeleiding contact opneemt met de zus, maar niet duidelijk is of dit met medeweten en instemming van cliënt gebeurt.
Beoordelingsaspect 4: Aanbieder toont weinig initiatief tot innovatie in de ondersteuningsmix. Wel wordt gebruik gemaakt van voorzieningen in de wijk.
(…)”
2.9.
Bij brief van 9 augustus 2017 heeft Gemeente Rotterdam aan PerspeKtief bericht dat zij ter zake perceel 3 niet voor gunning in aanmerking komt, omdat door PerspeKtief een “2” is gescoord op Subgunningscriterium 2 ‘Integrale Levering’.
De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
De motivatie van de beoordelingscommissie op dit subgunningcriterium is als volgt:
Beoordelingsaspect 1: De aanbieder laat niet zien dat hij de integrale regierol pakt. Er wordt te weinig verantwoordelijkheid genomen of regie gepakt. De cliënt wordt gevolgd maar de keuzes worden bij andere partijen neergelegd. Het is goed dat er wordt afgestemd met de reclassering, echter de regie wordt te veel bij
hen gelegd. De maatregelen qua opschaling zijn niet passend. Zo wordt er al nagedacht over intramurale plaatsing. Er wordt erg snel de conclusie getrokken dat de cliënt niet toe is aan zelfstandig wonen. Deze overweging is op dit moment niet passend.
Beoordelingsaspect 2: De ambitie om de cliënt zelfstandiger te maken wordt gemist in de uitwerking van de casus. Ook hierin lijkt de aanbieder de regie bij een andere partij te leggen. De optie voor de dagbesteding bij Reakt is niet passend bij de cliënt uit de casus. Deze cliënt hoort niet thuis bij een GGZ- dagbestedingsaanbieder.
Beoordelingsaspect 3: Er wordt een koppeling gemaakt naar het Huis van de wijk en een
sportclub. De rol van de broer wordt goed beschreven; hij kan broer blijven maar heeft wel
een stimulerende rol. Het negatieve netwerk wordt echter onderbelicht.
(…)”
2.10.
Bij brief van 4 augustus 2017 heeft Gemeente Rotterdam aan PerspeKtief bericht dat zij ter zake perceel 4 niet voor gunning in aanmerking komt, omdat een 2 is gescoord op
Subgunningscriterium 2 ‘Integrale Levering en Samenwerking’.
De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
De motivatie van de beoordelingscommissie op dit subgunningcriterium is als volgt:
Beoordelingsaspect 1: De analyse van het ondersteuningsplan en de daaruit volgende ondersteuning is voor een deel goed beschreven. Het toezicht in het algemeen is onduidelijk. De invulling van de casus geeft blijk van een ernstige tekortkoming ten aanzien van de inzet voor het nachtelijk toezicht door inzet van een huismeester niveau 2. Nachtelijk toezicht is ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren in de nacht. Inzet op niveau 2 is niet het verplicht gestelde niveau dat ‘s nachts geleverd moet worden. Niveau 2 heeft altijd een assisterende rol in de ondersteuning van een medewerker met een zelfstandige verantwoordelijkheid. Bij alle resultaatgebieden behalve bij nachtelijk toezicht worden concrete acties en doelstellingen geformuleerd.
Beoordelingsaspect 2: Weinig concrete plannen voor door- en uitstroom. Het doel om binnen een jaar zelfstandig te gaan wonen blijft vrijwel onbesproken.
Beoordelingsaspect 3: Er wordt niet echt gewerkt aan reguliere sociale contacten. Client blijft binnen het maatschappelijk netwerk dat de instelling in de buurt heeft opgebouwd. De ouders en verdere familie worden wel betrokken, maar wat daarover wordt gezegd is minimaal.
Beoordelingsaspect 4: Innovatie is beperkt beschreven. De beschreven innovatie wordt door het beoordelingsteam echter als weinig innovatief beoordeeld.
(…)”
2.11.
Bij brief van 10 augustus 2017 heeft PerspeKtief aan Gemeente Rotterdam bericht het niet eens te zijn met de gunningsbeslissing ter zake perceel 4 en 6.
2.12.
Op 18 augustus 2017 heeft Gemeente Rotterdam aan PerspeKtief bericht geen aanleiding te zien voor het aanpassen van haar beslissingen.
