7.3.2.Rapportages
Psychiater dr. S.J. Rozaheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juli 2017. Dit rapport houdt - onder meer - het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis, namelijk psychotische symptomen
(wanen, hallucinaties), cognitieve beperkingen (verminderde aandacht, trage verwerkingssnelheid) en negatieve symptomen (sociaal terugtrekgedrag, anergie, affectvervlakking), waarbij in DSM-5-classificerende termen sprake is van schizofrenie. Tevens is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en van cannabis, in gereguleerde setting in vroege remissie.
Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en dit heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Geadviseerd wordt om het onder 1 en 5 tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde wordt geadviseerd deze feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychotische stoornis is een chronische aandoening, waarvoor weliswaar behandeling bestaat, maar die de verdachte kwetsbaar maakt voor recidiverende psychotische episoden en daarmee ook voor hernieuwde agressieve delicten. Vanuit gestructureerde risicotaxatie komt behalve de psychotische stoornis, ook het overmatig gebruik van alcohol en cannabis naar voren als een risicofactor op recidive gewelddadig gedrag.
Afweging van gestructureerde risicotaxatieinstrumenten en klinisch oordeel wijzen op een
matig tot hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag als de verdachte niet behandeld wordt
voor zijn psychotische stoornis en zijn stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis.
Geadviseerd wordt een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht.
GZ-psycholoog M. Hulshofheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 25 juli 2017. Dit rapport houdt – onder meer - het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie, stoornis in cannabis gebruik en stoornis in alcoholgebruik. De stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
De verdachte was voorafgaand aan het tenlastegelegde, gedurende een ruime periode aan het afglijden. Er was sprake van fors middelengebruik, geen medicatiegebruik en geen dagritme. Hij had voortdurend het idee dat mensen het op hem gemunt hadden en over hem spraken. Er was sprake van achtervolgingswanen en betrekkingsideeën.
Voor wat betreft het tenlastegelegde feit 1 wordt bovengenoemde problematiek duidelijk zichtbaar. Hij had de indruk dat het slachtoffer het op hem gemunt had, hij nam negatieve intenties waar die er niet waren en is uit het niets boos geworden, met als gevolg dat hij het slachtoffer meerdere malen heeft gestoken. Genoemd wordt dat hij een verwarde indruk maakte. Voor wat betreft dit feit adviseert de psycholoog om dit feit de verdachte niet toe te rekenen.
Voor wat betreft feit 3 en 4 kan gesteld worden dat ook hier sprake is geweest van een gelijktijdigheidsprincipe, maar dat de ziekelijke stoornis niet dusdanig heeft doorgewerkt in de tenlastegelegde feiten dat het de verdachte niet toe te rekenen is. Hij heeft aangegeven dat hij, doordat mensen het toch op hem gemunt hadden, van mening was dat het niets meer uitmaakte en dat hij kon doen en laten wat hij wilde. Het stelen an sich wordt eerder ingegeven vanuit een onmiddellijke behoeftebevrediging. De psycholoog adviseert om de winkeldiefstal hem in verminderde mate toe te rekenen.
Voor wat betreft feit 5 is wederom eenzelfde beeld te zien en geadviseerd wordt ook dit feit hem niet toe te rekenen.
Ten aanzien van het recidiverisico kan gesteld worden dat de verdachte in zijn leven
geen patroon van agressie heeft laten zien en dat onderzoeker het recidiverisico voornamelijk vanuit de stoornis als hoog beschouwt. Met andere woorden, zodra de verdachte adequaat behandeld wordt en medicatie accepteert is de kans op herhaling klein. Zodra hij terugvalt in oude gedragspatronen is de kans op herhaling hoog.
Voor wat betreft het terugdringen van het recidiverisico en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is het van belang dat de verdachte behandeling krijgt geboden. Van belang is dat hij adequaat ingesteld wordt en blijft op medicatie. Hij, maar ook zijn gezin (ouders en andere naaste familie) moeten psycho-educatie krijgen over zijn problematiek maar ook over het effect van het mogelijke middelengebruik op deze problematiek. Hij dient abstinent te blijven van middelen. Van belang is dat uiteindelijk toegewerkt gaat worden naar resocialisatie waarbij een passende dagbesteding, passende vrijetijdsbesteding en passende woonvorm gezocht zal worden.
Geadviseerd wordt om de verdachte krachtens artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van ten hoogste een jaar, voor behandeling en resocialisatie in een gesloten setting.
GGZ Reclassering Palier forensische en intensieve zorg, heeft een advies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2017.
De reclassering acht een klinische behandeling gericht op de psychische problematiek geïndiceerd om de kans op recidive te verlagen en kan zich dan ook vinden in het advies van de gedragsdeskundigen.