ECLI:NL:RBROT:2017:6670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
C/10/522246 / HA ZA 17-233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een beding tot vergoeding bij verbreking van samenwoning wegens strijdigheid met de goede zeden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft de nietigheid van een beding in een samenlevingscontract dat een vergoeding voorschrijft bij verbreking van de samenwoning. [eiser] vorderde dat het beding nietig werd verklaard, omdat het in strijd zou zijn met de goede zeden. De rechtbank oordeelde dat het beding, dat een financiële sanctie oplegde bij beëindiging van de samenwoning, ongeoorloofd was. De rechtbank stelde vast dat de verplichting die aan [eiser] was opgelegd, hem belemmerde in zijn vrijheid om de relatie te beëindigen. Dit was in strijd met de goede zeden, aangezien het beding [eiser] zou dwingen om in een ongewenste situatie te blijven. De rechtbank oordeelde dat het vergoedingsbeding nietig was op grond van artikel 3:40 BW. Daarnaast verklaarde de rechtbank dat een executoriaal beslag dat op 1 februari 2017 op de bankrekening van [eiser] was gelegd, onrechtmatig was. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de grenzen van contractsvrijheid in het licht van de goede zeden en de bescherming van de zwakkere partij in een samenlevingsrelatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/522246 / HA ZA 17-233
Vonnis van 6 september 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.J. van Smaalen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Bouwmeester te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 19 april 2017, waarbij in het incident de vordering is afgewezen en in de hoofdzaak de zaak is verwezen naar de rolrechter en iedere nadere beslissing is aangehouden;
  • de brief van 7 juni 2017 waarbij de comparitie is bepaald;
  • de akte aanvulling van eis met producties;
  • de brief van 4 juli 2017 met producties;
  • de akte bezwaar/verzet vermeerdering eis met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2017;
  • het bericht van mr. H.J. van Smaalen van 19 juli 2017 inhoudende dat partijen niet tot een schikking hebben kunnen komen.
1.2.
Ten slotte is vonnis in de hoofdzaak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in Nederland samengewoond op basis van een affectieve relatie. 2.2. Aan [eiser] is op 21 maart 2011 een verblijfsvergunning voor samenwonen met [gedaagde] verleend, die al vanaf haar tiende jaar legaal in Nederland woont. [eiser] werkt in de horeca. [gedaagde] ontvangt een Wajong-uitkering.
2.3.
Partijen hebben een notarieel verleden samenlevingscontract (hierna: het samenlevingscontract) gesloten op 16 augustus 2011. In deze overeenkomst staat onder meer:
- in de “
Verklaringen vooraf”:
“[…] Zij zijn op 8 maart 2010 te Rotterdam gaan samenwonen en voeren sinds dat tijdstip een gemeenschappelijke huishouding.”
-in artikel 3 van hoofdstuk 3:

Vergoeding […]
Bij verbreking van de samenwoning anders dan door overlijden, huwelijk of geregistreerd partnerschap tussen partijen, zal:
1. partij [eiser] voor ieder jaar dat de samenwoning tussen partijen heeft geduurd aan partij [gedaagde] vergoeden een bedrag van twaalf duizend euro (€ 12.000,00) per jaar, een gedeelte van een jaar naar evenredigheid berekend;
[…]”
-op bladzijde 6:

Slotverklaringen
[…]
De partners zijn ermee bekend dat het samenlevingscontract kan worden gewijzigd maar dat zij daar dan overeenstemming over moeten hebben.
[…]
Tolk
Mede verscheen voor mij, notaris, mevrouw [notaris] , […] die verklaarde deze akte en de mondelinge toelichting van mij, notaris, te hebben vertaald in de Chinese taal (Mandarijn), zodat de comparanten sub 1 en 2 voornoemd, voldoende kennis hebben kunnen nemen van de inhoud en de strekking van deze akte.
[…]
Slot
De verschenen personen zijn mij, notaris, bekend en de identiteit van de bij deze akte betrokken personen is door mij, notaris, vastgesteld aan de hand van de hiervoor vermelde documenten.
