ECLI:NL:RBROT:2017:6855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
10/661204-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met taakstraf en gevangenisstraf

Op 24 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met het slachtoffer, een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag. De verdachte heeft gedurende zeven maanden zijn voormalige overbuurvrouw stelselmatig lastiggevallen door haar brieven, kaarten en seksueel getinte berichten via Facebook Messenger te sturen. Daarnaast heeft hij haar meerdere keren vanuit zijn woning begluurd en rozenblaadjes over haar gestrooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig heeft geschonden, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid en psychische schade bij het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.864,01, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij, en heeft de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 10/661204-16
Datum uitspraak: 24 juli 2017
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Rotterdam heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
BRP-adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 juli 2017.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichting tot het volgen van een behandeling bij De Waag en een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] . Ze heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 09 augustus 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- meermalen, althans eenmaal een bos bloemen bij de woning van die [naam slachtoffer] neer
te leggen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, brieven en/of kaarten te sturen aan die [naam slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen door middel van Facebook Messenger (seksueel getinte) berichten en/of afbeeldingen en/of hyperlinks te sturen aan die [naam slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen (vanuit zijn woning) die [naam slachtoffer] te begluren en/of in de gaten te houden, en/of
- rozenblaadjes vanuit zijn raam over die [naam slachtoffer] heen te strooien.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van
10 januari 2016tot en met 09 augustus 2016 te Rotterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden door:
- meermalen, brieven en kaarten te sturen aan die [naam slachtoffer] en
- veelvuldig door middel van Facebook Messenger (seksueel getinte) berichten en afbeeldingen te sturen aan die [naam slachtoffer] en
- meermalen vanuit zijn woning die [naam slachtoffer] te begluren en in de gaten te houden en
- rozenblaadjes vanuit zijn raam over die [naam slachtoffer] heen te strooien.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Bewijsoverweging

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vanaf 10 januari 2016, de dag waarop hij een brief aan [naam slachtoffer] stuurde, waarin hij in het Engels schrijft dat hij er – kort samengevat – naar uit keek om [naam slachtoffer] een onvergetelijke Valentijnsdag te bezorgen, stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] . Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft in augustus 2015 een grote bos witte rozen laten bezorgen bij aangeefster. Hoewel het sturen van de witte rozen een indringend gebaar was, was er naar het oordeel van de rechtbank op dat moment nog geen sprake van belaging. Aangeefster heeft in reactie op dit handelen van verdachte te kennen gegeven in die zin geen interesse in verdachte te hebben. Aangeefster heeft verklaard dat zij ook in november 2015 brieven heeft gehad van verdachte. Nu verdachte dat heeft ontkend en er geen aanvullend bewijs is voor het versturen van die brieven, zal de rechtbank daar niet van uitgaan. Vervolgens heeft verdachte in december 2015 een kerstkaart en een brief gestuurd naar aangeefster. In het dossier bevindt zich uitsluitend de kaart. Hoewel de rechtbank kan begrijpen dat aangeefster niet gediend was van die kaart, bracht het sturen van die kerstkaart niet met zich dat verdachte op dat moment aangeefster aan het belagen was. Dit wordt anders op het moment dat verdachte op 10 januari 2016 een brief stuurt naar aangeefster, inhoudende dat verdachte zich moeilijk kan bedwingen om niet bij haar aan te bellen, zijn voordeur open te doen als hij haar hoort en naar haar toe te rennen als hij haar ziet lopen op straat en dat hij aangeefster op de speciale dag de volgende maand (naar de rechtbank begrijpt: Valentijnsdag) een onvergetelijke dag zal bezorgen. In combinatie met de aanloop naar deze brief toe, zoals hiervoor beschreven, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank door het schrijven van deze, voor [naam slachtoffer] vrij indringende en opdringerige, brief vanaf dat moment schuldig gemaakt aan belaging van [naam slachtoffer] . Immers, vanaf dat moment kan worden gesteld dat verdachte, wetende dat zij geen contact met hem wilde, aangeefster door zijn handelen feitelijk dwong desondanks stelselmatig contact te dulden, waarmee aldus inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

