ECLI:NL:RBROT:2017:6923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
10/282770-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot verkrachting met geweld door ex-partner

Op 31 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 augustus 2014, waarbij de verdachte, die een relatie had met het slachtoffer, haar in haar woning heeft aangevallen. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar heupen en borsten vastpakte, haar op de bank duwde en haar meerdere keren in het gezicht sloeg toen zij weigerde seks met hem te hebben. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen van een buurvrouw en een behandelend arts. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig waren en dat haar letsel verklaard kon worden door een medische aandoening, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/282770-14
Datum uitspraak: 31 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde, nu de verklaringen van aangeefster tegenstrijdig zijn en niet tot het bewijs kunnen dienen. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de door de getuigen beschreven gemoedstoestand en het bij aangeefster geconstateerde letsel verklaard kunnen worden door de aandoening waaraan zij lijdt, Fibromyalgie. Symptomen daarvan zijn namelijk stemmingswisselingen, angst- en paniekaanvallen, snel blauwe plekken en eczeem.
4.1.2
Beoordeling
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, met wie zij een relatie had gehad, in haar woning geprobeerd heeft seks met haar te hebben tegen haar wil. In haar aangifte heeft zij daarover verteld dat hij haar heupen en borsten heeft vastgepakt, dat zij hem te kennen heeft gegeven dat hij weg moest gaan, dat hij haar vervolgens op de bank heeft geduwd en op haar is gaan liggen, dat hij zei dat hij seks met haar wilde en dat zij toen heeft gezegd dat zij dat niet wilde. De verdachte heeft vervolgens geprobeerd haar broek los te maken, maar het lukte hem volgens aangeefster echter niet om die helemaal uit te trekken omdat het een strakke broek was. Hierdoor werd verdachte bozer en heeft hij aangeefster meerdere malen in het gezicht geslagen. Uiteindelijk is het aangeefster gelukt om verdachte weg te laten gaan. Zij heeft, aldus nog steeds de aangifte, voor hem de woning verlaten en heeft aangebeld bij haar buurvrouw [naam buurvrouw] .
Door [naam buurvrouw] is verklaard dat aangeefster huilend en overstuur bij haar voor de deur stond, dat zij schrammen in haar gezicht had, dat haar oor bloedde en dat zij samen de politie hebben gebeld. Verder heeft [naam buurvrouw] verklaard dat zij zag dat aan de broek van aangeefster was getrokken omdat de rits en knoop scheef zaten en dat verdachte rennend de straat uit ging. In het dossier bevindt zich ook een verklaring van [naam behandelaar] , bij wie aangeefster in behandeling was. [naam behandelaar] heeft verklaard dat aangeefster hem wilde spreken, dat hij merkte dat het dringend was, dat hij hoorde dat zij was aangedaan, dat zij vertelde dat verdachte haar had betast en geslagen en dat zij verward en angstig klonk. De verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen, hebben gerelateerd dat zij bij aangeefster verschillende schrammen zagen op haar linker bovenarm en dat zij bloed had zitten aan haar rechteroor en rode striemen/vlekken op beide wangen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van de aangeefster afgelegd bij de politie betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Zij is in haar latere bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring, een enkel detail daargelaten, consistent gebleven. Daarnaast vindt haar aangifte in belangrijke mate steun in de getuigenverklaringen van [naam buurvrouw] en [naam behandelaar] en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse, een en ander zoals hiervoor kort weergegeven. Hiertegenover staan de verklaringen van verdachte. Hij heeft bekend dat hij op 23 augustus 2014 in de woning van aangeefster is geweest, maar ontkent voor het overige. Over wat er volgens verdachte in de woning is gebeurd, heeft hij bij de politie en ter terechtzitting sterk van elkaar verschillende verklaringen afgelegd. Daarmee geconfronteerd is hij bij zijn op de terechtzitting afgelegde verklaring gebleven. Gelet hierop en in aanmerking genomen de opvallende inconsistentie van zijn verklaringen zal de rechtbank op geen van die verklaringen acht slaan. Opgemerkt wordt nog wel dat de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte de rechtbank gezien de bij de politie met hulp van een tolk afgelegde, door hem ondertekende verklaring, ongeloofwaardig voorkomt.
Het betoog van de verdediging dat het gedrag en letsel van aangeefster samenhangt met de aandoening Fibromyalgie wordt alleen al verworpen omdat het uitgaat van een lezing van verdachte over de gebeurtenissen. Afgezien daarvan is de rechtbank van oordeel dat het ingenomen standpunt niet aannemelijk is geworden, nu daarvoor geen ondersteuning in het dossier kan worden gevonden.
Al het voorgaande maakt dat de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
4.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 augustus 2014 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- die [naam slachtoffer] bij haar heupen en borsten heeft vastgepakt en
- de [naam slachtoffer] op de bank heeft geduwd en
- ( vervolgens) op die [naam slachtoffer] is gaan liggen en
- die [naam slachtoffer] te woorden heeft toegevoegd: "Ik wil seks met je" en "Ik ga je zwanger maken" en
- de broek van die [naam slachtoffer] heeft opengemaakt en
- die broek naar beneden heeft getrokken en
- die [naam slachtoffer] meermalen,in haar gezicht heeft geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair Poging tot verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot verkrachting van zijn ex-partner, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Naar de ervaring leert, kampen de slachtoffers van zulke misdrijven in psychisch opzicht nog geruime tijd met de gevolgen daarvan. Dat dit ook bij aangeefster het geval is geweest, blijkt uit een politiemelding van 20 oktober 2014 waarin is opgenomen dat aangeefster tegenover de politie aangaf doodsbang te zijn voor verdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadvrouw omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren hebben gebracht, onder meer dat verdachte een fulltime dienstverband heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In beginsel is, gezien de ernst van het feit, een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie tijdig deze strafzaak uit 2014 tegen verdachte ter terechtzitting aanhangig heeft gemaakt. Desondanks is getalmd met een voortvarende afdoening van deze zaak. Hierdoor is in ieder geval een jaar onnodig verstreken. Deze overschrijding zal mede in het voordeel van verdachte bij de bepaling van de hoogte van de straf worden betrokken.
De rechtbank zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd voor de duur van 240 uren, met aftrek van de dag die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op aan verdachte, met een proeftijd van twee jaar. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdenviertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
119 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- die [naam slachtoffer] bij haar heupen en/of borsten heeft vastgepakt en/of
- de [naam slachtoffer] op de bank heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) op die [naam slachtoffer] is gaan liggen en/of
- die [naam slachtoffer] te woorden heeft toegevoegd: "Ik wil seks met je" en/of "Ik ga je zwanger maken" en/of
- de broek van die [naam slachtoffer] heeft opengemaakt en/of
- die broek naar beneden heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen en/of in haar gezicht en/of tegen haar lichaam,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2014 te Rotterdam, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het betasten en/of vastpakken van haar heupen en/of haar borsten en/of haar lichaamen bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds vastpakken van die [naam slachtoffer] bij haar heupen en/of borsten
en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en en/of tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of het (met kracht) vastpakken en/of duwen (op de bank) van die [naam slachtoffer];
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer] ),
- ( met kracht) op de bank heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) op die [naam slachtoffer] is gaan zitten/liggen en/of
- de handen van die [naam slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- de broek van die [naam slachtoffer] heeft opengemaakt en/of
- die broek naar beneden heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (telkens) in/op/tegen haar gezicht heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)