ECLI:NL:RBROT:2017:6865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
10/701107-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een zwaar verslaafde verdachte voor meerdere bedrijfsinbraken in Rotterdam

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een zwaar verslaafde verdachte, die verantwoordelijk werd gehouden voor meerdere bedrijfsinbraken. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. Tijdens de zitting op 22 augustus 2017 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie, mr. P. Wijnands, een gevangenisstraf van 12 maanden eiste, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander heeft ingebroken in verschillende panden, waaronder een bakkerij, en dat hij daarbij goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en heeft het verweer van de verdediging verworpen. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de inbraken, maar heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak van begeleiding om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701107-17
Datum uitspraak: 5 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. J.J.E. Stout, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde onder feit 2 en 4. Daartoe heeft de verdediging betoogd dat de herkenning door de verbalisanten van de verdachte op camerabeelden onbetrouwbaar is (feit 2) zodat wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij feit 2 ontbreekt.
Ten aanzien van feit 4 valt niet uit te sluiten dat iemand anders dan de verdachte de aangetroffen dopsleutel in het pand van [naam horecagelegenheid 1] heeft achtergelaten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niks weet van feit 3.
4.2.2.
Beoordeling
Feit 2
Het dossier bevat een aangifte van de heer [naam slachtoffer 1] van de inbraak in zijn winkel (bakkerij) op 20 mei 2017. Zowel binnen als buiten de bakkerij waren camera’s aanwezig. Het dossier bevat processen-verbaal waarin – samengevat – beschreven wordt dat twee mannen op enig moment de voordeur van de bakkerij forceren, dat zij beiden de bakkerij binnengaan en daar zichtbaar zoeken en vervolgens met spullen de bakkerij weer verlaten. Twee verbalisanten hebben de verdachte op die beelden herkend.
In het door de verdediging gestelde ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenning. De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank acht – mede op grond van deze herkenningen – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander heeft ingebroken in de bakkerij [naam bakkerij] op 20 mei 2017.
Feit 3
Het dossier bevat een aangifte van de heer [naam slachtoffer 1] van de inbraak in zijn bakkerij op 7 mei 2017. Buiten de bakkerij waren camera’s aanwezig. Uit een proces-verbaal met een beschrijving van de camerabeelden blijkt – kort gezegd – dat sprake is van twee inbrekers, waarvan inbreker 1 op de uitkijk staat terwijl inbreker 2 de deur forceert, dat inbreker 1 naar buiten komt met een plastic zak over zijn schouder en inbreker 2 met iets in zijn handen en dat later die nacht nog drie keer iemand de bakkerij in gaat en met tassen/zakken/een doos naar buiten komt. In dat proces-verbaal staat voorts dat inbreker 1 is herkend als [naam medeverdachte] .
is samen met de verdachte aangehouden op 26 mei 2017 en heeft toen verklaard dat hij 2,5 á 3 weken eerder met de verdachte in een Turkse bakkerij op de [plaats delict 1] had ingebroken, waarbij hij zelf ( [naam medeverdachte] ) op de uitkijk had gestaan en een vuilniszak had gedragen toen ze weggingen en dat de verdachte hem heeft gezegd dat hij die nacht nog is terug gegaan.
Feit 4
De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst voor de aanwezigheid van de dopsleutel – en het daarop aanwezige DNA-materiaal van de verdachte – op de plek van de inbraak bij [naam horecagelegenheid 1] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ergens gereedschappen heeft gebruikt en heeft achtergelaten. De rechtbank is van oordeel dat dit scenario weinig concreet en volstrekt oncontroleerbaar is. De rechtbank verwerpt het verweer dan ook.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde onder 1 heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 26 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 2]
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een kassa en een laptop en een doos batterijen en
kabels en een pak suiker en cakes, toebehorende aan [naam horecagelegenheid 2] en/of
[naam slachtoffer 2] , zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, die weg te nemen
goederen onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak ;
2.
