In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 12 februari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Levy. De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en veroordeling tot de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, en dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de mishandeling vastgesteld op basis van de verklaring van de verdachte, die het feit heeft bekend. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen. De verdachte heeft een uitgebreid strafblad en is moeilijk plaatsbaar bij verschillende instellingen, wat heeft geleid tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is.
De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze niet opportuun werd geacht in het licht van de opgelegde ISD-maatregel. De beslissing van de rechtbank is genomen met het oog op de veiligheid van de samenleving en de recidivepreventie van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis niet op deze termijn in mindering zal worden gebracht.