2.13.
Bij brief van 18 augustus 2017 heeft PerspeKtief aan Gemeente Rotterdam bericht het niet eens te zijn met de gunningsbeslissing ter zake perceel 3.

3.Het geschil

3.1.
PerspeKtief vordert – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad –
1. De Gemeente te gebieden:
a. haar gunningsvoornemen d.d. 9 augustus 2017 inzake perceel 3 in te trekken;
b. haar gunningsvoornemen d.d. 4 augustus 2017 inzake perceel 4 in te trekken;
c. haar gunningsvoornemen d.d. 4 augustus 2017 inzake perceel 6 in te trekken;
2. De Gemeente te gebieden ten aanzien van perceel 3, perceel 4 en perceel 6 een
nieuw gunningsvoornemen bekend te maken met inachtneming van wat de voorzieningenrechter heeft overwogen in zijn vonnis;
Alsmede:
Primair
3. de Gemeente te gebieden de beoordeling te herzien en aan PerspeKtief alsnog een score van minimaal 3 (Voldoende) toe te kennen op:
a. het subgunningscriterium ‘Integrale levering’ op perceel 3;
b. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 4;
c. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 6.
Subsidiair
4. de Gemeente te gebieden over te gaan tot herbeoordeling door een nieuw in te stellen
beoordelingscommissie (niet bestaande uit leden die lid waren van de oorspronkelijke
beoordelingscommissie) van de inschrijving van PerspeKtief op:
a. het subgunningscriterium ‘Integrale levering’ op perceel 3;
b. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 4;
c. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 6.
Meer subsidiair
5. de Gemeente te gebieden over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijving op
a. het subgunningscriterium ‘Integrale levering’ op perceel 3;
b. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 4;
c. het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ op perceel 6.
Nog meer subsidiair
6. de Gemeente te gebieden over te gaan tot heraanbesteding van perceel 3, perceel 4 en perceel 6;
Alsmede:
7. iedere (andere) voorziening te treffen die de voorzieningenrechter juist acht om aan de in deze dagvaarding beschreven belangen van eiseres tegemoet te komen;
8. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, vermeerderd met de nakosten;
9. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,00 per dag of per dagdeel dat gedaagde in gebreke blijft bij de naleving van het vonnis.
3.2.
Gemeente Rotterdam voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
4.2.
De vorderingen van PerspeKtief zijn gegrond op de stelling dat de inschrijvingen van PerspeKtief niet juist zijn beoordeeld. Voor toewijzing van de vorderingen is vereist dat in dit kort geding kan worden aangenomen dat sprake is van onmiskenbare onjuistheden of onduidelijkheden met betrekking tot de beoordelingen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kwalitatief gunningscriterium altijd enige mate van subjectiviteit bevat, wat op zichzelf niet in strijd is met de vereiste transparantie, die inhoudt dat de voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsdocumenten dienen te worden vermeld (HvJ EU 29 april 2004, C-496/99 (Succhi di Frutta).
Van belang is dat het voor een kandidaat-inschrijver duidelijk is wat van hem wordt verwacht, dat de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en dat de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Bij de rechterlijke toetsing van de beoordeling en waardering van de inschrijvingen dient enige mate van terughoudendheid te worden betracht.
4.4.
Aan de gestelde onjuiste beoordeling ter zake perceel 3 heeft PerspeKtief in de dagvaarding weinig stellingen gewijd. Het standpunt van PerspeKtief volgt met name uit de brief van PerspeKtief aan Gemeente Rotterdam van 18 augustus 2017, die als productie in het geding is gebracht, en de pleitaantekeningen.
4.5.
PerspeKtief heeft in voornoemde brief de door Gemeente Rotterdam genoemde aspecten, die aanleiding waren voor de score “2” één voor één weerlegd. Ten aanzien van de opmerkingen van Gemeente Rotterdam ‘dat de aanbieder niet laat zien dat hij de integrale regierol pakt’ en ‘er wordt te weinig verantwoordelijkheid genomen of regie gepakt’ stelt PerspeKtief dat Gemeente Rotterdam de inschrijving onjuist heeft beoordeeld.
