ECLI:NL:RBROT:2017:6724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
10/994503-16 / vordering TUL VV: 01-143660-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het verwerven van een beschermde diersoort en andere strafbare feiten

Op 19 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk verwerven van een beschermde inheemse diersoort, opzetheling, het voorhanden hebben van een GSM-jammer zonder vergunning, belediging van een ambtenaar, wederspannigheid en het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 22 januari 2015 een haas heeft verworven, wat in strijd is met de Flora- en faunawet. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het jagen met lange honden, een ongeoorloofd jachtmiddel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in het bezit was van gestolen goederen, waaronder een brievenbus en een caravan, en dat hij munitie voorhanden had zonder de vereiste vergunning. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een maand hechtenis voor de verschillende feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt het belang van het beschermen van de natuur en het handhaven van de wet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/994503-16
Parketnummer vordering TUL VV: 01-143660-14
Datum uitspraak: 19 juli 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad,
raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.C. Nieuwenhuis heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 primair en 9 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 8.100, subsidiair 75 dagen hechtenis, ten aanzien van de feiten 1 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8 primair en 9;
  • schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ten aanzien van feit 2;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 01-143660-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 5
Op 12 juni 2015 werd op Camping de Biesbosch te Dordrecht op het perceel [perceelnummer] , in gebruik bij de verdachte, een Volkswagen Golf 2.0 GTI aangetroffen met het kenteken [kentekennummer 1] . Uit onderzoek naar het oorspronkelijke chassisnummer is gebleken dat deze auto uit diefstal afkomstig was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Volkswagen Golf wist dat de auto van een misdrijf afkomstig was. Omtrent de omstandigheden waaronder de verdachte de auto heeft verkregen, is niets bekend geworden. Dat de auto, zoals door de officier van justitie is aangevoerd, door de verdachte is gebruikt en dat bij hem een kentekenbewijs van de auto is aangetroffen, is onvoldoende om voornoemde wetenschap vast te kunnen stellen.
De verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 en 2
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Primair dient vrijspraak te volgen voor feit 1 omdat een haas geen dier is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de Flora- en faunawet. Noch is een haas opgenomen in bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten. Subsidiair dient vrijspraak te volgen voor feit 2 omdat niet onomstotelijk is vastgesteld dat de aanwezige hond, een zogenaamde “lange hond” betrof. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk dieren heeft gevangen of gedood nu dit niet door getuigen is waargenomen.
Beoordeling
Feit 1
Uit het dossier volgt dat de verdachte tezamen met tenminste twee anderen heeft gejaagd op een haas en wel in de nacht van 22 januari 2015. Het busje met daarin de verdachte en een drietal anderen werd door een thermische camera geobserveerd vanuit een politiehelikopter. Waargenomen werd dat twee mannen over een hek klimmen, een hond loslaten en dat die hond vervolgens in de richting van een haas rent en deze grijpt. Een van de mannen loopt naar de dode haas toe en gooit deze in een sloot. Kort daarna worden alle inzittenden van het busje aangehouden. De volgende ochtend wordt in die sloot door de politie een doodgebeten haas aangetroffen.
Op grond van artikel 13, juncto artikel 4, eerste lid, onderdeel a van de in 2015 geldende Flora- en faunawet (hierna: FFW) is het verwerven van een haas niet toegestaan. De haas is een van nature in Nederland voorkomend zoogdier en wordt in Nederland aangemerkt als een beschermde inheemse diersoort. De haas is als zoogdier (Lepus europeus) opgenomen in bijlage 1 van de “Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten 2013” (
Stcrt. 2013 nr. 8498) zoals door de Minister bepaald ingevolge het vierde lid van artikel 4 FFW.
Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat de officier van justitie de onder dit feit genoemde haas ten onrechte heeft gerubriceerd onder artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de FFW en bijlage 2 van de genoemde Bekendmaking. Dit kan niet anders dan als een kennelijke verschrijving worden aangemerkt. De door de officier van justitie aangehaalde bepalingen zien namelijk op vogels. De rechtbank zal de correcte bepalingen inlezen in de tenlastelegging.
Het tot vrijspraak strekkende bewijsverweer wordt verworpen.
Feit 2
Het staat onweersproken vast dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 mei 2015 meermalen heeft bevonden in velden die op grond van artikel 1, tweede lid van de FFW geacht kunnen worden deel uit te maken van een voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein. Een of meerdere honden waren daarbij steeds aanwezig. Een hond is een middel waarmee kan worden gejaagd. Ingevolge artikel 50, vierde lid van de FFW moet de verdachte daarom - tenzij het tegendeel zou blijken - geacht worden zich ter uitoefening van de jacht in het veld te hebben bevonden.
