ECLI:NL:RBROT:2017:6657

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
10/692047-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen met gevangenisstraf en herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 16 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 1 juli 2017 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.R. Weening. De officier van justitie, mr. L.C. Visser, eiste vrijspraak voor het tweede feit, maar bewezenverklaring van het eerste feit, met een gevangenisstraf van drie maanden en gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het tweede feit niet wettig en overtuigend was bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het eerste feit werd de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging, waarbij hij samen met een mededader de aangever heeft geslagen en geschopt, wat leidde tot letsel. De rechtbank overwoog dat dergelijk geweld een ernstige inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, waarbij de verdachte 90 dagen van zijn eerdere straf moest ondergaan. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/692047-17
VI-nummer: 99/000143-38
Datum uitspraak: 16 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond – Stadsgevangenis Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000143-38, voor de duur van 90 (negentig) dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 juli 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Oranjeboomstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen (telkens) slaan tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] , en - schoppen tegen een been van die [naam slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
het openlijk in verenging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf gebaseerd is
De verdachte heeft samen met een mededader openlijk geweld gepleegd tegen de aangever. De verdachte heeft verklaard al langere tijd op zoek te zijn geweest naar de broer van de aangever, aangezien deze broer een inbraak zou hebben gepleegd bij een neef van de verdachte. Ondanks meerdere pogingen van de verdachte om contact met hem te krijgen over deze vermeende inbraak is dit niet gelukt.
Toen de verdachte en zijn mededader de aangever op straat zagen lopen hebben zij de confrontatie met hem opgezocht – naar zeggen van de verdachte met als doel contact met de broer te verkrijgen – en hebben zij de aangever geschopt en geslagen. De aangever heeft daarbij letsel opgelopen.
Feiten als de onderhavige maken een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak en overige materiële schade, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de duur van gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, met zijn justitiële verleden en gedurende een proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling, uit eigenrichting heeft gehandeld en daarbij geweld heeft toegepast, waardoor letsel bij de aangever is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een andere weg had moeten bewandelen om dit geschil op te lossen. Tegen het plegen van eigenrichting dient dan ook streng te worden opgetreden, temeer nu in deze zaak geweld is uitgeoefend tegen een persoon die niets met het geschil te maken had.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

8.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij arrest van de meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag d.d. 30 september 2013 is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 13 januari 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 13 januari 2017 en bedraagt 974 dagen.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert gedeeltelijke herroeping van de invrijheidstelling voor de duur van 90 dagen. Volledige herroeping zou volgens hem niet in verhouding staat tot de ernst van het gepleegde feit.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke invrijheidstelling van een langere duur als grotere stok achter de deur fungeert die de verdachte er in de toekomst van zal weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De raadsman heeft bepleit de vordering tot herroeping af te wijzen teneinde zo de volledige voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte te behouden.
Subsidiair bepleit de raadsman, indien de rechtbank toch tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling komt, deze te beperken en verzoekt hij rekening te houden met de gevolgen die volledige herroeping of herroeping voor een substantieel deel voor de verdachte zal hebben in verhouding tot de ernst van het gepleegde feit.
8.4.
Beoordeling
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde overtreden. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de herroeping in verhouding moet zijn met het gepleegde feit.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog
90 (negentig) dagenmoet worden ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot
90 (negentig) dagen, moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Oranjeboomstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens): - stompen/slaan op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] , en/of - schoppen/trappen tegen (een)(de) be(e)n(en) en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 1 juli 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Er gaan mensen dood in deze scene. Jullie weten nog niet wie ik ben. Jullie denken dat ik grapjes met jullie maak, maar ik ga jullie laten zien wie ik ben. Jij bent niet veilig, je moeder is niet veilig, je vader is niet veilig. Ik pak jou, ik pak
je moeder, ik pak je vader", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.