ECLI:NL:RBROT:2017:7288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
22 september 2017
Zaaknummer
10/701052-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en poging tot zware mishandeling met TBS als maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 12 maart 2017 in Rotterdam het slachtoffer in het gezicht geslagen en vervolgens een pan met hete olie tegen haar rug gegooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn handelen, opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische aandoeningen, waaronder schizofrenie en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en ter beschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, omdat intensieve behandeling en begeleiding noodzakelijk werden geacht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die bestond uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701052-17
Datum uitspraak: 20 september 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Vught (PPC) te Vught,
raadsman mr B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2017 en 13 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest tot aan de dag van de uitspraak, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden;
  • bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat de verdachte geprobeerd heeft aangeefster opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
Op 12 maart 2017 was aangeefster werkzaam in een verzorgingsflat aan de [adres delict] in Rotterdam. Omstreeks 17.15 uur zag zij dat de verdachte in zijn kamer aan het koken was op een elektrisch kooktoestel. Zij rook op de gang al de sterke geur van het eten. De verdachte was frikandellen aan het bakken in olie. Nadat aangeefster de verdachte had aangesproken is zij verder aan het werk gegaan.
Na enige tijd ging het brandalarm af als gevolg van de rookontwikkeling van het koken door de verdachte. Op verzoek van het personeel heeft de verdachte toen de deur van zijn kamer gesloten. Toen het brandalarm weer afging is aangeefster naar de kamer van de verdachte gelopen. Zij zag dat de verdachte de voordeur van zijn kamer opende. Daarna zag zij dat de verdachte naar het elektrisch kooktoestel liep en de pan in zijn handen nam. Aangeefster draaide zich om en op dat moment voelde zij dat iets hards haar rug raakte. De verdachte heeft verklaard dat hij het pannetje naar aangeefster heeft gegooid waar hij frikandellen in had gebakken. Aangeefster voelde dat haar rug erg heet werd. Zij had een branderige pijn in haar rug. Op de grond van de gang lag olie.
Aangeefster had olie op de kleding van haar rug. Volgens de ter plaatse gekomen ambulancemedewerkers is het letsel meegevallen dankzij de hoeveelheid kleding die aangeefster droeg. Anders had het letsel veel erger kunnen zijn, aldus een van de ambulancemedewerkers. Bij aangeefster werden rode plekken op haar rug waargenomen.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen het bakken van de frikandellen, het afgaan van het brandalarm en het gooien van het pannetje tegen de rug van aangeefster, staat voor de rechtbank vast dat de olie in het pannetje op dat moment nog heet was.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de gedraging van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het onder 2 primair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 maart 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan;
2. (primair)
hij op 12 maart 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet een pan en hete olie/vloeistof tegen de rug van die [naam slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Mishandeling

2.(primair)

Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte heeft een medewerkster van een verzorgingsflat in het gezicht geslagen, toen hij door haar werd aangesproken op zijn gedrag en het overtreden van de regels. Vervolgens heeft de verdachte geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een pan met hete olie tegen haar rug te gooien. Gelukkig bleek het letsel beperkt te zijn tot rode plekken op de rug van het slachtoffer. Dit was niet de verdienste van de verdachte, maar was louter te danken aan het feit dat het slachtoffer heeft geprobeerd te vluchten toen zij zag dat de verdachte de pan pakte en aan het feit dat zij verschillende lagen kleding droeg. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij het slachtoffer op deze manier heeft aangevallen, terwijl zij gewoon haar werk deed.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen voor geweldgerelateerde feiten.
Toerekeningsvatbaarheid
Psychiater D. van der Meer en psycholoog dr. R.A.R. Bullens hebben ieder een rapport over de verdachte opgemaakt. Zij hebben gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een chronische psychotische stoornis in het kader van schizofrenie en aan zwakbegaafdheid. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank niet alleen acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, maar ook op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
Maatregel
Voornoemde deskundigen hebben zich tevens uitgelaten over de afdoening van deze zaak, in het licht van de persoon van de verdachte. Gezien het feit dat er bij de verdachte sprake is van schizofrenie, mogelijk beperkte cognitieve vermogens, een disfunctionele coping, een gebrekkige emotieregulatie, en geschiedenis van middelenproblematiek, is begeleiding en behandeling van de verdachte geïndiceerd. Van essentieel belang is dat de verdachte op de juiste medicatie wordt ingesteld. Om die reden valt te denken aan primair een klinische opname in een FPA of FPK, waarna vervolgens kan worden toegewerkt naar een opname in een beschermde woonvorm. Als de medicatie bij de verdachte niet zal aanslaan, hij geen medicatie zal nemen en/of hij weer alcohol en drugs zal gaan gebruiken, blijft de kans op recidive hoog. Gelet op de noodzakelijke duur en intensiteit van de behandeling en begeleiding valt het opleggen van TBS met voorwaarden te overwegen. Behandeling/begeleiding opgelegd in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel wordt onvoldoende aansluitend bij de intensieve en naar verwachting langdurige behandelbehoeften van betrokkene geacht.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 augustus 2017. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering sluit zich aan bij de conclusie van voornoemde deskundigen dat opname in een klinische setting de meest aangewezen vervolgoptie is. Ook de reclassering adviseert het opleggen van TBS met voorwaarden. Eerdere behandelingen in een forensisch kader hebben immers niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw gerecidiveerd is in een ernstig delict. Vanuit veiligheidsoogpunt vraagt dit in eerste instantie om een beveiligde klinische setting.
