Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres 1],
en
en
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 23 februari 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 13 april 2017, waarin een comparitie van partijen is bepaald.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
- eiseres sub 1 te machtigen dat eisers sub 2 en sub 3 in haar plaats gesteld worden als huurder van de woning aan de [straat-en plaatsnaam] (de maisonnettewoning);
- eisers sub 2 en sub 3 te machtigen dat in hun plaats als huurder wordt gesteld eiseres sub 1 van de woning aan de [straat-en plaatsnaam] (de flatwoning);
- gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
4.Het verweer
zwaarwichtigbelang vormen voor de woningruil. Bovendien is gedaagde van oordeel dat eiseres sub 1 onvoldoende financiële waarborg biedt om de huur van de flatwoning te kunnen betalen. Hoewel de regels voor passend toewijzen bij woningruil voor gedaagde niet bindend zijn, neemt dit niet weg dat dit objectieve criteria zijn bij de beoordeling of een huurder de huur kan betalen. Volgens deze criteria mag gedaagde aan eiseres sub 1 een woning verhuren van maximaal € 592,55 per maand, zodat hieruit volgt dat een huurprijs van € 701,00 te hoog is voor eiseres sub 1. Reeds op grond hiervan dient de vordering afgewezen te worden.
eenbelang voor eisers sub 2 en 3, doch niet een
zwaarwichtigbelang, aldus gedaagde. Ten slotte heeft gedaagde geen (overlast)klachten ontvangen van de buren van eisers sub 2 en 3, welke omstandigheid overigens ook geen zwaarwichtig belang kan vormen.