Dit wettelijke vermoeden blijkt in deze strafzaak ook juist te zijn. Allereerst was de verdachte op 22 januari 2015 op heterdaad betrapt toen hij aan het jagen was. Daarnaast bevat het dossier tal van uitgewerkte telefoongesprekken tussen de verdachte en zijn zoon die onmiskenbaar betrekking hebben op de jacht met honden op hazen. Daarnaast zijn (via WhatsApp) foto’s naar elkaar rondgestuurd waarop honden en dode hazen te zien zijn, maar ook foto’s van honden die hazen aan het verscheuren zijn. Op een aantal van die foto’s prijkt het gezicht van zijn zoon. Deze foto’s zijn middels de WhatsApp account van de vader van de verdachte verstuurd.
Het bewijsverweer dat de verdachte in de tenlastegelegde periode niet zou hebben gejaagd wordt verworpen.
De verdachte wordt voorts verweten dat hij tijdens de jacht gebruik heeft gemaakt van zogenaamde “lange honden” in de zin van de FFW. Een lange hond is een ongeoorloofd jachtmiddel.
De Hoge Raad heeft op 20 december 1955 (vgl. NJ 1956, 196) uitgemaakt dat voor de betekenis van het begrip “lange hond” niet beslissend is het ras waartoe de hond behoort en evenmin hetgeen het spraakgebruik daaronder verstaat. Onder lange hond moet worden verstaan, aldus de Hoge Raad, een hond die naar zijn lichaamsbouw en aard in staat is een haas op het gezicht te achtervolgen en, “zonder dezen door de achtervolging te hebben afgemat”, in te halen en te bemachtigen.
Niet ter discussie staat dat de tijdens de jacht gebruikte honden daartoe in staat waren.
Het andersluidende verweer wordt eveneens verworpen.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 8
Standpunt officier van justitie
Op het terrein van de verdachte is door de wijkagent op 11 maart 2015 een in 2013 uit Tilburg gestolen caravan aangetroffen. Het dossier biedt diverse aanknopingspunten op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de verdachte bij de diefstal van deze caravan betrokken is geweest. Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde diefstal, als van de subsidiair ten laste gelegde heling van de caravan(s) wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van de caravans. Voor zover de officier van justitie zijn standpunt baseert op de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij de wijkagent, wordt overwogen dat [naam medeverdachte 1] niet heeft verklaard dat de verdachte bij de diefstal betrokken was. De twee door de caravanimporteur opgegeven signalementen waaraan de officier van justitie refereert, die overigens geen betrekking hebben op de verdachte zelf, zijn eveneens onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de caravans. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling geldt het navolgende.
Op 12 juni 2015 is op een perceel dat in gebruik is bij de verdachte een caravan aangetroffen waarvan de politie op basis van het chassisnummer heeft vast kunnen stellen dat deze van diefstal afkomstig is. Voorts is gebleken dat de kentekenplaten op de caravan (kenteken [kentekennummer 2] ) en het kentekenbewijs, op naam van de verdachte, dat de verdachte daarvan heeft overgelegd, vals waren. Van het kenteken [kentekennummer 2] is in de woning van de verdachte bovendien nog een tweede vals kentekenbewijs aangetroffen op naam van ene [naam] .
Gelet op het feit dat de verdachte beschikte over twee valse kentekenbewijzen behorende bij de valse nummerplaten op de caravan, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat de caravan van diefstal afkomstig was. Het andersluidende verweer wordt verworpen. De aan de verdachte verweten opzetheling zal bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 9
Beoordeling
Op 2 november 2015 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning en de schuur van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] aan de [adres delict] in Dordrecht. Ten tijde van die doorzoeking zijn in een keukenlade vier doosjes met munitie aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de munitie in de keukenlade heeft gelegd, maar dat zijn zoon, de medeverdachte, hiervan niet op de hoogte was. De rechtbank is van oordeel dat de keuken een algemene en voor een ieder toegankelijke ruimte betreft zodat naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat de verdachte tezamen met de andere bewoners van de woning de beschikkingsmacht had over de in de keukenlade aangetroffen doosjes munitie. De rechtbank acht het onder 9 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 6, 7, 8 subsidiair en 9 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 22 januari 2015 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel
avan de Flora- en Faunawet en opgenomen in bijlage
1van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, te weten een haas (Lepus Europeaus) heeft verworven;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 mei2015 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en Bleskensgraaf en te Zevenbergen en in de Biesbosch en te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, dieren heeft gevangen en gedood met
een ander middeldan de in het eerste lid van artikel 72 van de Flora- en faunawet bedoelde middelen, immers
hebbenhij en zijn mededader
(s
), gejaagd met lange honden zijnde een niet toegestaan middel als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder b van het besluit Beheer en schadebestrijding dieren;
3.