PerspeKtief stelt dat zij wel degelijk de regie pakt waar mogelijk, maar dat zij in de casus niet alles zelf kan bepalen. Uit de inschrijving blijkt, aldus PerspeKtief, duidelijk dat de begeleider van PerspeKtief de regie voert op de voortgang van het zorgproces.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat wat PerspeKtief heeft aangevoerd onvoldoende is om aan te nemen dat Gemeente Rotterdam is afgeweken van het bepaalde in de aanbestedingsstukken.
Blijkens de aanbestedingsstukken is voor de beoordeling op het subgunningscriterium ‘Integrale levering’ onder meer relevant de mate waarin uit de inschrijving blijkt dat sprake is van goede op- en afschaling van ondersteuning, het streven naar het optimaliseren van zelfredzaamheid en het verhogen van de regie.
Uitgaande van die aspecten is de beoordeling van Gemeente Rotterdam, dat op het subgunningscriterium een “2”, onvoldoende, is gescoord is niet onbegrijpelijk.
4.7.
Gemeente Rotterdam heeft in de motivering van de beoordeling bijvoorbeeld benoemd dat aanbieder niet laat zien dat hij de regierol pakt en dat PerspeKtief te weinig de verantwoordelijkheid neemt. Wanneer naar de in de inschrijving gebruikte formuleringen wordt gekeken, is dit oordeel niet onbegrijpelijk, nu op pagina 1 van de inschrijving onder meer is opgenomen ‘dat de reclasseerder eigenaar is van de casus’, ‘dat elke partner zijn eigen rol en taak heeft’ en ‘dat de behandelaar van [persoon 1] dient te behandelen voor verslaving, psychiatrie en zo mogelijk op het versterken van de eigen identiteit/de eigen wil/het aangeven van grenzen/adequate sociale omgang’. Vervolgens staat op pagina 2 ‘dat de reclasseerder als eigenaar de regie heeft’. Wat de eigen verantwoordelijkheid van PerspeKtief is, komt in de inschrijving slechts beperkt tot uitdrukking.
4.8.
PerspeKtief heeft ter zitting aangevoerd dat zij wel degelijk de regie over het zorgproces voert en dat dat uit de gehele tekst van de inschrijving, in samenhang bezien, blijkt, maar dat standpunt acht de voorzieningenrechter onjuist. Het kan wel de bedoeling van PerspeKtief zijn geweest de regie ten aanzien van de zorg tot uiting te brengen en PerspeKtief schrijft dat ook met zoveel woorden op, maar uit (het vervolg van) de inschrijving volgt niet dat PerspeKtief zich daadwerkelijk actief zal opstellen of de regie neemt op de diverse relevante onderdelen. De inschrijving is met name beschrijvend en het handelen van PerspeKtief zoals dat wordt beschreven lijkt met name volgzaam aan de behoeften van de cliënt of overeenkomstig de instructies van andere betrokken partijen.
4.9.
Uit het voorgaande vloeit voort dat ook de beoordeling op beoordelingsaspect 2 onder meer inhoudende ‘dat de ambitie om cliënt zelfstandiger te maken wordt gemist in de uitwerking van de casus’ voorshands niet onjuist is. Hier is sprake van woordgebruik, zoals ‘de kunst is rustig door te akkeren’, ‘het laagdrempelig alternatief dat we bieden’ dat er niet direct op duidt dat PerspeKtief stuurt naar het optimaliseren van zelfredzaamheid. Ook het toewerken naar samen boodschappen doen in het kader van het doel dat [persoon 1] kan rondkomen van zijn leefgeld en het gebruik van zinnen als ‘de begeleiding denkt dat [persoon 1] niet zelfstandig kan wonen’ en ‘de inzet is dat [persoon 1] in alles gevolgd wordt’, maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat Gemeente Rotterdam niet in redelijkheid kon oordelen dat onvoldoende blijkt dat gestreefd wordt naar zelfredzaamheid en het verhogen van de eigen regie.
4.10.
