ECLI:NL:RBROT:2017:7406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
10/682256-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door voetbaltrainer van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die als voetbaltrainer een jarenlange affectieve en seksuele relatie heeft gehad met een minderjarig meisje. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte], was op het moment van de feiten de trainer van de aangeefster, die op dat moment 14 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, gezien het leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid van de aangeefster door haar instabiele thuissituatie. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met de aangeefster, die op dat moment onder zijn zorg viel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding moet betalen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die een lage kans op herhaling inschatten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen seksueel misbruik en de gevolgen daarvan voor hun ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682256-16
Datum uitspraak: 15 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Ridderkerk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en door de verdediging is geen vrijspraak bepleit. Het feit zal dan ook zonder verder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2
4.2.1.
Primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Binnen de ten laste gelegde periode was er geen sprake van dat de verdachte opzettelijk de aangeefster iets heeft laten doen waarvan hij wist of had moeten weten dat zij dit eigenlijk niet wilde. Er was op dat moment evenmin sprake van een zeker overwicht en al helemaal niet op basis van het trainerschap.
4.2.3.
Beoordeling
Anders dan de verdediging acht de rechtbank het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren. Vanaf aangeefster haar 13e levensjaar was er tussen haar en de verdachte veelvuldig in het geheim seksueel contact. Er was een groot leeftijdsverschil tussen hen (aangeefster is geboren op [geboortedatum slachtoffer] en verdachte is geboren op [geboortedatum verdachte] ). Bij het ontstaan van het seksuele contact was de verdachte aangeefsters voetbaltrainer. Het was de verdachte bij het ontstaan van het contact en gedurende het contact steeds duidelijk dat de aangeefster kwetsbaar was in verband met haar instabiele thuissituatie. Zij zocht naar genegenheid en houvast en naar een vaderfiguur. Zij heeft verklaard dat zij bang was om hem kwijt te raken als zij geen seks met hem had. Verdachte had het duidelijk moeten zijn, dat een relatie op deze basis geen evenwichtige is, maar dat hij op grond van deze feitelijke verhoudingen aanzienlijk overwicht had op aangeefster. Door deze relatie en de daarbij gepaard gaande seksuele handelingen te continueren, heeft de verdachte misbruik van dit overwicht gemaakt. Dit geldt niet alleen voor de aanvangsfase van de relatie maar geldt evenzeer voor het vervolg daarvan zoals dit valt onder het onder 2 tenlastegelegde. De verdachte was in die periode weliswaar niet meer aangeefsters voetbaltrainer maar dat doet niet af aan de feitelijke verhoudingen waaronder het leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid, beïnvloedbaarheid en psychische gesteldheid van de aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve sprake van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Tenslotte merkt de rechtbank op dat de vraag of de verdachte wist dat de aangeefster de seksuele handelingen eigenlijk niet met hem wilde plegen voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde niet relevant is.
4.2.4.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
Hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 16 mei 2008 te Ridderkerk
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt en met iemand die aan zijn, verdachtes zorg was
toevertrouwd, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
het brengen en houden van zijn, verdachtes,
- tong en penis in de mond van die [naam slachtoffer] en
- penis en vingers en tong in de vagina van die [naam slachtoffer]
en
- het laten betasten en aftrekken van, zijn, verdachtes, penis en
- het voelen en betasten van en wrijven over de borsten en vagina,
van die [naam slachtoffer] ;
2.
(subsidiair)
Hij in de periode van 17 mei 2008 tot en met 16 mei 2010 te Ridderkerk door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, of zodanige
handelingen van verdachte te dulden, bestaande die handelingen onder meer uit
het:
brengen en houden van zijn, verdachtes
- tong en penis in de mond van die [naam slachtoffer] en
- vingers en tong en penis in de vagina van die [naam slachtoffer]
en
- laten betasten en aftrekken van zijn, verdachtes, penis en
- voelen en betasten van en wrijven over de borsten en vagina,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
- het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [naam slachtoffer] en
- haar kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid en psychische gesteldheid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had met de aangeefster tussen haar 13e en 19e levensjaar veelvuldig seksueel contact, waarbij al op haar 14e jaar penetratie heeft plaatsgevonden. De verdachte was aan het begin van het misbruik de voetbalcoach van de aangeefster. Bij hem was bekend dat zij problemen thuis ervaarde. Zij bevond zich aldus in een kwetsbare positie. De verdachte maakte hiervan gedurende een lange periode misbruik. Hoewel de verdachte alle tijd heeft gehad zich te bezinnen en kansen heeft gehad om zijn handelingen en de relatie te staken, heeft hij zijn eigen (seksueel) gerief toch voorop gesteld. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De ontuchtige handelingen die aangeefster heeft ondergaan vonden niet alleen plaats bij haar thuis – een plek waar zij volledig veilig en geborgen had moeten zijn. Ook heeft het seksueel contact diverse malen buiten plaatsgevonden en even tussen de bedrijven door.
