Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de vrouw
- de pleitnota van de man.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen voormalige echtelieden, waarbij de vrouw de opheffing vordert van executoriale beslagen die door de man zijn gelegd. De man heeft deze beslagen gelegd voor een vordering van € 5.857,79. De vrouw stelt dat zij een tegenvordering heeft van € 3.739,-, waardoor zij per saldo nog maar € 1.727,25 aan de man verschuldigd is. De vrouw voert aan dat de man onterecht beslag heeft gelegd, omdat de belastingdienst een bedrag van € 3.739,- bij haar heeft teruggevorderd, dat ten goede is gekomen aan de man, terwijl zij nog gehuwd waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man over een executoriale titel beschikt om het bedrag te incasseren, maar dat er een geschil bestaat over de verrekening van de hypotheekrenteaftrek over 2015. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de familiekamer geen financiële beslissing heeft genomen over de inkomstenbelasting 2015 en dat partijen onderling moeten afstemmen. De voorzieningenrechter kan niet vaststellen wie recht heeft op het verrekeningsrecht, en heeft daarom het gevorderde van de vrouw afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen als ex-echtelieden.