Op 26 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoekschrift had ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een problematische schuldensituatie verkeert, vroeg de rechtbank om een verbod voor verweerster om het ontruimingsvonnis van 28 juli 2017 ten uitvoer te leggen. Tijdens de zitting op 12 september 2017 werd verzoeker gehoord, evenals vertegenwoordigers van verweerster en de bewindvoerder. Verweerster voerde aan dat er niet alleen sprake was van huurachterstand, maar ook van overlast door verzoeker, wat leidde tot een eerder verstekvonnis van de kantonrechter. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet alleen op huurschuld was gebaseerd, maar ook op slecht huurderschap door overlast. Aangezien verzoeker geen rechtsmiddel had aangewend tegen het verstekvonnis, was dit onherroepelijk geworden. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject niet was afgerond. De beslissing was dat het verzoek werd afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot schuldsanering.