hij op 20 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 1] met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bakkerij [naam bakkerij] en/of [naam slachtoffer 1] ,
zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, die/dat weg te nemen goederen onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak ;
3.
hij op 07 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 1]
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Bakkerij [naam bakkerij] en/of [naam slachtoffer 1] , zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, die/dat weg te nemen goederen onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak ;
4.
hij op 24 mei 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
uit een pand, gelegen aan de [plaats delict 3] ,
heeft weggenomen een kassalade met daarin een geldbedrag van ongeveer 200
euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam horecagelegenheid 3] ,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door
middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1, 2 en 3, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
4.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich – in drie gevallen samen met een ander - schuldig gemaakt aan vier bedrijfsinbraken waarbij spullen zijn weggenomen en schade is aangericht.
De rechtbank kan niet anders dan veronderstellen dat de verdachte deze inbraken heeft gepleegd om te voorzien in zijn behoefte aan verdovende middelen. Dat de verdachte zijn eigen behoeften stelt boven de nare gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en zich daar geen rekenschap van geeft, baart de rechtbank zorgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juli 2017. Dit rapport houdt – onder meer - het volgende in.
Er is sprake van verslavingsproblematiek (cocaïne, cannabis en in mindere mate alcohol) en met zijn beperkte inkomen kan verdachte dit niet bekostigen. De reclassering vermoedt dat het middelengebruik in relatie staat tot het delictgedrag. Als gevolg van de verslavingsproblematiek en aanverwant delictgedrag leeft de verdachte in sociaal maatschappelijk opzicht een marginaal bestaan. Zo ontbreekt het hem aan een vast adres, aan een zinvolle dagbesteding en aan een regelmatig inkomen.
In het verleden stond verdachte eenmaal onder reclasseringstoezicht, maar dit kwam wegens recidive niet van de grond. Hij heeft een praktische hulpvraag, geeft aan abstinentie van zijn middelengebruik te willen bereiken en zegt open te staan voor behandeling en begeleiding. Gezien het verloop van het eerdere reclasseringstoezicht acht de reclassering het van belang dat er extra wordt ingezet op zijn motivatie om de geïndiceerde interventies positief af te ronden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte – die ter terechtzitting meedeelde dat hij nu clean is en er alles aan wil doen om clean te blijven - ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt; indien de veroordeelde de afspraken bij de reclassering en/of bij zijn behandelaar niet of niet voldoende nakomt heeft de reclassering de mogelijkheid om betrokkene aan te melden bij het ATB-team (bemoeizorg) van BoumanGGZ en is de veroordeelde verplicht om daaraan zijn volledige medewerking te verlenen;
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd – indien een crisissituatie optreedt, een en ander ter beoordeling van Bouman GGZ, afdeling reclassering - gedurende een periode van maximaal 7 weken voor detoxificatie, stabilisatie, observatie en diagnostiek klinisch laten opnemen in een forensische polikliniek van Bouman GGZ, althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;
4. de veroordeelde zal zich - gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt - onder ambulante behandeling stellen voor zijn gedrag en middelengebruik;
5. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een
CoVa-training;
6. de veroordeelde zal zich inspannen ten aanzien van het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. W.J.M. Diekman en mr. J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2017
te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 2]
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een kassa en/of een laptop en/of een doos batterijen en/of
een of meer kabel(s) en/of een pak suiker en/of cakes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam horecagelegenheid 2] en/of [naam slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2017
te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 1]
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen en/of een weegschaal en/of een hoeveelheid (los) geld (te weten 50 euro of daaromtrent), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bakkerij [naam bakkerij] en/of [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg
te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 07 mei 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 1]
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen en/of frisdranken en/of een
weegschaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Bakkerij [naam bakkerij] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
4.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
in/uit een pand, gelegen aan de [plaats delict 3] ,
heeft weggenomen een kassalade met daarin een geldbedrag van ongeveer 200
euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3]
en/of [naam horecagelegenheid 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij,
verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door
middel van braak en/of verbreking.