De reclassering ziet mogelijkheden om uitvoering te geven aan de begeleiding en het toezicht in het kader van TBS met voorwaarden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn de aan de TBS gestelde voorwaarden na te leven.
Conclusie
De rechtbank onderschrijft de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het onder 2 bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Om een toezichtloze periode tussen de beëindiging van de voorlopige hechtenis en de aanvang van de TBS met voorwaarden te vermijden, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 195,48 aan materiële schade en een vergoeding van € 850,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman heeft de hoogte van de materiële schade betwist en voorts betoogd dat de schade onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman matiging van het bedrag bepleit.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering tot vergoeding van de materiële schade genoegzaam is onderbouwd, zal deze ondanks de betwisting worden toegewezen.
De vergoeding van de immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 maart 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 695,48 te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden. Hij zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering en zijn begeleiders;
de ter beschikking gestelde moet zich melden bij de reclassering zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een klinische behandeling in de Forensisch
Psychiatrische Afdeling De Kijvelanden of in een nog nader te bepalen soortgelijke
instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP/IFZ;
de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van en afspraken met FPA De Kijvelanden en/of met de door het NIFP/IFZ nader te indiceren forensische instelling
en stelt zich hierin coöperatief en begeleidbaar op; ook indien dit betekent dat
de ter beschikking gestelde na afloop van de klinische behandeling in een (F-) RIBW zal worden geplaatst:
de ter beschikking gestelde laat zich – na afloop van de klinische behandeling - behandelen door een ambulante Forensisch Psychiatrische Polikliniek en houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken van zijn behandelaar, voor zolang zijn behandelaar dat nodig acht, ook als dat medicatie-inname dan wel toediening daarvan betreft;
de ter beschikking gestelde dient de hem voorgeschreven medicatie te blijven innemen c.q. hij dient zijn medewerking te verlenen aan (eventuele) depot-medicatie;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan (ambulant) Forensisch Psychiatrisch Toezicht bij een nader te bepalen instelling; ook indien dit betekent een time-out opname in een FPC van maximaal veertien weken per kalenderjaar; Hiervoor zal een driepartijenovereenkomst worden opgesteld tussen de ter beschikking gestelde, reclassering en de nader te bepalen instelling;
de ter beschikking gestelde onthoudt zich van alcohol- en middelengebruik en laat zich hierop controleren via urinecontroles en blaastests door een forensisch psychiatrische
polikliniek of de reclassering;
de ter beschikking gestelde stelt zich naar behandelaars en begeleiders coöperatief en begeleidbaar op en geeft openheid van zaken ten aanzien van alle leefgebieden, ook indien dit betekent het inzichtelijk maken van zijn financiën en relaties; De ter beschikking gestelde blijft meewerken aan de opgelegde bewindvoering;
de ter beschikking gestelde zet zich naar vermogen in voor een adequate dagbesteding voor (indien mogelijk) meerdere dagen per week;
de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
de ter beschikking gestelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden;
de ter beschikking gestelde zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten en zal zich niet in situaties begeven die voor hem risicovol zijn;
de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
onmiddellijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 695,48 (zegge: zeshonderdvijfennegentig euro en achtenveertig cent), bestaande uit € 195,48 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 695,48 (hoofdsom
, zegge: zeshonderdvijfennegentig euro en achtenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 695,48 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan;
2.
(primair)
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet een pan en/of hete olie/vloeistof tegen de rug, althans het
lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam,
al dan niet met voorbedachten rade
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door een pan en/of hete olie/vloeistof tegen de
rug, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] te gooien.