hij in de periode van 7 april 2015 tot en met 25 april 2015 te Dordrecht, een brievenbus merk Vitré, Mezo design, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die brievenbus wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 2 november 2015 te Dordrecht, opzettelijk een radiozendapparaat, te weten een GSM-jammer gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet
geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
6.
hij op 22 januari 2015 te Maasdam, gemeente Binnenmaas, een politieambtenaar, [naam slachtoffer 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling opzettelijk heeft beledigd, door het volgende tegen hem te zeggen: kankerlijer en kankerhond;
7.
hij op 12 juni 2015 te Dordrecht, toen de aldaar dienstdoende [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te
weten het politiebureau te Dordrecht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten te geleiden , waarbij die [naam slachtoffer 3] ten val is gekomen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 3] lichamelijk letsel te weten: verwondingen aan zijn linker elleboog en zijn linker scheenbeen) bekwam;
8.
hij in de periode van 24 juni 2013 tot en met 12 juni 2015 te Dordrecht, een caravan (met
oorspronkelijk kenteken [kentekennummer 3] en chassisnummer [chassisnummer] ) heeft
verworven
envoorhanden heeft gehad , terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die caravan wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9.
hij op 02 november 2015 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), munitie van categorie III, te weten 43 kogelpatronen van het merk RWS en het kaliber .22 en 95 kogelpatronen van de merken RWS en CCI en het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring en cursief weergegeven. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair.
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, Flora- en faunawet, opzettelijk begaan;
2.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 72, vijfde lid, van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd;
3.
opzetheling;
4.
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan;
6.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
7.
Wederspannigheid
en
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
8 subsidiair.
opzetheling;
9.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 2 november 2015 schuldig gemaakt aan een flink aantal strafbare feiten. Zo heeft de verdachte samen met anderen een haas, een beschermde inheemse diersoort, verworven en ook heeft hij samen met anderen gedurende vier maanden dieren gevangen met behulp van lange honden, een jachtmiddel dat niet is toegelaten op grond van de Flora- en faunawet. De verdachte heeft door zo te handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de natuur, almede van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef voor het belang van de samenleving bij een zekere stand van beschermde inheemse diersoorten. Persoonlijk belang en financieel gewin heeft hij vooropgesteld.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een design brievenbus en een caravan. Hierdoor heeft de verdachte bijgedragen aan het creëren van een afzetmarkt voor gestolen goederen, hetgeen het plegen van diefstallen bevordert.
Ook heeft de verdachte zonder vergunning een signaal jammer aanwezig gehad. Een signaal jammer is gebouwd en ontworpen om mobiel telefoonverkeer en plaatsbepaling door middel van het GPS systeem te verstoren dan wel onmogelijk te maken en wordt in het criminele circuit gebruikt om buiten het zicht van de politie te kunnen manoeuvreren. De verstoring van het gsm- en gps-verkeer door signaal jammers kan tevens voor levensgevaarlijke situaties zorgen, omdat ook hulpdiensten in de directe omgeving niet meer mobiel bereikbaar zijn.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie. Ambtenaren moeten erop kunnen vertrouwen dat zij hun functie ongestoord kunnen uitoefenen, zonder geconfronteerd te worden met grievende uitingen. De verdachte heeft door zijn gedrag niet alleen de eer en goede naam van de desbetreffende ambtenaar aangetast, maar ook het gezag dat hem als zodanig toekomt.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding. Bij de worsteling die hierdoor is ontstaan heeft een van de betrokken politieambtenaren enig lichamelijk letsel opgelopen. Dit is een ernstig feit, nu de verdachte de politieambtenaren heeft proberen te belemmeren in de rechtmatige uitoefening hunner bediening.
Tot slot heeft de verdachte zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid munitie.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende en geboden reactie vormt. Mede omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 5 en 8 primair ten laste gelegde, zal de op te leggen straf lager zijn dan de officier van justitie heeft gevorderd.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen portofoon, merk Kenwood; de tas met 4 lichtbakken, reservelampen en een spiegel; en de Duitse registratieplaat Hobby Caravan, blanco te onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank oordeelt daaromtrent als volgt.
