Uitspraak
[naam veroordeelde] ,
Opgelegde straf
Vordering
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid
Beoordeling
Beslissing
120 dagen.
Rechtbank Rotterdam
Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder voorwaardelijk was vrijgelaten. De veroordeelde had een gevangenisstraf van 1096 dagen opgelegd gekregen door het Landgericht Düsseldorf, welke straf op 18 februari 2015 ten uitvoer was gelegd. Op 17 februari 2017 was de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar op 7 augustus 2017 diende het openbaar ministerie een vordering in tot herroeping van deze voorwaardelijke invrijheidstelling. De vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden, waaronder het afbreken van zijn klinische opname en het niet melden bij de reclassering.
Tijdens de openbare terechtzitting op 22 augustus 2017 werd de officier van justitie gehoord, maar de veroordeelde was niet verschenen. De reclassering had gerapporteerd dat de veroordeelde zijn klinische behandeling had afgebroken en niet meer bereikbaar was. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich had onttrokken aan de voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling en dat hij de consequenties hiervan moest dragen. De rechtbank besloot de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen, waardoor de veroordeelde opnieuw een gevangenisstraf van 120 dagen moest ondergaan.
De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet bereid was de voorwaarden na te leven die waren gesteld om het recidiverisico te beperken. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de ernst van de overtredingen en het gebrek aan medewerking van de veroordeelde in hun overwegingen meenamen.