Uitspraak
[naam veroordeelde]
Opgelegde straf
Vordering
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid
Beoordeling
Beslissing
120 dagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 1440 dagen had opgelegd gekregen door de Belgische rechtbanken, had zich op 13 februari 2017 onttrokken aan zijn detentie. Hij was niet teruggekeerd van een onbegeleid verlof en had bovendien het locatiegebod overtreden. Hierdoor was er sindsdien geen contact meer mogelijk met de veroordeelde.
Het openbaar ministerie diende op 10 juli 2017 een vordering in op basis van artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 120 dagen. Tijdens de openbare zitting op 15 augustus 2017 was de veroordeelde niet verschenen, evenmin als zijn raadsman of -vrouw. De officier van justitie, mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi, heeft de vordering gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken en dat hij niet bereid lijkt de voorwaarden na te leven die zijn gesteld om het recidiverisico te beperken. De rechtbank oordeelde dat de vordering van het openbaar ministerie tijdig was ingediend en heeft deze toegewezen. De rechtbank heeft besloten dat de voorwaardelijke invrijheidstelling met 120 dagen wordt uitgesteld, waarmee de veroordeelde de consequenties van zijn onttrekking aan de straf moet dragen.