De inhoud van de akte is aan hen opgegeven en toegelicht. De verschenen personen hebben verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met de inhoud in te stemmen.
Onmiddellijk daarna is de akte beperkt voorgelezen en door de verschenen personen en mij, notaris, ondertekend.”
2.4.
De affectieve relatie en de samenwoning van partijen zijn aanvang 2016 ten einde gekomen.
2.5.
[eiser] en [gedaagde] zijn thans respectievelijk 46 en 38 jaar oud.
2.6.
[gedaagde] heeft een grosse van de notariële samenlevingsovereenkomst aan [eiser] doen betekenen bij exploot gedateerd “oktober 2016.” In dit exploot doet [gedaagde] [eiser] aanzeggen om een bedrag van € 74.330.- aan “
hoofdsom conform hoofdstuk 3 artikel 3”, vermeerderd met € 92,48 aan explootkosten binnen twee dagen aan [gedaagde] te betalen.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert:
primairte verklaren voor recht dat het beding in lid 1 van artikel 3 van hoofdstuk 3 (hierna: het vergoedingsbeding) van het samenlevingscontract nietig is,
subsidiairhet vergoedingsbeding te vernietigen,
meer subsidiairte bepalen dat het alimentatiebeding uit het samenlevingscontract (a) wordt ingetrokken of (b) gewijzigd in die zin dat de door [eiser] aan [gedaagde] te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud wordt gewijzigd van € 12.000,- per jaar tot nihil per maand. Voorts vordert [eiser] : te verklaren dat het op 1 februari 2017 ten laste van [eiser] gelegde executoriaal beslag op zijn ING bankrekening met nummer [rekeningnummer] onrechtmatig is gelegd, [gedaagde] te veroordelen om alle schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig beslag heeft geleden aan hem te vergoeden, te verklaren voor recht dat voor zover er nog andere belagen gelegd zijn op basis van het in executoriale vorm uitgegeven samenlevingscontract, deze onrechtmatig zijn gelegd, [gedaagde] te veroordelen om alle schade die [eiser] ten gevolge van de onrechtmatige beslagen heeft geleden aan hem te vergoeden en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] voert aan dat het vergoedingsbeding door inhoud en strekking onzedelijk is en daarmee nietig op grond van artikel 3:40 BW. Aan [eiser] wordt een soort in tijd oplopende boete opgelegd bij beëindiging van de samenwoning. Dit ongeacht wie de samenwoning beëindigt en ongeacht de behoefte van [gedaagde] en de draagkracht van [eiser] . Subsidiair voert [eiser] aan dat het vergoedingsbeding dient te worden vernietigd op grond van artikel 3:44 BW wegens misbruik van omstandigheden. [eiser] was ten tijde van het sluiten van het samenlevingscontract de Nederlandse taal niet machtig, laat staan dat hij kennis droeg van juridische bepalingen. Hij behoefde er niet bedacht op te zijn dat het “boetebeding” werd opgenomen. Meer subsidiair stelt [eiser] dat, voor het geval het vergoedingsbeding dient te worden gezien als een alimentatieregeling, het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ten tijde van het sluiten van het samenlevingscontract bedroeg het gemiddelde inkomen van [eiser] netto € 575,-. [eiser] heeft een loonstrook van november 2011 overgelegd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat partijen duidelijke en concrete financiële afspraken met elkaar hebben gemaakt hetgeen valt onder de contractsvrijheid van samenwonende meerderjarigen. Partijen wisten bij ondertekening van de akte waar zij aan toe waren. Een tolk Chinees heeft de akte vertaald. Voorts was het concept-samenlevingscontract in het Chinees vertaald en aan [eiser] ter lezing gegeven. Partijen hebben een vergoedingsafspraak willen vastleggen die niet gekoppeld is aan de in artikel 1:157 BW ontwikkelde normen aangaande een uitkering tot levensonderhoud. De gemaakte afspraak is niet onzedelijk. De rechtsgevolgen zijn naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geenszins onaanvaardbaar. Partijen zijn er door de notaris op gewezen dat de afspraken konden worden gewijzigd. Dat [eiser] dit heeft nagelaten dient voor zijn eigen rekening en risico te blijven. [eiser] heeft een aanzienlijk hoger inkomen dan hij stelt.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1.
