Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- de productie van [verweerder] ;
- de mondelinge behandeling;
- de brief van mr. Stapel van 28 augustus 2017;
- de brief van [verweerder] van 4 september 2017.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J. Stapel, heeft het verzoek ingediend met het doel bewijs te vergaren in het kader van een aanhangige strafzaak en een civiele procedure tegen de Staat der Nederlanden en een derde partij. Verzoeker stelt dat verweerder weigert te getuigen over relevante feiten die van belang zijn voor zijn rechtsvorderingen. Verweerder heeft ter zitting verklaard geen verklaring af te willen leggen, tenzij hij daartoe door de rechtbank wordt opgeroepen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een voorlopig getuigenverhoor alleen toelaatbaar is in het kader van een civiele procedure en niet in het kader van een strafzaak. De rechtbank oordeelt dat het verzoek feitelijk gericht is tegen andere partijen, en dat verweerder op oneigenlijke gronden als verweerder is aangemerkt. De rechtbank concludeert dat verzoeker misbruik maakt van procesrecht en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door verweerder. Het verzoek wordt afgewezen en verzoeker wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van verweerder op nihil worden gesteld.