De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de aangeefster. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Zij dienen te worden beschermd tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Bij minderjarige slachtoffers wordt immers de kans ontnomen om een gezonde seksuele identiteit te ontwikkelen en algemeen bekend is dat dit vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen kan hebben. Tussen een volwassen persoon en een minderjarige, waarbij het leeftijdsverschil naar maatschappelijke maatstaven significant is, kan er geen sprake zijn van een gelijkwaardige relatie. Het lijkt dat de verdachte zich hiervan bewust was gelet op hetgeen hij tegen de aangeefster toentertijd zei: “Ik vroeg haar wat ze zag als ze naar mij keek, een vent van 50. (…) Ik heb toen gezegd dat ze me er ooit voor zou gaan haten”. Niettemin heeft hij de seksuele relatie jarenlang laten voortduren. Weliswaar hebben de verdachte en aangeefster beiden verklaard dat er sprake was van een affectieve ‘relatie’ zonder fysieke dwang. Dit doet evenwel gezien hetgeen hiervoor is overwogen niet af aan de ernst van de feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 juni 2017.
De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Op grond van het gesprek met de verdachte, het dossieronderzoek, het ontbreken van eerdere veroordelingen en met onderhavige kwestie te vergelijken gedrag sinds 2011, wordt de kans op herhaling door de reclassering als laag ingeschat, hetgeen wordt ondersteund door de uitkomsten van een afgenomen risicotaxatie. De rechtbank maakt deze conclusie tot de hare en er zullen derhalve geen bijzondere voorwaarden aan de op te leggen straf worden verbonden.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Als strafverzwarende omstandigheid houdt de rechtbank er rekening mee dat ingrijpende ontuchtige handelingen jarenlang hebben plaatsgevonden. Tegenover de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met een aantal factoren die een matigende invloed hebben op de strafmaat. De verdachte is, ondanks zijn al wat hogere leeftijd, niet eerder in zijn leven veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft de verdachte openheid van zaken gegeven, wetend dat hij daarmee mee zou werken aan zijn eigen veroordeling, welke zijn leven ingrijpend zou veranderen. Hij heeft op die manier verantwoordelijkheid genomen voor de gepleegde feiten. Tot slot heeft de ontucht plaatsgevonden binnen een wederzijdse liefdesrelatie waarbij van beide kanten initiatieven zijn ondernomen. Een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 20.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen nu deze genoegzaam is onderbouwd. Alsmede dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de vordering te ingewikkeld is om toe te wijzen. De verklaring van de psychotherapeut is te daarvoor te karig, aangezien ook diverse andere omstandigheden de oorzaak kunnen zijn van de bij aangeefster spelende problematiek. Derhalve dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten psychische problemen veroorzaken waarvan slachtoffers geruime tijd last ondervinden. De feiten zullen op zijn minst een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de psychische problemen waar aangeefster nu mee kampt. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de psychotherapeut. Vast is dan komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit deel van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 (de datum van het indienen van de vordering).
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 248 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro),aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. B.A.M. Elst en L. van Herwijnen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 september 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 januari 2006 tot en met 16 mei 2008
te Ridderkerk
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt en/of met iemand die aan zijn, verdachtes zorg en/of opleiding was
toevertrouwd, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
het (telkens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes,
- tong en/of penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
en/of
- het laten betasten en/of aftrekken van, zijn, verdachtes, penis en/of
- het voelen en/of betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
17 mei 2008 tot en met 16 mei 2010
te Ridderkerk met iemand, die aan zijn zorg en/of opleiding was toevertrouwd,
te weten met [naam slachtoffer] ontucht heeft gepleegd,
namelijk het
(telkens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes,
- tong en/of penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- vinger(s) en/of tong en/of penis in de vagina van die [naam slachtoffer]
en/of
- laten betasten en/of aftrekken van, zijn, verdachtes, penis en/of
- voelen en/of betasten van en/of wrijven over de borsten en/of de vagina,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 17 mei 2008 tot en met 16 mei 2010
te Ridderkerk
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, of zodanige
handelingen van verdachte te dulden, bestaande die handelingen onder meer uit
het:
(telkens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes
- tong en/of penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- vinger(s) en/of tong en/of penis in de vagina van die [naam slachtoffer]
en/of
- laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis en/of
- voelen en/of betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
- het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [naam slachtoffer] en/of
- het feit dat hij, verdachte, [naam slachtoffer] voetbalcoach was en/of
- haar kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid en/of psychische gesteldheid;
art 248a Wetboek van Strafrecht