De in beslag genomen portofoon, merk Kenwood; de tas met 4 lichtbakken, reservelampen en een spiegel; en de Duitse registratieplaat Hobby Caravan, blanco zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De portofoon, merk Kenwood, en de tas met 4 lichtbakken, reservelampen en een spiegel behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Ook ongecontroleerde bezit van een Duitse registratieplaat Hobby Caravan, blanco is in strijd met de wet.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 juli 2015 van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant is de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 30 juli 2015.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten onder 4 en 9 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 62, 63, 181, 267 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 13 en 72 van de Flora- en faunawet, artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet en de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5 en 8 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4, 6, 7, 8 subsidiair en 9 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair, 3, 4, 6, 7, 8 subsidiair en 9 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot
hechtenis voor de duur van 1 (één) maand;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
portofoon, merk Kenwood;
tas met 4 lichtbakken, reservelampen, spiegel;
Duitse registratieplaat Hobby Caravan, blanco;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 16 juli 2015 van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken , voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Kerens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2017.
De griffier en de voorzitter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, in
elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
opzettelijk,
een of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort,
als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de Flora- en Faunawet
en opgenomen in bijlagen 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse
diersoorten, te weten
een haas (Lepus Europeaus)
heeft verworven en/of onder zich heeft/hebben gehad;
art. 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 22 januari 2015 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, in
elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
opzettelijk,
een of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort als
bedoeld in artikel 1 juncto artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de Flora-
en faunawet te weten,
een haas (Lepus Europeaus)
heeft gedood en/of heeft gevangen en/of heeft bemachtigd en/of met het oog
daarop heeft opgespoord;
art. 9 Flora- en faunawet
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015
tot en met 22 juni 2015 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of
Bleskensgraaf en/of de Moerdijk en/of te Giessenburg en/of te Zevenbergen
en/of in de Biesbosch en/of te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer dieren heeft/hebben gevangen en/of gedood met andere dan de in het
eerste lid van artikel 72 van de Flora- en faunawet bedoelde middelen,
immers heeft hij en/of zijn mededaders, gejaagd met lange honden zijnde een
niet toegestaan middel als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder b van het besluit
Beheer en schadebestrijding dieren
waarbij hij en/of zijn mededaders van het plegen van dat dit misdrijf een
gewoonte heeft gemaakt;
art. 72 lid 5 Flora en faunawet jo artikel 5 Beheer en schadebestrijding
dieren
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2015 tot en met 25 april 2015 te
Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een brievenbus (merk Vitré, Mezo design) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die brievenbus wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art. 416/417bis Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 2 november 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk
een of meer radiozendappara(a)t(en), te weten een GSM-jammer heeft aangelegd
en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft
gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die
radiozendappara(a)t(en) op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet
geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
artt. 10.9 Telecommunicatiewet jo 1 en 2 Wet op de Economische Delicten jo 47
Wetboek van Strafrecht
art. 161sexie ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art. 161sexie ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
art. 161sexie ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2015 tot en met 12 juni 2015 te
Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een personenauto (Merk: Volkswagen, model: Golf) (met chassisnummer:
[chassisnummer] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art. 416/417bis Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Maasdam, gemeente Binnenmaas, althans
in Nederland,
een (politie)ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling opzettelijk heeft beledigd, door het volgende tegen hem te zeggen:
kankerlijer en/of kankerhond, althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
art. 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 12 juni 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
toen de aldaar dienstdoende [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , allen
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig
strafbaar feit, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den)
teneinde die genoemde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier
van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te
weten het politiebureau te Dordrecht, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken
en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die
opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of te slaan
tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die
opsporingsambtena(a)r(en), waarbij die [naam slachtoffer 3] ten val is gekomen,
tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 3] lichamelijk letsel (te weten: verwondingen
aan zijn linker elleboog en/of zijn linkerscheenbeen) bekwam;
art. 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 24 juni 2013 te Strijen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een (afgesloten)
(bedrijfs)terrein heeft weggenomen twee, althans een caravan(s)(met
kenteken(s) [kentekennummer 1] en / of [kentekennummer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 4] en / of [naam slachtoffer 5] en / of [naam slachtoffer 6] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en/of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van
braak en / of verbreking;
art. 310 Wetboek van Strafrecht
art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 24 juni 2013 tot en met 12 juni 2015 te Hulten, gemeente
Gilze en Rijen, en/of te Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een caravan (met
oorspronkelijk kenteken [kentekennummer 3] en chassisnummer [chassisnummer] ) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die caravan wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 416/417bis Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 02 november 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
munitie van categorie III, te weten 43, althans meerdere kogelpatronen van het
merk RWS en het kaliber .22 en/of 95, althans meerdere kogelpatronen van
het/de merk(en) RWS en/of CCI en het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie