ECLI:NL:RBROT:2017:7414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
C/10/534109 / FT EA 17/1799 – C/10/534111 / FT EA 17/1800
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid in schuldsaneringsregeling

Op 26 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoekschrift had ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een problematische schuldensituatie verkeert, vroeg de rechtbank om een verbod voor verweerster om het ontruimingsvonnis van 28 juli 2017 ten uitvoer te leggen. Tijdens de zitting op 12 september 2017 werd verzoeker gehoord, evenals vertegenwoordigers van verweerster en de bewindvoerder. Verweerster voerde aan dat er niet alleen sprake was van huurachterstand, maar ook van overlast door verzoeker, wat leidde tot een eerder verstekvonnis van de kantonrechter. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet alleen op huurschuld was gebaseerd, maar ook op slecht huurderschap door overlast. Aangezien verzoeker geen rechtsmiddel had aangewend tegen het verstekvonnis, was dit onherroepelijk geworden. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject niet was afgerond. De beslissing was dat het verzoek werd afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot schuldsanering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: afwijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 26 september 2017
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 28 augustus 2017, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 29 augustus 2017 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 september 2017.
Ter zitting van 12 september 2017 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer V.T. Raats, werkzaam bij Noordzij Bewindvoerders (hierna: SHV);
  • de heer R.S. Ganeshie, werkzaam bij Advocaten Kantoor Ganeshie;
  • de heer [naam 2] , werkzaam bij [bedrijf] (hierna: verweerster);
  • de heer mr. Z.H. van Dordt tot Medler en de heer mr. C.M. Kamminga, werkzaam bij Van Dorth Advocaten, namens [bedrijf] , gevestigd te Rotterdam (hierna: gemachtigde van verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 juli 2017 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker verkeert in een problematische schuldensituatie door diverse persoonlijke omstandigheden. Inmiddels is hij bezig met het aanvragen van beschermingsbewind en worden de schulden geïnventariseerd door de beoogd beschermingsbewindvoerder. Laatstgenoemde beheert inmiddels ook het inkomen van verzoeker en zal zorgdragen voor de stipte betaling van de toekomstige huurpenningen.

3.Het verweer

Verweerster heeft allereerst aangevoerd dat, naast de achterstand in de betaling van de huur, er ook sprake is van overlast. Die overlast is in de dagvaarding voor de procedure bij de kantonrechter ook gesteld als grond voor ontbinding en ontruiming van het gehuurde. Verzoeker heeft bij de kantonrechter verstek laten gaan en vordering van verweerster is toegewezen. Verweerster meent daarom dat zij verzoeker sowieso kan ontruimen wegens slecht huurderschap door overlast en dat het verzoek reeds op die grond moet worden afgewezen. Het verstekvonnis is immers inmiddels onherroepelijk geworden. Op die overige standpunten van verweerster zal hierna voor zover relevant worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het onderhavige verzoek dat is gebaseerd op artikel 287b Fw, moet worden beoordeeld in samenhang met hetgeen is bepaald in artikel 305 lid 2 Fw. Hieruit volgt dat een verzoek als het onderhavige slechts kan worden toegewezen als alleen sprake is van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wegens achterstand in de betaling van de huurpenningen, dus huurschuld. Dat is hier echter niet het geval. In de op 16 juni 2017 uitgebrachte dagvaarding heeft verweerster uitvoerig onderbouwd dat ook sprake is van slecht huurderschap wegens overlast door verzoeker, dat verzoeker ook daardoor zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst niet nakomt en heeft verweerster mede op die (zelfstandige) grond ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. Verzoeker heeft verstek laten gaan bij de kantonrechter. Daarmee is al hetgeen in de dagvaarding was gesteld onweersproken gebleven en is de vordering van verweerster toegewezen. Verzoeker heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit vonnis, zodat dit vonnis nu onherroepelijk is geworden. Daarmee staat nu vast de verzoeker niet alleen vanwege de huurschuld uit zijn huis moet, maar ook vanwege het veroorzaken van overlast. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
Nu het eerste verweer doel treft, kunnen de overige standpunten van verweerster onbesproken blijven.
Nu het minnelijk traject niet is afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287b Fw af;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel, rechter, en in aanwezigheid van R.I. Buitenwerf-Don, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017.