ECLI:NL:RBROT:2017:7086
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- A.J.P. van Essen
- J.H. de Wildt
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid en ontvankelijkheid van wrakingsverzoek in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 juli 2017 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.M.J. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 juli 2017, terwijl de verzoeker op 29 mei 2017 op de hoogte was gesteld van de naam van de behandelend rechter. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker niet onmiddellijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven voor het wrakingsverzoek, actie heeft ondernomen. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker pas na een periode van meer dan een maand, na de oproepingsbrief, het verzoek tot wraking indiende. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat stipuleert dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten moet worden ingediend. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.