ECLI:NL:RBROT:2017:7405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
10/741145-17 / vordering TUL VV: 10/741315-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met opzet op zwaar lichamelijk letsel

Op 7 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2017 in Rotterdam betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een aangever. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 23 juni 2017 werd vastgesteld dat de verdachte de aangever had geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstig letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, wat bleek uit de intensiteit van het geweld. De verdediging stelde dat er geen opzet was, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en kreeg een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de recidive en het rapport van de reclassering, dat een hoog recidiverisico aangaf. De uitspraak benadrukte de impact van geweld op de samenleving en de noodzaak om dergelijke daden te bestraffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/741145-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741315-14
Datum uitspraak: 7 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. H. Bijlsma, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/741315-14.

Waardering van het bewijs

Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 5 april 2017 is tussen de aangever en de verdachte een confrontatie ontstaan. Nadat de aangever de verdachte een klap in het gezicht geeft, probeert de verdachte aangever een klap terug te geven, maar dit lukt niet. De aangever komt ten val waarna de verdachte hem een trap geeft. De aangever rent weg en de verdachte rent hem achterna. Even later treffen zij elkaar weer, slaat de verdachte aangever, geeft hij hem negen knietjes richting en tegen het hoofd en geeft hij met zijn rechtervuist een stoot in het gezicht van aangever. Aangever rent weg, waarna de verdachte hem weer benadert en een stomp tegen de rechterzijkant van het gezicht geeft. Hierdoor komt aangever ten val, waarna hij niet meer op staat.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft het slachtoffer mishandeld. Hij heeft echter niet het opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte met kracht en op intensieve wijze geweld heeft uitgeoefend tegen het hoofd van aangever, een kwetsbaar lichaamsdeel met vele vitale onderdelen, waaronder de ogen en het brein. De rechtbank acht het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat hieruit valt af te leiden dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 05 april 2017 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft gestompt en
- tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft getrapt en
- knietjes tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer] heeft
gegeven terwijl hij, verdachte, daarbij het hoofd van die [naam slachtoffer]
vasthield
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

Poging tot zware mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft op straat ruzie gekregen met de aangever. De aangever heeft de verdachte eerst geslagen, waarna de verdachte zeer explosief en aanvallend heeft gereageerd. Terwijl een aantal omstanders de boel heeft geprobeerd te sussen, is de verdachte doorgegaan met het uitoefenen van geweld tegen de aangever. Nadat de aangever op enig moment is weggelopen, is de verdachte hem toch weer achterna gegaan en heeft hij hem nog één genadeklap gegeven, ten gevolge waarvan aangever op de grond is gevallen en niet meer opstond. De aangever is naar het ziekenhuis overgebracht en kon zich ten tijde van zijn aangifte niet meer herinneren wat er precies was gebeurd. Dit moet zeer beangstigend voor aangever zijn geweest. Daarnaast brengt een dergelijke geweldsuitbarsting op straat gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de samenleving en meer specifiek bij de omwonenden en ooggetuigen. Al hoewel het letsel van aangever relatief beperkt is gebleven, dient de intentie tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te worden bestraft.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit wordt meegewogen in het nadeel van de verdachte.
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft in het kader van de strafzaak met parketnummer 10/741315-14 bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen, waaraan hij zich niet heeft gehouden. Hij liep weg uit de kliniek waar hij op grond van de bijzondere voorwaarden diende te verblijven en verscheen niet op meldplichtafspraken. De verdachte geeft aan geen hulpvraag te hebben en zegt hard zijn best te doen om een conventionele levensstijl na te streven. De verdachte ziet geen problemen met betrekking tot huisvesting, dagbesteding en inkomen. Hij ervaart geen psychische klachten en bagatelliseert zijn middelengebruik. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, nu de verdachte niet heeft willen meewerken aan de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden. De kans op het onttrekken aan (nieuwe) voorwaarden wordt ook hoog ingeschat. Er is risico op letselschade voor willekeurige personen. Er wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als doelstelling de verdachte te bewegen om tijdens de detentiefasering mee te werken aan psychologisch onderzoek. Tijdens de detentiefasering kan er een plan van aanpak worden opgesteld in de vorm van een re-integratieplan.
Gezien de ernst van het feit, de recidive en het rapport van de reclassering kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tevens neemt de rechtbank bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf mee dat een deel van de gevorderde tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 november 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan een gedeelte groot 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 23 februari 2016.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. De verdachte wil alsnog meewerken aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Als het voorwaardelijk strafdeel ten uitvoer wordt gelegd, moet de verdachte opnieuw beginnen.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Nu de rechtbank evenwel nog steeds de noodzaak inziet van de in de strafzaak met parketnummer 10/741315-14 opgelegde bijzondere voorwaarden, deze bijzondere voorwaarden thans nog niet van de grond zijn gekomen en de verdachte ter zitting heeft verklaard hieraan alsnog mee te willen werken, worden er termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar slechts een gedeelte van de tenuitvoerlegging te gelasten namelijk
twee (2)maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14g, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 20 november 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
2 (twee) maanden:
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2017.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meermalen) (met kracht)
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of lichaam van die [naam slachtoffer]
heeft geslagen/gestompt en/of
- in/op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en/of
- knietjes in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer] heeft
gegeven (terwijl hij, verdachte, daarbij het hoofd van die [naam slachtoffer]
vasthield), en/of
- met een (bier)fles op/tegen het hoofd en/of rug, althans het lichaam, van
die [naam slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45/47 Wetboek van Strafrecht)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten de Kruiskade, in elk geval op of aan een
openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
(meermalen) (met kracht)
- slaan/stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of lichaam van
die [naam slachtoffer] en/of
- trappen/schoppen in/op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- knietjes geven in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [naam slachtoffer]
(terwijl hij, verdachte, daarbij het hoofd van die [naam slachtoffer] vasthield) en/of
- slaan met een (bier)fles op/tegen het hoofd en/of rug, althans het lichaam
van die [naam slachtoffer] ;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)