De strekking van het vergoedingsbeding is ongeoorloofd, nu [gedaagde] daarmee heeft beoogd dat [eiser] de samenwoning nimmer zou kunnen verbreken gelet op de hoogte van het door hem te betalen bedrag. Ter comparitie heeft [gedaagde] immers verklaard (in de bewoordingen van het proces-verbaal):
“ [eiser] heeft veel dingen aan mij beloofd. Daarom wilde ik hem helpen om een legale status te verkrijgen. Ikzelf verblijf al sinds mijn tiende jaar legaal in Nederland. Vanwege ons samenwonen kreeg hij een verblijfsvergunning voor een jaar. Dat was in maart 2011. [eiser] gaf aan absoluut niet met mij te willen trouwen. Hij wilde het eerst nog aankijken. Ik wilde toen graag naar de notaris om een samenlevingscontract te sluiten met [eiser] , zodat hij niet zomaar de relatie kon beëindigen en weg kon gaan wanneer hij na vijf jaar zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zou hebben. Ik wilde eigenlijk dat [eiser] voor altijd bij mij zou blijven. Voor later als ik verzorging behoef. Daarom heb ik de akte zo opgesteld. Omdat het bedrag dat in het beding was vermeld zo hoog was, zou [eiser] dit bedrag nooit kunnen betalen en altijd bij mij blijven. Dat was de strekking van het beding.”
De hier aan [eiser] opgelegde verplichting komt in strijd met de vrijheid van [eiser] om naar eigen inzicht te beslissen omtrent het samenwonen met [gedaagde] . Het geldelijk nadeel voor [eiser] dat als sanctie is gesteld bij verbreking van de samenwoning is in strijd met de goede zeden, omdat het ten gevolg heeft dat [eiser] hierdoor kan worden geleid bij het nemen van de beslissing, die in volle vrijheid behoort te worden genomen.
Gesteld en onvoldoende betwist is dat [eiser] ’s inkomen ten tijde van het sluiten van de samenlevingsovereenkomst niet hoog was. Het was dan ook te voorzien dat [eiser] de bedongen geldsom bij verbreking van de samenwoning nooit zou kunnen betalen. [gedaagde] was daarmee bekend gelet op haar verklaring ter comparitie.
De contractsvrijheid van partijen vindt haar begrenzing in de wet, in het onderhavige geval wegens strijd met de goede zeden.
4.2.
Het vergoedingsbeding is derhalve nietig op grond van artikel 3:40 BW.
De primaire vordering van [eiser] zal worden toegewezen, evenals de vorderingen in verband met het beslag/de beslagen.
4.3.
Gelet op de gewezen samenwoningsrelatie tussen partijen zullen de proceskosten in de hoofdzaak tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1
verklaart voor recht dat het beding in lid 1 van artikel 3 van hoofdstuk 3 (“het vergoedingsbeding”) van het samenlevingscontract nietig is,
5.2
verklaart dat het op 1 februari 2017 ten laste van [eiser] gelegde executoriaal beslag op zijn bankrekening bij de ING Bank N.V. met rekeningnummer [rekeningnummer] onrechtmatig is gelegd en veroordeelt [gedaagde] om alle schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig beslag heeft geleden aan hem te vergoeden,
5.3
verklaart voor recht dat voor zover er nog andere beslagen gelegd zijn op basis van het beding in lid 1 van artikel 3 van hoofdstuk 3 (“het vergoedingsbeding”) van het samenlevingscontract, deze onrechtmatig zijn gelegd en veroordeelt [gedaagde] om alle schade die [eiser] ten gevolge van de onrechtmatige beslagen heeft geleden aan hem te vergoeden,
5.4
compenseert de kosten van de procedure in de hoofdzaak tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.L. Tan en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 128