ECLI:NL:RBROT:2017:7086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
530531 / HA RK 17-602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid en ontvankelijkheid van wrakingsverzoek in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 juli 2017 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.M.J. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 juli 2017, terwijl de verzoeker op 29 mei 2017 op de hoogte was gesteld van de naam van de behandelend rechter. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker niet onmiddellijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven voor het wrakingsverzoek, actie heeft ondernomen. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker pas na een periode van meer dan een maand, na de oproepingsbrief, het verzoek tot wraking indiende. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat stipuleert dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten moet worden ingediend. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 530531 / HA RK 17-602
Beslissing van 17 juli 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. T.M.J. SMITS, rechter in de rechtbank Rotterdam, Kanton, team 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Bij brief van 29 mei 2017 heeft de griffier verzoeker opgeroepen voor de op 7 juli 2017 gelaste mondelinge behandeling van het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van de Officier van Justitie met CJIB-nummer [CJIB-nummer]. Die procedure draagt als kenmerk 5946109 MB VERZ 17-1842.
1.2
Bij brief van 6 juli 2017, op dezelfde dag per e-mail aan de rechtbank gezonden, heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
1.3
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven genoemde procedure.
1.4
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 7 juli 2017.
1.5
Ter zitting van 14 juli 2017 is het wrakingsverzoek behandeld. De rechter was daarbij, zoals al aangekondigd in haar schriftelijke reactie, niet aanwezig. Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden zoals artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vereist.
2.2
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat het dossier niet compleet is, de rechter ‘het vonnis al heeft klaarliggen’ en de rechter ‘overduidelijk niet geïnteresseerd is in waarheidsvinding’. De rechtbank gaat er vanuit dat verzoeker tot die conclusie is gekomen toen hij de oproeping voor de mondelinge behandeling ontving, nu niet gebleken is van (andere) uitlatingen, gedragingen en beslissingen van of namens de rechter in de periode tussen die oproeping en de indiening van het verzoek tot wraking, die aanleiding gegeven zouden kunnen hebben voor indiening van een verzoek tot wraking.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De oproepingsbrief, waarin de naam van de behandelend rechter is vermeld, die voor verzoeker kennelijk aanleiding vormde voor zijn verzoek tot wraking van de rechter, dateert immers van 29 mei 2017 terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 6 juli 2017.
2.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. T.M.J. Smits.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. J.H. de Wildt en mr. M.G.L. de Vette, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2017 in tegenwoordigheid van mr. O.M. Stoute, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. T.M.J. Smits