Tot slot is niet onbegrijpelijk dat Gemeente Rotterdam benoemt dat – gelet op het onderwerp van de casus – ook relevant is hoe PerspeKtief denkt over het negatieve netwerk (beoordelingsaspect 3). Onder punt 4 van de inschrijving, door PerspeKtief aangeduid met ‘De voortzetting/begeleiding (vormvereisten 2 t/m 5)’, is wat PerspeKtief opschrijft heel vrijblijvend in de zin dat het handelen van PerspeKtief, op het punt van de invloed van het negatieve netwerk, beperkt is tot ‘het omgaan met personen die schadelijk voor hem zijn, wordt bespreekbaar gemaakt’. Concrete doelen en acties om de omgang met personen die schadelijk zijn te verminderen of beëindigen ontbreken in de inschrijving, terwijl ten aanzien van de andere onder punt 4 genoemde punten wel concrete doelen en acties worden genoemd.
4.11.
De vorderingen die betrekking hebben op perceel 3 zijn op grond van het voorgaande niet toewijsbaar. Alleen de vorderingen die betrekking hebben op percelen 4 en 6 behoeven nog beoordeling.
4.12.
De bezwaren van PerspeKtief op de score ‘2’ voor het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ ten aanzien van de percelen 4 en 6 betreffen het in de beoordeling betrekken van het niveau mbo-2 of ‘niveau 2’ in de beoordeling.
PerspeKtief heeft aangevoerd dat niveau mbo-2 als eis niet in de aanbestedingsstukken voorkomt, terwijl Gemeente Rotterdam blijkens de motiveringen van de beslissingen uitgaat van een harde eis op dat punt, aldus PerspeKtief.
4.13.
Ter zitting is door Gemeente Rotterdam erkend dat het opleidingsniveau ‘minimaal mbo-4 of mbo-5’ of ‘hbo’ in de aanbestedingsstukken niet expliciet als eis is opgenomen. Gelet op de (bewoordingen in de) motivering van Gemeente Rotterdam moet worden aangenomen dat Gemeente Rotterdam er evenwel veel waarde aan heeft toegekend dat PerspeKtief voor nachtelijk toezicht een huismeester inzet, terwijl die huismeester is opgeleid op het in de ogen van Gemeente Rotterdam blijkbaar te lage niveau van mbo-2. Gemeente Rotterdam gebruikt immers in de motivering ter zake perceel 4 de woorden ‘ernstige tekortkoming’ en ‘het verplicht gestelde niveau’.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan slechts plaats zijn voor zulke stellige bewoordingen van een aanbestedende dienst in een (motivering van een) beslissing wanneer dienaangaande uitdrukkelijk eisen zijn gesteld in de aanbestedingsstukken. Dat is hier niet het geval.
Ter zake perceel 6 bezigt Gemeente Rotterdam een minder uitgesproken beoordeling ten aanzien van de functie van de huismeester, maar ook hier oordeelt Gemeente Rotterdam ‘dat een risico is dat de huismeester onvoldoende gekwalificeerd is om de juiste hulp te bieden aan cliënten en zo nodig te de-escaleren’, omdat Gemeente Rotterdam er, zoals ook ter zitting is toegelicht, vanuit gaat dat de huismeester van PerspeKtief mbo-2 opgeleid is.
4.14.
Gemeente Rotterdam heeft ter zitting betoogd dat op basis van de aanbestedingsstukken voor een Inschrijver duidelijk moest zijn dat een hoger niveau dan mbo-2 was vereist. Zij verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar een beroepscompetentieprofiel voor de Gehandicaptenzorg-medewerker met MBO-2 niveau, dat geen deel uitmaakt van de aanbestedingsstukken, en een factsheet tarieven wmo dat zij als productie 2 heeft overgelegd, dat wel onderdeel was van de aanbestedingsstukken.
Nu het beroepscompetentieprofiel geen deel uitmaakt van de aanbestedingsstukken kan de door Gemeente Rotterdam voorgestane uitleg van het niveau van de ‘passende ondersteuning’ daar niet op gronden. De verwijzing naar de FWG 45-50 als salariëring op het factsheet tarieven is ook niet duidelijk genoeg om hier een keiharde eis uit af te leiden met de strekking dat mbo-2 niveau niet volstond.
4.15.
Dat neemt niet weg dat mogelijk verdedigbaar dat personeel op mbo-2 niveau niet kwalificeert als passende ondersteuning, maar evident is dit niet. Niet is gebleken dat in de aanbestedingsstukken is uitgewerkt wat geacht kan worden passende ondersteuning te zijn. In de raamovereenkomst bij de aanbestedingsstukken is wel uitgewerkt dat personeel minimaal moet voldoen aan de daar genoemde eisen, maar ook in die tekst komt de term MBO-2 of niveau 2 niet terug. Dit betekent dat voor zover al ruimte bestaat voor het oordeel dat niet voldoende uit de inschrijving blijkt dat sprake is van passende ondersteuning, Gemeente Rotterdam niet kon volstaan met de huidige motivering in de brief van 4 augustus 2017, omdat die niet strookt met de aanbestedingsstukken.
4.16.
Gemeente Rotterdam heeft overigens, zoals ook ter zitting aan de orde is gekomen, gegevens uit andere delen van de inschrijving van PerspeKtief gebruikt voor de invulling van de betekenis van de inschrijving van PerspeKtief op het punt van subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’. Dat is (ook) niet toegestaan. Gelet op onder meer het transparantiebeginsel en gelijkheidsbeginsel mocht Gemeente Rotterdam immers slechts beoordelen wat in de inschrijving op dit subgunningscriterium stond opgeschreven. In het betreffende deel van de inschrijving stond wel de term huismeester, maar niet het niveau van die huismeester. De stelling van Gemeente Rotterdam dat PerspeKtief in het geding niet heeft weersproken dat zij huismeesters op niveau mbo-2 inzet, maakt dit niet anders.
4.17.
Het voorgaande betekent dat voor zowel perceel 4 als 6 aanleiding bestaat Gemeente Rotterdam te veroordelen om tot herbeoordeling van de inschrijvingen van PerspeKtief over te gaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat Gemeente Rotterdam ter zitting niet heeft kunnen aangeven wat, en wisselende standpunten heeft ingenomen over, de weging van de afzonderlijke beoordelingsaspecten en wanneer het kantelpunt is/wordt bereikt om van een score ‘2’ naar een score ‘3’ te gaan.
4.18.
Naast het vorenstaande overweegt de voorzieningenrechter ten aanzien van de gevorderde herbeoordeling ter zake perceel 6 nog het volgende. In de motivering van de beslissing om een ‘2’ toe te kennen op het subgunningscriterium ‘Integrale levering en samenwerking’ komt naast de hiervoor reeds benoemde punten een aantal aspecten aan bod. De voorzieningenrechter overweegt over deze aspecten als volgt.
4.19.
Wat betreft beoordelingsaspect 1 heeft PerspeKtief aangevoerd dat Gemeente Rotterdam niet kon komen tot het oordeel dat PerspeKtief blijk gaf van een beperkt inzicht in het begeleiden van cliënten met de beschreven psychiatrische problematiek.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, uitgaande van het in 4.3 genoemde toetsingskader, wat PerspeKtief heeft gesteld onvoldoende om aan te nemen dat de door (de beoordelingscommissie van) Gemeente Rotterdam gegeven waardering niet deugt. Niet onbegrijpelijk is dat Gemeente Rotterdam de conclusie trekt dat beperkt inzicht lijkt te bestaan in het begeleiden van cliënten met de beschreven psychiatrische problematiek. Het actiepunt ‘instellen op medicatie’ maakt immers weinig concreet waaruit het handelen van PerspeKtief op dat punt zal bestaan. Ook het actiepunt ‘traumatische voorgeschiedenis met AIVD onderzoeken’ maakt niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld. De toelichting van PerspeKtief ter zitting dat zij iets compleet anders heeft bedoeld, dan wat Gemeente Rotterdam heeft begrepen, is onvoldoende om aan te nemen dat Gemeente Rotterdam wat opgeschreven stond evident onjuist heeft uitgelegd of beoordeeld.
4.20.
Het aspect van beoordelingsaspect 1 dat gaat over de IQ-test is echter niet zonder meer begrijpelijk. Het komt de voorzieningenrechter voor alsof dit deel van de beoordeling niet aansluit bij de voorwaarden zoals geformuleerd in de aanbestedingsdocumenten. De (beoordelingscommissie van) Gemeente Rotterdam zal ook hier in het kader van de herbeoordeling nog eens naar moeten kijken.
4.21.
Ten aanzien van beoordelingsaspect 2 klaagt PerspeKtief erover dat Gemeente Rotterdam schrijft dat ‘onduidelijk blijft hoe aanbieder toewerkt naar zelfredzaamheid.’ Die conclusie heeft Gemeente Rotterdam ten onrechte getrokken, aldus PerspeKtief, omdat zij bijvoorbeeld in haar inschrijving expliciet beschrijft dat zij kiest voor een sociale vaardigheidstraining.
Ook op dit punt is wat PerspeKtief heeft aangevoerd onvoldoende om de juistheid van haar standpunt aan te nemen. De inschrijving van PerspeKtief blinkt kort gezegd niet uit in duidelijkheid over hoe concreet wordt aangestuurd op het bereiken van zelfredzaamheid. Ten aanzien van de wondverzorging schrijft PerspeKtief bijvoorbeeld als actiepunt het ‘zelfstandigheid aanleren’, maar vervolgens schrijft zij dat weekhulp ingezet wordt indien nodig. Wat de inbreng van PerspeKtief zal zijn op dit punt wordt vervolgens niet concreet uitgewerkt. Gelet op het resultaatsgebied Ondersteuning zelfzorg & Gezondheid op pagina 67 van het beschrijvend document mocht dat wel van PerspeKtief worden verwacht.
Ook op andere onderdelen lijkt PerspeKtief met name te beschrijven dat zij meebeweegt met de cliënt, die de regie houdt, zodat niet onbegrijpelijk is dat Gemeente Rotterdam meent dat PerspeKtief onvoldoende blijk ervan geeft dat zij toewerkt naar meer zelfredzaamheid. Ten aanzien van het voorbeeld dat PerspeKtief zelf noemt over sociale vaardigheidstraining geldt dat ook uit die zin ‘sociale vaardigheidstraining inzetten (in samenspraak met behandelaar).’ niet volgt op welke wijze PerspeKtief uitvoering zal geven aan dat actiepunt.
Al met al is de algehele indruk van de inschrijving op dit punt eerder uitnodigend dan sturend. Dat vervolgens gelet op de tekst van de aanbestedingsstukken, die voor de beoordeling relevant achten de mate waarin de casusbeantwoording er blijk van geeft dat op realistische wijze gestreeft wordt naar het optimaliseren van zelfredzaamheid en het verhogen van de eigen regie, een onvoldoende wordt gescoord, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk.
4.22.
Ter zake beoordelingsaspect 3 klaagt PerspeKtief erover dat Gemeente Rotterdam beschrijft dat zij graag zou willen weten of het contact met de zus met medeweten en instemming van cliënt gebeurd. Op dit aspect acht de voorzieningenrechter het standpunt van PerspeKtief juist dat dit deel van de beoordeling gezocht lijkt. Niet gesteld of gebleken is dat dit deel van de beoordeling te herleiden is tot een in de aanbestedingsstukken gestelde eis. Bovendien lijkt Gemeente Rotterdam hiermee te miskennen dat voor contactherstel moet worden onderzocht hoe beide partijen daar tegenover staan. Gelet op het feit dat alle eisen op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsdocumenten dienen te worden vermeld om een zo objectief mogelijke beoordeling mogelijk te maken, is aannemelijk dat dit onderdeel onjuist is beoordeeld.
4.23.
Ten aanzien van de overige onderdelen van de beoordeling ter zake perceel 6 ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is geweest van een onzorgvuldige beoordeling.
4.24.
Dan resteert wat overigens ten aanzien van perceel 4 nog relevant is in het kader van de herbeoordeling die de beoordelingscommissie van Gemeente Rotterdam zal moeten uitvoeren.
4.25.
PerspeKtief heeft voor perceel 4, naast het aspect ten aanzien van ‘niveau mbo-2’ dat hiervoor reeds aan de orde kwam, aangevoerd dat Gemeente Rotterdam haar inschrijving niet als ‘te vrijblijvend’ kon beoordelen. Ten aanzien van beoordelingsaspect 2 is immers, aldus PerspeKtief, sprake van een inschrijving die een heel concrete invulling geeft aan het werken naar zelfstandig leven.
4.26.
De voorzieningenrechter acht voornoemd standpunt van PerspeKtief onjuist.
Ook in deze inschrijving is niet steeds sprake van concrete uitwerking van het handelen van PerspeKtief. Naar voorlopig oordeel kon Gemeente Rotterdam daarom in redelijkheid oordelen dat sprake was van weinig concrete plannen voor door- en uitstroom en mocht Gemeente Rotterdam waarde toekennen aan de omstandigheid dat in de inschrijving het doel om binnen een jaar zelfstandig te gaan wonen vrijwel onbesproken is gebleven.
De juistheid van die constatering (dat het doel om binnen een jaar zelfstandig te gaan wonen vrijwel onbesproken is gebleven) staat vast, terwijl eveneens vast staat dat in 5.6.1.2 van de aanbestedingsstukken expliciet is opgenomen ‘Doel is dat er met dhr. wordt toegewerkt naar een situatie dat dhr. over een jaar zelfstandig woonruimte gaat huren en dat de begeleiding wordt afgebouwd naar alleen ambulante ondersteuning.’ Gelet op dat vereiste in 5.6.1.2. diende PerspeKtief te begrijpen dat zij, wanneer zij een hogere score wenste te behalen dan een ‘2’, zij onder meer dit aspect uitdrukkelijk in haar inschrijving diende te verwerken.
Dat zij dat niet heeft gedaan kan niet aan (de beoordelingscommissie van) Gemeente Rotterdam worden tegengeworpen.
4.27.
De overige aspecten waarover PerspeKtief klaagt, nopen niet tot het oordeel dat
aannemelijk is dat de door (beoordelingscommissie van) Gemeente Rotterdam gegeven waardering ter zake perceel 4 niet deugt.
4.28.
Het voorgaande betekent dat Gemeente Rotterdam zal haar gunningsvoornemens inzake perceel 4 en 6 moeten intrekken, zodat de vorderingen 1b en 1c zullen worden toegewezen, en dat Gemeente Rotterdam tot herbeoordeling van de inschrijvingen van PerspeKtief op de percelen 4 en 6, subgunningscriterium ‘integrale levering en samenwerking’ moet overgaan (vordering 5).
Gelet op het overwogene in 4.17 en vanwege het feit dat de voorzieningenrechter niet op de stoel van (de beoordelingscommissie van) Gemeente Rotterdam kan gaan zitten, kan toewijzing van de vordering om een score ‘3’ toe te kennen niet aan de orde zijn.
Voor het veroordelen van Gemeente Rotterdam tot het instellen van een nieuwe beoordelingscommissie ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
De noodzaak tot heraanbesteding is in de gegeven situatie ook niet aangewezen.
4.29.
De gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen. Gemeente Rotterdam heeft aangevoerd dat zij rechterlijke uitspraken opvolgt. Van de juistheid van die stelling uitgaande zal zij ook geen nadeel ondervinden van de op te leggen dwangsomveroordeling, zodat de stelling aan het opleggen van een dwangsom als prikkel tot nakoming op zichzelf niet in de weg staat. Het debat tussen partijen is niet gegaan over de (redelijke) termijn die Gemeente Rotterdam nodig heeft om tot herbeoordeling over te gaan, terwijl het verbinden van een termijn aan de veroordeling om tot herbeoordeling over te gaan in feite de toewijzing van meer dan het gevorderde zou behelsen. De dwangsommen zullen daarom worden afgewezen. De voorzieningenrechter gaat er wel van uit dat Gemeente Rotterdam de nodige voortvarendheid zal betrachten in de nakoming van het vonnis.
4.30.
Gemeente Rotterdam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van PerspeKtief. Deze kosten worden begroot op
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.531,31
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Rotterdam niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat de wettelijke rente over de in de proceskosten begrepen nakosten niet toewijsbaar is, omdat thans niet geheel bekend is vanaf welke datum de nakosten gemaakt zullen worden, zodat de verzuimdatum niet goed kan worden bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Gemeente Rotterdam om haar gunningsvoornemens ten aanzien van PerspeKtief d.d. 4 augustus 2017 voor perceel 4 en 6 in te trekken,
5.2.
veroordeelt Gemeente Rotterdam om de beoordeling van de inschrijvingen van PerspeKtief op de percelen 4 en 6, subgunningscriterium ‘integrale levering en samenwerking’ opnieuw te laten uitvoeren,
5.3.
veroordeelt Gemeente Rotterdam in de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op 1.531,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Gemeente Rotterdam in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Rotterdam niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten aan gedaagde tot aan de dag der voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.
1634/2009