belaging

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een periode van zeven maanden zijn voormalige overbuurvrouw stelselmatig lastiggevallen door haar diverse brieven en kaarten en vele, al dan niet seksueel getinte, berichten via Facebook Messenger te sturen.
Voorts heeft verdachte haar diverse malen vanuit zijn woning begluurd en in de gaten gehouden. Ook heeft hij een keer rozenblaadjes vanuit zijn raam over zijn overbuurvrouw gestrooid.
Door zo te handelen heeft verdachte de privacy van het slachtoffer ernstig geschonden en bij haar gevoelens van onveiligheid teweeggebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een feit als dit hiervan nog geruime tijd psychische schade kunnen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer] . Door het bewezenverklaarde feit moest het slachtoffer verhuizen, heeft zij een posttraumatische stressstoornis opgelopen en is zij haar baan kwijtgeraakt.
Bij het plegen van dit feit heeft verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen verlangens naar [naam slachtoffer] en geen rekening gehouden met haar gevoelens en belangen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte d.d. 1 juni 2017.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een rapport van de stichting Reclassering Nederland, d.d. 28 april 2017, betreffende verdachte.
De rapporteur meldt dat verdachte op 7 december 2016 is gestart met een behandeling bij De Waag. Hij houdt zich daar goed aan de afspraken en committeert zich aan de behandeling. De behandeling heeft als doel het risico op recidive te verminderen en het werken aan veiligheid.
Voorts houdt verdachte zich goed aan de meldplicht bij de reclassering.
Volgens de rapporteur zijn er voor wat betreft denkpatronen, gedrag en vaardigheden factoren aanwezig die leiden tot een hoog recidiverisico. De reeds gestarte ambulante behandeling in combinatie met een toezicht door de reclassering kan het recidiverisico verlagen.
Geadviseerd wordt aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • een meldplicht,
  • een verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg en
  • een contactverbod met [naam slachtoffer] .
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het Pro Justitia rapport van drs. M.H. Keppel, GZ- en Kinder- en Jeugdpsycholoog, met assistentie van drs. S.L. Zichterman, forensisch psycholoog, d.d. 28 oktober 2016.
De rapporteur concludeert dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Wel is er sprake van borderline en van narcistische en afhankelijke persoonlijkheidstreken. Voorts is er sprake van een partner-relatieprobleem. Verdachte kan impulsief handelen en kan moeilijk omgaan met afwijzingen en krenkingen. Er is sprake van grootheidsgevoelens en een gebrek aan empathie. Verdachte is gepreoccupeerd met fantasieën over de ideale liefde. In relaties vertoont hij onderworpen en vastklampend gedrag, waarbij hij tot het uiterste kan gaan om de verzorging en steun van anderen te krijgen. Hij zoekt hardnekkig naar een andere relatie als een eerdere relatie tot een einde komt. Daarnaast is er sprake van een beperkt sociaal netwerk, gebrekkige copingmechanismen en grenzeloosheid in het contact.
Omdat er geen sprake is van een stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, is er geen reden om vermindering van de toerekeningsvatbaarheid te adviseren.
De rapporteur acht het wenselijk dat er een behandeling gericht op stalkers bij De Waag wordt gestart, waarbij aandacht wordt besteed aan de gebrekkige vaardigheden bij verdachte. Genoemde behandeling kan worden opgelegd in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijk strafdeel, met toezicht van de reclassering, aldus de rapporteur.
De rechtbank volgt de conclusie van bovengenoemde rapporteur. Zij acht oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod, een behandelverplichting en contactverbod met [naam slachtoffer] geïndiceerd, teneinde de kans op recidive te verlagen.
De rechtbank acht, al het voorgaande in acht nemende, oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
De verdachte heeft zich echter niet schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dadelijke uitvoerbaarverklaring van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, is derhalve wettelijk niet mogelijk.

De vordering van de benadeelde partij

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 2.864,01, bestaande uit € 864,01 materiële en € 2.000,- immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Uit het voegingsformulier en de bijlagen volgt dat de benadeelde partij diverse medische kosten heeft gemaakt in 2016 en 2017, die als zodanig niet zijn weersproken. Uit het specialistenbericht van 9 augustus 2016, bijgevoegd als bijlage 7 bij het voegingsformulier, volgt dat de medische klachten zijn ontstaan nadat de benadeelde partij was gestalkt, wat eerdere onverwerkte trauma’s heeft getriggerd. De bijdrage van het handelen van verdachte aan het huidige ziektebeeld van de benadeelde partij is daarmee van dien aard, dat de gevorderde medische kosten redelijkerwijs aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 1.000,- toewijzen.
De rechtbank zal voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 1.864,01.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 10 januari 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.864,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam slachtoffer] .

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

belaging

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 92 (TWEEËNNEGENTIG) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (NEGENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [naam slachtoffer] ;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam slachtoffer] een bedrag van € 1.864,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.864,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.C. Bours, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2017.